Vol 63 Nr 3 (1986)

Gepubliceerd: 1986-01-01

Artikel

  • Curriculumontwikkeling en leertheorie

    A.M.P. KNOERS

    Bij de professionele constructie van curriculain de zin van lesfsenjplannen en (deel)leergangen is toepassing van leertheoretischekennis een noodzakelijke voorwaarde methet oog op de afstemming van onderwijs(leertaken) op leerlingkenmerken.Deze leertheoretische kennis moet in complementaire samenhang met de wetenschappelijke kennis uit de vaktheorie, waarop deconceptuele structuur van de leerstof in hetvak is gebaseerd, in het curriculum wordengeïntegreerdInterdisciplinaire samenwerking van onderwijspsycholoog/didaxoloog en vakexPert/vakdidacticus is daarom bij curriculumconstructie gewenst. In elk geval is beschikbaarheid en toepassing van know how uitbeide disciplines in afstemming op elkaarnoodzakelijk.

  • Coöperatieve leergroepen in het onderwijs

    R.J.A.G. LAMBERIGTS, E.J. VERHAGEN, J.R.M. GERRIS

    Dit eerste artikel (in een serie van twee artikelen) probeert een systematische beschrijving te geven van het spraakmakende verschijnsel van de coöperatieve leergroepen inhet onderwijs. Als doelstelling van het coöperatief onderwijs wordt geformuleerd hetgelijktijdig tot ontwikkeling brengen van decognitieve en sociale competentie van alle betrokken leerlingen. Om de eigenheid van hetcoöperatief onderwijs te laten zien wordt gebruik gemaakt van een beschrijving van decoöperatieve doelstructuur met zijn conseQuenties voor de aard van de taakstructuur,de effectstructuur, de beloningsstructuur ende gezagsstructuur. Op basis van deze structuuraspecten kunnen de hoofdvormen (ar''ongementen) van coöperatief onderwijs getypeerd en onderscheiden worden. Gelet opde unieke functie van het coöperatief onderlijs wordt tenslotte een aantal kanttekeninSen geplaatst bij een mogelijke invoering vanhet coöperatief onderwijs in de praktijk.

  • Suïcidaal gedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs

    P. HEUS , R.F.W. DIEKSTRA, B.I. LEEDEN

    100.000 volgens opgave van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS), een stijging dievoor het grootste deel toe te schrijven is aande jongere (t/m 44 jaar) leeftijdsgroepen(Diekstra, 1984). In de jongste leeftijdsgroepwaarvoor het CBS deze cijfers berekent, degroep van 1520 jaar, was sprake van eenlichte stijging van 2.9 tot 3.3 per 100.000 inwoners, een stijging waaraan gegeven de geringe aantallen geen conclusie met betrekking tot een trendmatige ontwikkeling verbonden kan worden.

  • Opleiding van onderwijsgevenden: een probleemverkenning

    H.H. Tillema

    Door de Stichting voor Onderzoeik van hetOnderwijs (SVO) is een probleemvericenningOpleidingen Onderwijsgevenden uitgevoerd.Een probleemverkenning omvat "een gedocumenteerd overzicht van de relevante(d.w.z. bruikbaar onderzoek op opleverend),onderzoekbaar geachte (en dus aanbesteedbare) hulpvragen binnen een bepaalde programmalijn alsmede aanwijzingen met betrekking tot het soort onderzoek dat bij deonderscheiden vragen het adequaatst geachtwordt. Het gaat hierbij steeds om praktischeproblemen, die beleidsmakers, ontwikkelaars, begeleiders, onderwijsgevenden etc.ontmoeten of hebben ontmoet bij de realisatie van een bepaald veranderingsdoel en/ofbij het wegnemen van een ongewenste situatie in een rond het onderwijs" (SVO, 1984).

  • Verslag van de tweede ISATTConferentie, 28-31 mei 1985

    R. Halkes

    Als vervolg op het eerste symposium van deInternational Study Association on TeacherThinking (ISATT) in 1983, werd eveneensaan de Katholieke Hogeschool Tilburg eentweede conferentie van de vereniging gehouden. Doelstellingen waren een verder gaandeinventarisatie van de standvanzaken, reflectie op onderzoek en de formele instellingvan de vereniging door het laten passerenvan de statuten en de installatie van een 'International Executive Committee'. Tot aande conferentie in Leuven, oktober 1986,bestaat deze commissie nu uit: dr. Joost Lowyck (Leuven, voorzitter), drs. Rob Halkes(Tilburg, algemeen secretaris), prof. dr. Miriam BenPeretz (Haifa), dr. Rainer Bromme(Bielefeld), prof. dr. John K. Olson(Kingston, Canada), dr. John Peters en dr.Harm Tillema (beiden uit Groningen).

  • Algemene inleiding onderwijsrecht

    P.W.C. Akkermans

    Voor een omschrijving van wat onder onderwijsrecht te verstaan valt, zou ik aanknopen bij degrondwetsbepaling over onderwijs: het recht, vastgelegd in dit artikel, en het recht, erop gebaseerd,vormen het onderwijsrecht. Deze benadering lijkteenvoudiger dan zij is. Het begrip recht ervan zalnader gedefinieerd moeten worden: vallen daarbijvoorbeeld alle circulaires van het ministerie vanO.en w. onder? Ook andere keuzen moeten gemaakt worden: maken alle details van de financiële gelijkstelling tussen openbaar en bijzonder onderwijs deel uit van het vakgebied onderwijsrecht,of is de gelijkstelling zelf het centrale beginselwaarvan de uitwerking secundair en dus in het kader van het onderwijsrecht niet van het hoogste belang is? Is onderwijsbegeleiding als onderdeel vanonderwijs te beschouwen of niet? Door een ruimeomschrijving van het begrip onderwijsrecht omzeilt Drop deze en dergelijke vragen. Dat hij zichnagenoeg tot het grondwetsartikel en de uitwerking ervan in formele en lagere regelgeving beperkt, is een toevalligheid.

  • De moeilijkheidsgraad van spelwoorden bij beginnende spellers

    M.G.H. JANSEN, R. LUURTSEMA

    In het aanvankelijk taalonderwijs wordt een relatief groot deel van de beschikbare tijd besteed aan het aanleren van het Nederlandss spellingsysteem met zijn, veelal complexe,regels en uitzonderingen. Onderwijzers zowel als werkers in de onderwijsbegeleidingervaren spelling als problematisch, enerzijdsvanwege de inspanning die het kost en anderzijds vanwege de, veronderstelde, matige resultaten.

  • Suïcidaal gedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs

    P. HEUS , R.F.W. DIEKSTRA, B.I. LEEDEN

    225 leraren uit het Voortgezet Onderwijs, die recentelijk een suïcide of suïcidepoging vaneen leerling hadden meegemaakt beantwoordden vragen over de taken van deschool met betrekking tot suïcidaal gedragvan leerlingen, over problemen bij de uitvoering van die taken en over mogelijke oplossingen voor die problemen. Discrepantiestussen erkenning en uitvoerbaarheid tradenbij de meeste taken naar voren. Het vroegtijdig signaleren van potentiële suïcidepogers,het helpen verwerken door de medeleerlingenvan een suïcidale handeling, het vergemakkelijken van de terugkeer op school van een suïcidepoger, begeleiding van een suïcidepogerdoor de school, en algemene aandacht voorhet omgaan met emotionele problemen, worden alle vaker als taak erkend dan uitvoerbaar geacht. Het omgekeerde is het gevalwanneer het gaat om het inlichten van de medeleerlingen over een suïcide of suïcidepoging. Factoranalyse van erkenning en uitvoerbaarheid van de negen taken levert driefactoren op: (I) reageren op de gevolgen vaneen suïcidale handeling, (2) het informerenvan de medeleerlingen, en (3) preventie vansuïcidaal gedrag. Enkele voorbehouden bijde resultaten worden gemaakt, en enige implicaties voor preventie van suïcidaal gedragin het Voortgezet Onderwijs worden besproken.

  • Coöperatieve leergroepen in het perspectief van onderzoek

    R.J.A.G. LAMBERIGTS, E.J. VERHAGEN, J.R.M. GERRIS, H.W. CAMPBELL

    In dit tweede artikel over coöperatieve leergroepen staat de relatie met onderzoek centraal. Resultaten van onderzoek, waarin verschillende vormen van coöperatief onderwijsworden vergeleken met competitieve en individualistische onderwijsvormen, ondersteunen de conclusie over de superioriteit vancoöperatief onderwijs, zowel met betrekkingtot het sociale als het cognitieve leren. Tegelijkertijd wordt in een kritische analyse duidelijk, dat niet de coöperatieve structuur alszodanig verantwoordelijk is voor de superieure effecten, maar het proces van socialeinteractie tussen leerlingen. Aan de hand vaneen heuristisch schema wordt de centraleplaats van het sociale interactieproces geïllustreerd. Tevens wordt ingegaan op de implicaties van het schema voor toekomstig onderzoek.

  • De invloed van gehechtheid bij tweejarigen op leesinteresse in de kleuterperiode

    M.H. IJZENDOORN

    Binnen de BowlbyAinsworth gehechtheidstheorie is nagegaan of de kwaliteit van de gehechtheidsrelatie tussen jonge kinderen (ongeveer 24 maanden oud) en hun moeder effect heeft op de leesinteresse in de kleuterleeftijd. Uit de resultaten blijkt dat kinderendie op tweejarige leeftijd veilig gehecht waren, op vijfjarige leeftijd meer belangstellingvoor het geschreven woord tonen dan kinderen die op tweejarige leeftijd onveilig gehechtWaren. In de discussie wordt onder meer ingegaan op de implicaties van vroege emotionele ervaringen binnen het gezin voor de latere cognitieve ontwikkeling.

  • Culture, communicati-on and Cognition: Vygotskian perspectives

    F.J. Linden der van

    De redacteur heeft het boek, enigszins arbitrairzoals hij zelf erkent, uiteen laten vallen in drie delen. Deel 1 beoogt Vygotskfj's benadering naderuiteen te zetten. Deel 2 omvat commentaar op enuitwerkingen van semiotische kwesties die in Vygotskij's werk impliciet dan wel expliciet aan bodkomen. Deel 3, tenslotte, behandelt toepassingenvan Vygotskij's ideeën op een aantal praktischegebieden, zoals diagnostiek en (tweede) taalverwerving.