Vol 65 Nr 5 (1988)
Artikel
-
Het onbewuste sociale leren
Het begrip verborgen curriculum is een van de onduidelijkste begrippen van de onderwijssociologie. Desondanks wordt dit begrip zeer dikwijlsgebruikt. Veel onderwijssociologen kennen erbovendien een overweldigende betekenis aantoe. De maatschappelijke integratiefunctie vanhet onderwijs zou voor een zeer groot deelgerealiseerd worden via het verborgen curriculum. De overdracht van waarden, normen, interpretatieschema's en gedragspatronen zou grotendeels via latente socialisatieprocessen verlopen. Redenen te over om de theorie van helverborgen curriculum aan een nadere conceptuele en empirische analyse te onderwerpen. Indit artikel wordt het verborgen curriculum uitcengelegd in een tiental elementen. Naast eenkorte be.ichrijving van de inhoud van ieder element wordt nagegaan in hoeverre dit elementeen .solide empirische basis heeft.
-
Tussen letter en woord: het effect van oefening met wisselrijen
Oefeningen met wisselrijen komen frequent voor in diverse onderwijsleerpakketten voor aanvankelijk lezen en uit de begeleidende handleidingen of aanvullende puhlikaties blijkt datmet wisseloefeningen nogal verschillende doelenworden nagestreefd. Omdat er empirisch weinigbekendis over het effect van deze oefeningen, isin een tweetal onderzoeken met in totaal 57beginnende lezers getracht het effect van wisselrijoefeningen op woordherkenning vast te stellen. De leerlingen oej'enden een kleine verzameling van relatief onbekende woorden in decontext van een wisselrij of in een willekeurig.samengestelde rij. De invloed van deze oefeningen op de leesvaardigheid werd nagegaan doormiddel van een leestoets waarin enkele woordendie met de geoefende woorden overeenkwamenen grajeemclusters die in de geoef ende woordenvoorkwamen waren opgenomen. Uit de resultaten blijkt dat herhaald lezen van woorden eeneffect kan hebben op het lezen van woorden, diein letterstructuur overeenkomen. Dit generalisatieeffect treedt echter op zonder dat hetO vereenkomstige grafeemcluster afzonderlijkheter gelezen wordt. De wijze waarop de herhaling plaatsvindt, in wisselrijen oflos.w woordrijenlijkt slechts een ondergeschikte rol te.spelen. De resultaten worden besproken in hetlicht van recente opvattingen omtrent het lerenlezen. De conclusie dat wisselrijen vermoedelijkgeen bijzondere rol spelen in het leren herken
-
De belioefte aan hulp en het bieden van hulp
In een recent themanummer van Pedagogische Studiën bespreken Dc Leeuw, Beishuizen, Van Daaien, Meijer en Perrenet (1987, p.354363) het bieden van hulp tijdens computerbestuurd probleem oplossen. Zij signalerende volgende problemen: Wanneer hulp te bieden, en hoe de hulp te laten aansluiten bij dekennis van de leerlingen. Beantwoording vandeze vragen is m.i. afhankelijk van het inzichtdat men heeft over de behoefte aan hulp. OokDe Leeuw et al. blijken deze mening toegedaan. Hun argumentatie wordt namelijkvooral ontleend aan eigen onderzoek daltot doel had 'de behoefte aan hulp en feedbackvan leerlingen vast te stellen' (p. 357). In de nuvolgende bespreking wordt beargumenteerdwaarom de door de auteurs voorgestelde oplossingen voor bovengenoemde twee problemen (nog) niet aanvaardbaar zijn. De discussie zal zich toespitsen op de relaties tussen debehoefte aan hulp en het bieden van hulp.
-
Hulp tijdens computerbestuurd probleemoplossen
Van der Meij besluit zijn voorgaande reactiemet de opmerking: "de meting van de behoefteaan hulp ... is ongetwijfeld belangrijk. ... Deoplossingen van De Leeuw c.s. zijn daaromnaar mijn mening onvoldoende gefundeerd."Het artikel van De Leeuw c.s. richt zich echterop de vraag welke problemen zich voordoenbij het ontwikkelen van computerbcstuurdeonderwijssystemen en geeft een aantal mogelijke oplossingen voor gesignaleerde problemen, geïllustreerd aan de hand van een tweetalonderzoeken, waaronder het leerpróccstcstonderzoek. Tussen haakjes, dat de Lecrprocestest "het instrument bij uitstek (is) om een(momentane) stand van zaken te geven over dekennis (structuur) van de leerling en bijgevolghet hulp vragen en hulp bieden" wordt door deauteurs niet beweerd (zie ook Van Daalen, DeLeeuw en Beishüizen, 1988).
-
Zo vader - zo zoon, zo moeder - zo dochter? Vergelijkende analyses naar de processen van statusverwerving en onderwijsmohiliteit in Nederland, Hongarije en Polen.
In het onderzoeksverslag gaat do aandacht voornamelijk uit naar de aard en vergelijkbaarheid vande beschikbare data, naar de bruikbaarheid vananalysetechnieken en iets minder naar dc matewaarin bevindingen die uit onderscheiden analysesstammen, met elkaar in overeenstemming zijn. Wathet eerste punt betreft, de gebruikte data, wreektzich vooral de manier waarop in Nederland wordtomgesprongen met de kodering van beroepen enopleidingen. Perschars pleidooi om voortaan koderingen te gebruiken die corresponderen met internationaal gebruikelijke systemen, is niettemin watsnel: behalve de internationale vergelijkbaarheidzou ook de validiteit en dc gebruiksvriendelijkheidvan die Nederlandse coderingen wel wat aandachtkunnen verdragen.
-
Het verband tussen televisie kijken en vrijetijds-lezen: een dwarsdoorsnedestudie
Gebruik makend van tijdbestedingsgegevensverzameld bij een representatieve steekproef\'an jeugdigen tussen de 6 en 16 jaar (N = H34)Werd onderzocht (a) hoe de tijd besteed aantelevisie kijken en vrijetijdslezen zich met leef'ijd ontwikkelt. en (b) welke relaties er tussen'Ie kijk en leestijd bestaan. Met klimmendeleeftijd werd er meer televisie gekeken en nam(Ie tijd besteed aan hel lezen van kranten en tijd"ehriften toe. Maar de totale leestijd ging in hetli'eftijdshereik van 6 tot 16 jaar niet omhoog,yooral omdat oudere kinderen minder strips la'tvi. Het verband tussen de kijk en leestijd hingufvan het type lee.smateriaal. Veel televisie kijken ging doorgaans gepaard met minder boekenterwijl de tijd besteed aan het lezen van''tripboeken een positief verband met de kijktijd^'ertoonde. Een negatief verband tussen de kijk'ijd en de tijd besteed aan het lezen van boeken'lav met name zichtbaar bij jongens en intelliSmte kinderen (VWOleerlingen).
-
R. S. Peters: Filosofische analyse van 'Education'
Gedurende zijn academische loophaan heeftR. S. Peters zijn opvattingen over het begrip'education' een aantal keren ingrijpend herzien.In dit artikel wordt een reconstructie gebodenvan drie fasen in zijn denken over 'education'. Ineen eerste fase geeft Peters zijn vermaarde opsomming van een aantal criteria van 'education'. Dan volgt een tweede fase, waarin hij eenonderscheid maakt lu.':.u'n een ruim en een engbegrip van 'education' en erkent dat zijn criteriaslechts betrekking hebben op het enge begrip.Bovendien wordt in een gezamenlijke publikatiemet P. H. Ilirst dit enge begrip eenzijdig toegespitst op de overdracht van kennis en inzicht. Ineen derde jdse ten slotte, staat de relatie tu.s.wn'education' en de zogenaamde menselijke toestand centraal. 'Education' wordt dan uitgelegdals het ontwikkelen van concepties en attitudenten aanzien van de universele aspecten van hetmenselijk bestaan.
-
Effecten van O.S.M.-Programma's
Bij het recent verschenen jaarverslag over 1986 van de S.V.O. is een jaarboek gevoegdmet als titel "Onderwijsstimulering en activering". In één van de bijdragen aan dit jaarboekbespreekt Van Tilborg (1987) de resultatenvan de summatieve evaluatie van de door hetproject Onderwijs en Sociaal Milieu (O.S.M.)ontwikkelde programma's voor de groepen 2en 3 van het basisonderwijs. (De evaluatieresultatcn van de O.S.M.programma's voor degroepen 4 t/m 8 worden begin 1989 gepubliceerd). Hoewel zij dit niet expliciet onderwoorden brengt is het kennelijk Van Tilborgsbedoeling oorzaken aan te wijzen voor hetonvoldoende realiseren door de O.S.M.programma's van de door het project voor groep3 basisonderwijs nagestreefde doelen (i.e.schoolprestaties groter dan of gelijk aan hetlandelijk gemiddelde op de Citoschoolvorderingentoetsen voor deze groep). Zij wijst hiervoor een drietal clusters van oorzaken aan. Decurriculumontwikkelingsstrategie die een foutief constructievoorschrift o'p een zeer centraalonderdeel bevat; verder de gezinsactiveringsprogramma's die niet breed genoeg vaninhoud zijn en waarvoor de motivatie van deouders niet te wekken was. En ten slotte verkeerd gekozen na te streven implementatieniveaus voor diverse O.S.M.programma'szijn aan te wijzen.
-
Oudergroepen in het Project Onderwijs en Sociaal Milieu
Het project Onderwijs en Sociaal Milieu(O.S.M.) is een initiatief van dr. J. Grandia.Gedreven door sociale bewogenheid en metveel pedagogische kennis over het arbeidersmilieu en de onderwijsproblemen van dezekinderen startte hij in 1969 in Rotterdam ditproject, dat na verloop van enige jaren uitgegroeid is tot het meest omvangrijke Nederlandse stimuleringsprogramma dat in deafgelopen jaren is ontwikkeld voor het basisonderwijs aan kinderen uit lagere sociale milieus. De wetenschappelijke basis voor hetwerkplan van Grandia is zijn proefschrift"Uitdaging en Antwoord" (1968), waarin o.a.een uitgebreide literatuurstudie is opgenomenover kenmerken van gezinnen uit de maatschappelijke achterhoede en gezins, schooien leerlingfactoren die samenhangen met deleerprestaties van deze kinderen.
-
Processen bij begrijpend lezen
Ondanks het feit dat de laatste jaren steedsmeer onderzoek is gedaan naar kennisstructuren, inferentieprocessen en andere hogerevormen van begrijpen, is het aantal onderzoeken op woordniveau de laatste jaren tochtoegenomen. Voor een deel komt dit doordatde hogere processen te weinig specifiek zijnvoor lezen. Maar doorslaggevender is, datkennis over woordherkenningsprocesscnnoodzakelijk is om tot inzicht te komen in hetleesproces van de geoefende lezer, in het lerenlezen en in leesmoeilijkheden.
-
Studeren en doceren aan het Hoger Onderwijs. Vakmanschap als leeropdracht
In hun Ten Geleide kwalinceren de auteurs dit bockaldus: "Het houdt het midden tussen een wetenschappelijk tractaat en een praktische handleiding".Heeft het bock inderdaad dit enigszins tweeslachtigekarakter en op welke doelgroep(en) richt het zichdan?De laatste vraag wordt het duidelijkst beantwoord door de tekst achterop de cover, die het eenuniek instrument acht "voor ieder die doceert aanhet hoger onderwijs". Maar het richt zich ook op"studenten die een kijkje willen nemen achter hetdocentenscherm". In het kader van een studentenevaluatie van docenten, zo vraagt men zich af.' Tochwat idealistisch gedacht vermoedelijk.