Vol 61 Nr 2 (1984)

Gepubliceerd: 1984-01-01

Artikel

  • De evaluatie van Piagets theorie over de intelligentie

    J. ODEHNAL

    Dit artikel geeft een overzicht van enige opvat"ngen over Piagets theorie over intelligentieont^'ikkeling in de Sovjetunie, uitvoerig gedoeu'nenteerd met citaten van vooraanstaande psy^^^ologen. Daarbij blijken markante overeenstemmingen tussen Piaget en de sovjetpsychologische"«'e op de denkontwikkeling. Beide stellen het^'^tiviteitsbegrip centraal en beschouwen de^denkontwikkeling kwalitatief, als ontwikke^'ngsproees vanuit objectgerichte activiteit.Daartegenover hebben sovjetpsychologen kri'H op Piagets mechanistische denkopvatting,°P de asociale, ahistorische opvatting over het^'"d en zijn ontwikkeling. Intelligentieontwikkeling is volgens hen géén spontaan proces,'naar berust op de verwerving van de nuiat"eltappclijke ervaring door hel kind in de omSang met volwassenen (m.n. in onderwijs). Psyehologisch oiulerzoek moet bijgevolg ook voorconstruerend van aard zijn.óndanks alle kritiek is de dialoog van de'jctpsychologen met Piaget belangrijk van

  • , De individuele ontwikkeling in maatschappelijk-historisch perspectief

    W. Wardekker

    De laatste tijd wordt in steeds meer studies rond dezogenaamde cultuurhistorische school, een belangrijke stroming in de onderwijswetenschappen in de°^jetUnie (Vygotskij, Leont'ev, Davydov) en«aarbuiten (Holzkamp, Van Parreren, Vos), er deätlruk op gelegd dat deze stroming méér betekenis®®ft dan alleen maar die van een opvatting overJ"^kkelings en leerpsychologie

  • Evaluatie van adaptief onderwijs

    D. Jons de

    initiatief van Margaret C. Wang (University of•^ttsburgh) en Herbert J. Walberg (University of lUiof Chicago) werd in juni van het vorig jaar een^"ferentie belegd voor een 30tal wetenschappersit^de U.S.A. rond "Adapting Instruction to student^erences, synthesis of theory, research and prac^ • Als uitvloeisel van de contacten van de vakgroepndervnjskunde van de R.U. Leiden (o.m. het bevan Prof. M. Wang ten tijde van het Leidse^'atiesymposium over 'Zelfstandig en zelfverantoordelijk leren' (december 1981), ontving onder°®'«kende een uitnodiging deze besloten conferentie(Lr Leaming Research and Development Center„ '^DC) van de universiteit van Pittsburgh bij te^onen.

  • Beoordelen van werkstukken

    G.J.J.M. STRAETMANS

    Bijna de helft van de beschikbare tijd in de opleiding voor tandarts wordt besteed aan het aanleren van praktische vaardigheden. De basis voor het leren beheersen van 'deze vaardigheden wordt gelegd in het preklinisch motorisch onderwijs. Evaluatie vindt in deze leerfaseplaats door middel van zogenaamde 'worksample tests'. Bij dergelijke tests moeten degeëxamineerden de verworven vaardighedenaanwenden onder condities die de daadwerkelijke werksituatie simuleren. Het gebruik vande 'fantoomkop' staat hierbij centraal. Dit iseen metalen of plastic model van een menselijkhoofd, waarin natuurlijke of kunststof elementen geplaatst kunnen worden. De gehanteerde technieken vertonen zoveel mogelijkovereenkomst met die welke gebruikt wordenbij echte patiëntbehandeling. Het grote voordeel van 'worksample tests' is dat ze direct dete evalueren vaardigheden kunnen meten. Deze grote potentiële validiteit staat in schril contrast met de constatering van vele onderzoekers in binnen en buitenland, dat de kwaliteitvan de evaluatie van het preklinisch en klinischmotorisch onderwijs te wensen overlaat. Metname wordt getwijfeld aan de betrouwbaarheid van de evaluatie, gedefinieerd als de matevan overeenstemming binnen een beoordelaarof tussen een aantal beoordelaars. Voor hetonderwijs heeft dit ernstige gevolgen:

  • De multi-etnische en multi-culturele samenleving van straks

    K. SIETARAM

    Met name wordt in dit artikel getracht de verschillende facetten die aan de orde komen bij eenpoging tot integratie van allochtonen en autochtonen te bespreken, om zo te komen tot eennieuw cultuurbesef Hierbij wordt integratie gezien als incorporatieve integratie. Deze vormvan integratie richt zich op een hoger niveau danhet beleidsplan (1981), dat zich beperkt tot hetniveau van elkaar leren 'kennen, waarderen enaccepteren', waarbij de termen assimilatie enculturele integratie als synoniemen worden gezien.

  • Het collectieve emancipatie-ideaal van een individualist

    A. wesselingh

    Vervoort (19201981) was de eerste Ne^■■•andse socioloog die zich gedurende het^'^^tste deel van zijn wetenschappelijke loopaan systematisch met onderwijs en opvoe■"g heeft bezig gehouden. Hij kan dus metJ^ht als een van de 'founding fathers', zo niet.. ^ grondlegger van de Nederlandse onderl^socioiQgjg ^Qfjjen beschouwd,."at alleen zou een analyse van zijn onder.^'Jssociologiscv, oeuvre rechtvaardigen, maar erHoewel zijn spreekwoordelijke terughoudendheid wellicht anders zou doen vermoeden, heeft hij met zijn publikaties, lezingenen inleidingen niet alleen het specialisme onderwijssociologie mede ontwikkeld, maar ookvoor een breed publiek de onderwijssociologische zienswijze gepropageerd en het denkenover onderwijs en opvoeding vanuit een sociologisch gezichtspunt sterk gestimuleerd. In hetbijzonder geldt dat voor zijn onderzoek en theorievorming over het probleem dat hem altijdspeciaal heeft bezig gehouden: de relatie tussenonderwijs en maatschappelijke ongelijkheid.

  • Gedragsproblemen.

    J.D. Imelman

    Öitbock, dat op het toneel van de orthopedagogiekrol zou kunnen spelen van antagonist van Terfiorsts Algemene Pedagogiek', kon de auteur slechts"'fit moeite gepubliceerd krijgen. Voor een overigensgerenommeerde uitgever zou het amorele karakterfirvan één der redenen hebben gevormd om het niet'"ajn fonds op te nemen. In zekere zin is dc strekkingRedmeijers boek er zeer wel mee getypeerd.; staat tot het andere en de anderen op een'gesloten', gestructureerde, en op een deels"Pen', structurerende manier. Deze laatste houdinghet mogelijk op een vrije, creatieve wijze^ ructuur aan te brengen in de ons omringende sociale■^ateriele wereld. Het opgroeien in een van morele^es d(X)rdrenkte samenleving heeft een verstar^ende uitwerking; het kind doet er een 'gesloten weI ° mee op. Omdat de samenleving echter verschilsamenhangende, morele ctxies kent,"et opgroeiende kind zo zijn eigen waarden enrmen internaliseert, kan men voortdurend con^'«cn verwachten tussen enerzijds individuen en dehen aanvaarde normen en anderzijds de sociaal^ nvaardc structuren in de samenleving. Zonder enig^oorbehoud kiest Redmeijer, geen enkel waarderend^ordcel vellend over het meer of minder waard zijn^ ^'gerende (persoonlijke dan wel door velen geeldc) waarden, vtxir het principe van de gelijk^ ärdigheijj Ieder dient bij voorbaat geaccepteerd te^°rdcn; alle 'morele codes' zijn bespreekbaar in eenVadie moet leiden tot een passender opstelling(jg ""ndcrcn, opvoeders en begeleiders. En wel om^^^ die codes aldus Redmeijer in logisch opzichtjeetief zijn. Normen en waarden, ja, überhaupt demet behulp waarvan mensen hun wereld^^ cturercn, zijn immers slechts als zodanig aan^^''We«, empirisch waarneembaar; ongeacht of hetQj^®®®' oma in de persoon geïnternaliseerde dan welg^l 'n de samenleving aanvaarde 'structuren' ('ref^^^^'emen' is vermoedelijk een betere term; lm.),tuj duidt a aan met PS en b met SAS. Del^^^en de Ps en de SAS voorkomende conflicten•^en slechts door middel van communicatie (in

  • Ontwikkeling en begaafdheid: een toelichting

    L. WARDEKKER, V. BLOM

    "'^n poging te laten zien dat die verschillen^^or een veel groter deel produkt zijn vanl^enselijk handelen dan bcgaafdheidsthe'eggen.Hij beweert niet alleen iets over de relatieg '"''en begaafdheid en onderwijs, hij geeft otik(niogelijke) verklaring. De discussie over^^ ^re/nurture percentages doet dat niet.

  • Hoogbegaafdheid

    J. SCHELTENS

    Als basisstelling nemen Blom en Wardekkeraan, dat 'allen alles moeten leren'. In principekan men elke irrationele stelling als basis vaneen theorie nemen. Het theoretiseren heeft danechter niets met de realiteit te maken. Het isnog nooit vertoond, dat een persoon alles hadgeleerd. M.i. zegt wetenschap iets over hoe eenof ander is, maar niet hoe het moet zijn. Zouden de schrijvers werkelijk geloven, dat iedereen alles kan leren? Ze beroepen zich er op, datVygotskij het bewustzijn, dus de basis van hethandelen, niet als een aangeboren capaciteitbeschouwt. Maar t)ok een pasgeboren kindverricht handelingen en zou dus, in tegenspraak met de leer, toch bewustzijn moetenhebben.

  • Evaluatie-onderzoek en onderwijsvernieuwingsbeleid

    W.L. Wardakker

    ln onderwijsvernieuwingsprojecten wordt veel arbeid en creativiteit gestoken. Vernieuwing van het onderwijs bepaalt steeds meer denie/'"^ ^an het onderwijsbeleid.

  • De evaluatie van Piagets theorie over de intelligentie van J. Odehnal

    B. OERS

    Tekenend voor de belangstelling van de^"vjetpsychologen voor Piaget is zeker de publikatie van een artikel van Piaget over de rolVan de handeling in de ontwikkeling van het^•^nken in het gezaghebbende psychologische'■jdsehrift 'Voprosy Psichologii' (reeds in''^65!). Van dit veelvuldig door OostEuroP^se psychologen aangehaalde artikel bestaat'^genwoordig ook een Engelse versie (Piaget,In (Je reeks Piagetanalyses cn evaluaJ'^^ past ook een onlangs door ObuchovaU98()) gepubliceerd boekje waarin de argumenten voor cn tegen Piaget uitvoerig be'^Proken worden. Obuchova's analyses van Piaê^^ts theorie bevatten overigens weinig origi"eels en overtrelTen daarin vele westerse be^chrijvinggp en analyses niet. Onlangs heeftde Tsjechische psycholoog Jifi' Odehnalmet dit onderwerp bezig gehouden in een^^ikel betreffende de evaluatie van Piagets•Jcorie over de denkontwikkeling in de SovjetOp heldere en beknopte wijze geeft^ dchnal een overzicht van sovjetpsychologi'^nc visies op Piaget aan de hand van verscheidene Russische auteurs. In feite maakt Odehartikel Obuchova's boekje overbodig. Dat" artikel van Odehnal nu ook in Nederlandseertaling beschikbaar is, is in menig opzicht eenzaak.

  • Gedragsverschillen tussen kinderen van GLOen verschillende typen van BuOscholenZoals beoordeeld door leerkrachten

    W. Bloteaanhane

    Van der Wissel (1978, 1979) constateerde ineen onderzoek naar integratiebereidheid'm.b.t. MLK, LOM cn GLOscholen een opvallend geringe bereidheid tot integratie bijLOM en MLKscholen. Een verrassend resultaat omdat de respondenten (hoofden vanLOM en MLKscholen, psychologen en inspecteurs BuO) nauwelijks in staat bicken toteen éénduidige toeschrijving van lecrlingkenmerken aan hetzij LOM, hetzij MLleerlingen. Toch werd het MLkind duidelijk andersgepercipieerd als het LOMkind.

  • Het voorspellen van lees- en spellingprestaties in het eerste leerjaar

    J.C. MOMMERS, D. DONGEN

    ^'''even naar het voorkomen van leesmoei'Ikheden vooronderstelt kennis omtrent de va"obelen die een rol spelen bij de ontwikkelingde leesvaardigheid. In dit kader werd onderifj /loeverre gegevens over het sociaal mischoolrijpheid en leesrijpheid, verzameldmet systematisch leesonderwijs was beSo'wie«, verschillen in lees en spellingvaardigbl' J'^ 'ie? eerste leerjaar kunnen verklaren. Dit'ly slechts in beperkte mate mogelijk te zijn.veterden door middel van communaliteitsP'^'^analyses samenhangen gevonden, die^^ant geacht moeten worden voor diagnostionderwijzen.

  • evaluatiepraktijk en het gebruik van evaluatiegegevens

    J. berg den

    'J onderzoekers en bij potentiële gebruikersresultaten van onderzoek kunnen veel^'ächten worden beluisterd over het gebruikonderzoeksresultaten. Onderzoekers kladat beleidsmakers en uitvoerders te weigebruik maken van de resultaten van on^'"zoek; potentiële gebruikers klagen dat onfzoekers gegevens opleveren waarop zijbeleid kunnen baseren. Bij sommigen^^'^taat de neiging om deze klachten als onte(Je te wijzen: het behoort nu eenmaal totvan onderzoek, dat resultaten wor

  • Evaluatie bij grootschalige onderwijsinnovaties

    F.N. KARSTANJE

    '"^hillcn die daarin naar voren komen, zijn zopoot dat men best zou kunnen spreken van een"lethodenstrijd'. Op het eerste gezicht lijkt^^c discussie onafhankelijk gevoerd te worvan dc bekende 'Methodenstreit' in de^ociale wetenschappen, waarvan de bakermat'kwijls gelokaliseerd wordt in de Frankfurter^chule. Bij nader inzien blijkt de aanleidingkritische reflectie op theorie en praktijk'^" evaluatieonderzoek dezelfde te zijn, nade geringe betekenis van het onderzoek^^oor de praktijk. Kenmerkend voor evaluatie"Ucrzoek is immers dat het plaats vindt binde context van praktische, niet zelden poiif^*^ ' ^besluitvormingsprocessen. In de conontatie van evaluatieonderzoek met deze{^■"^ktische (politieke) context blijken besluit^ormingsprocessen dikwijls heel wat minder^"onccl te verlopen dan de onderzoeker zou^"scn of vanuit zijn/haar achtergrond ver/jcht. (Zie bijvoorbeeld Patton, 1978; Weiss,

  • Beleidsgericht evaluatieonderzoek tussen aanpassing en kritiek

    J. SCHEERENS

    Een belangrijk deel van de beleidsgerichte onderwijsresearch in Nederland is het onderzoekin het kader van de landelijke innovatieprojecten, Middenschool, Basisschool, OpenSchool en Participatieonderwijs. Uit een onlangs afgesloten studie naar het functionerenvan het desbetreffende onderzoek (Scheerens,1983a), blijkt dat daarbij twee opmerkelijkefactoren in het spel geweest zijn: in de eersteplaats is het beleidsgerichte onderzoek over hetalgemeen sterk naar de onderwijspraktijk 'toegetrokken' en in de tweede plaats zijn er indicaties die wijzen op een politieke bepaaldheidvan de rol die het onderzoek in kwestie kan(mag) spelen.

  • Problemen bij summatief evaluatie-onderzoek

    W. GRIFT

    Evaluatieonderzoek' heeft zich in het recenteverleden mogen verheugen in de aandacht vande Nederlandse onderwijswetenschappers. Deeerste evaluatierapporten van de grote ondervvijsvernieuwingsprojecten die in het begin vande zeventiger jaren zijn gestart, zijn inmiddelsverschenen en hebben op niet altijd gelukkigewijze de dagbladpers gehaald (cf. Stokking enDe Vries, 1981; Van den Berg en Weiten,1981). Ook van recenter gestarte onderwijsvernieuwingsprojecten, zoals het Mavoproject, het Landelijk Leerplaatsenproject, denieuwe Basisschool, en enkele experimentenMiddenschool zijn inmiddels evaluatierapporten verschenen (cf. Creemers, 1977; Boersmaen Van Viersen, 1979; Wagenaar, Van Kesselen De Vries, 1979; Van Viersen en Boersma.1980; Bosman, Van de Grift en De Jong, 1981;Van de Grift en De Jong, 1981; De Vries,1982; Van Eek en Lington, 1982; Coopmans,1982; Van Veldhuizen en Span, 1982; Van deGrift, De Vries en Baltzer, 1983). Daarnaastverschenen meer beschouwende publikatiesover evaluatieonderzoek. We kunnen hierdenken aan besprekingen van uitgevoerdeevaluatieonderzoekingen. De externe evaluatie van het Innovatieproject Amsterdam werdin een forum besproken en in de Informatiebladen van de Rijksuniversiteit Groningenwerd hiervan verslag gedaan. Slavenburg besprak het evaluatieonderzoek van hetGEONproject (cf. Slavenburg, 1982). Behalve besprekingen van uitgevoerde evaluatieonderzoekingen werden er ook meer algemeenbeschouwende artikelen over evaluatieonderzoek gepubliceerd. Van de kant van de Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs (SVO)verscheen een memo over de achtergronden enuitgangspunten voor beleidsvoering bij evaluatieonderzoek (cf. SVO, 1980). In 1981 verscheen de bundel 'Aspecten van Leerplanevaluatie', een bundel voordrachten en papersnaar aanleiding van het 10jarig bestaan vanhet CITO (cf. Weeda, 1981). Het Centrumvoor Onderwijsonderzoek van de Universiteitvan Amsterdam onderzocht de mogelijkhedenen beperkingen voor een instituutsprogrammaover evaluatieonderzoek in het onderwijs (cfBos et al., 1982). Ook op minder institutioneelgeorganiseerde wijze behandelden onderzoekers onlangs evaluatiethematieken (VanGrift, 1981; Stokking, 1982; Hofstee, 1982)Op het eerste gezicht lijken de behandeldeonderwerpen over evaluatieonderzoek diversDe Groot (1981) bespreekt enkele zorgwekkende verschijnselen in de praktijk van evali'atieonderzoek en stelt als remedie een probleemgerichte benadering voor. Stokking(1982) geeft een introductie in de bestaandi'evaluatiemodellen. Creemers (1981) laat ziendat deze nauwelijks gebruikt worden. Hofstc»(1982) meent enkele pseudodilemma's Mevaluatieonderzoek op te ruimen en stelt ecnnieuw evaluatiemodcl voor. Stokking (1983)vervolgens verbaasd over het door Hofstee ondernomen opruimwerk en is teleurgesteld i"Hofstees alternatief. Van de Grift (1981) gaalin op de problematiek van de verschillend''kennisbelangen bij evaluatieonderzoek i'nMeijer (1981) gaat in op metaevaluatie. Bi'naantal thematieken keren in deze publikati»'''regelmatig terug: de bruikbaariieid van de resultaten van evaluatieonderzoek; het jarg"nvan de evaluatieonderzoekers en de kwalif'''van evaluatieonderzoek. Er is duidelijkaan de hand met evaluatieonderzoek. In di'artikel zullen we stil staan bij enkele reccn'onderkende problemen bij summatief evaln'atieonderzoek. We beperken ons hierbij to'evaluatieonderzoek waarin gebruik gemaak'wordt van het experimentele model.