Vol 60 Nr 4 (1983)

Gepubliceerd: 1983-01-01

Artikel

  • Van intelligentie, persoonlijkheid, studiestrategie, en studeergedrag naar studieresultaat

    M.F.E. LACANTE

    De vaststelling dat het percentage geslaagden de eerste kandidatuur psycliologic (K.U.Leuven) dc laatste tien jaar gedaald is van 507k,tot 33%, dit bij een verdubbeling van het aantalstudenten in diezelfde periode, is uitgangspuntvan deze studie. Ongeveer 19% van de ingeschreven eerstejaars slaagt in de eerste exanenzittijd (juli), 14% in de tweede (septeml^er). Het actuele rendement bedraagt dus éénop drie. Deze noodsituatie dwingt tot reflectie;Vandaar dit onderzoek.

  • Innovatiestrategieën van directeuren van dag-/avondscholen voor volwassenen

    A.J. COZIJNSEN, R.A.C. HOKSBERGEN

    In deze bijdrage zal worden ingegaan op devraag 'welke innovatiestrategie directeuren vandag/avondscholen voor volwassenen hebbengevolgd om zowel op de hoogte te komen vaninnovaties als om deze uiteindelijk te aanvaarden'. Het hoofdaccent ligt op het individueleinnovatie (besluitvormings)proces van de directeur. Deze is derhalve de adoptieeenheid enniet de schoolorganisatie. De auteurs veronderstellen dat de schoolleider de belangrijkste initiator en promotor van innovaties is, doordat hijals 'boundaryspanningmanager' een goed inzicht heeft in de innovatieimpulsen vanuit deomgeving. Maar evenzeer doordat hij zijn 'positionpower' kan aanwenden om beslissingen tenemen. Om ditinnovatie(besluitvormings)proces met de daarbij (wel/niet bewust) gehanteerde 'strategie' van directeuren van dit schooltype in kaart brengen, wordt gebruik gemaaktvan het zogeheten 'SocialInteractionmodelVan Havelock.

  • Zoekgeraakt: Petersens Jenaplan-pedagogiek

    J.D. IMELMAN

    'Een Nederlandse vertaling van de Führungslehre des Unterrichts k1937) in 1982: een anachronisme? Zeker zal de vertaling van het praktischpedagogische hoofdwerk van Peter Petersen in kringen van ondem'ijs en opvoeding hieren daar verbazing wekken. Men zal zich wellichtafvragen of de Jenaplanbeweging in Nederlandde weg van de persoons en historieverheerlijking is opgegaan.

  • Beiaard en de universitairelerarenopleiding

    J.H.G. Giesbers

    van haar studenten — aanstaande leraren. Terugziend op de achter ons liggende periode'^an men constateren dat dank zij de grote inzet Van alle betrokkenenwaarbij ik zeker dieUniversitaire bestuurders die hun rol in dezegoed begrepen hebben niet uitsluit erg veel'bereikt is. Ik denk hierbij aan profilering encr^'jds, onderlinge afstemming anderzijds van algemene onderwijskunde en vakdidactiek, hetcentraal stellen van de practischc vorming in deopleidingsmodellen zonder daarbij te vervallenhet aanleren van atheorctischc trucs en^■^efjcs, de ontwikkeling van algemeen onderwijskundig en vakdidactisch onderzoek, het•^et vrucht werken aan dwarsverbindingen'ussen vakwetenschap cn het schoolvak. Kort"ni, tot voor kort dachten betrokkenen dat alle•Moeite cn inspanningen niet tevergeefs warengeweest cn dat eindelijk de universitaire lera■'enoplciding op bevredigende wijze in dc universitaire structuur verankerd was. Deze consolidatie kwam echter op losse schroeven testaan naarmate signalen van de departementale oerwoudtamtam steeds duidelijker wezenop een aanstaand beleidsvoornemen om deuniversitaire lerarenopleiding af te schaffen. Injuni 1982 stelde de voorzitter van de Academische Raad de Minister in kennis van de bezorgdheid van de Raad over de wijze waaropvia geruchten bekendheid werd gegeven aandeze ingrijpende maatregel. Gevraagd werdom informatie op korte termijn over eventuelevoornemens met betrekking tot de universitaire lerarenopleiding. Maanden verstrekenwaarin de geruchtenmachine volop doorwerkte, ambtenaren alsmaar loslippiger werden en via departementale lekken meer enmeer duidelijkheid ontstond over hoe Haagsekringen denken over wat op het punt van deuniversitaire lerarenopleiding bereikt is en hoede toekomst er in deze uit moet zien. In februari 1983 verschijnt dan eindelijk de conceptbeleidsnota Beiaard een zoals het voorwoordzegt geconsolideerd toekomstbeeld met betrekking tot de tweefasenstructuur, voorwaardelijke financiering van onderzoek, universitairwetenschappelijk personeel en taakverdelingen concentratie.

  • Colloquium: Tien jaar V.S.O. Een confrontatie tussen onderzoek en praktijk

    H. Neve

    Onderwijsbeleid in een periode van economische crisis en van demografische neergangAls eerste spreker gaf W. Wielemans (K.U.Leuven) een samenvatting van het onderzoekmet betrekking tot de V.S.O.beleidsvoering.Vooreerst klaagde de spreker het irrationelegehalte van het onderwijsbeleid aan, als gevolgvan het inadequaat reageren op economischeen demografische ontwikkelingen, van het ontbreken van een globaal onderwijsplan en vantypischBelgische spanningen zoals die tot uiting komen in het Schoolpact en in de commu

  • Leerstoornissen en cognitieve stijl

    E.J. Kappers

    In het derde hoofdstuk wordt het té kwantificerenden té categoriserend onderzoek naar leerstoornissen gekritiseerd. Een vruchtbaar behandelingsplan kanbeter worden opgesteld op basis van analyse van deopname erv verwerking van informatie door de kinderen. Aldus betoogt de auteur benaderen we dezaak, vanuit een cognitieve invalshoek. Vervolgenslegt hij vanuit de cognitieve invalshoek op een o.i. teweinig onderbouwde wijze de relatie naar cognitieve stijlen via Van Meels (bekende) onderzoek(1975). Cognitieve stijl wordt gezien als 'een mogelijk perspectiefvol pad binnen de informatieverwerking' (pag. 39).

  • Van wijsgerige naar theoretische pedagogiek. Over de takenvan de theoretische pedagogiek bij onderzoek naarvroegkinderlijke opvoeding

    M.H. IJZENDOORN

    In deze bijdrage wordt een pleidooi gehoudenvoor een theoretische wending in de pedagogiek.Ten eerste wordt voorgesteld, afscheid te nemenvan een essentialistische wijsgerige pedagogiekdie pretendeert middels definities het wezen vande opvoeding te kunnen beschrijven. Ten tweedewordt gewezen op de belangrijke rol van detheoreticus bij de ontwikkeling van pedagogische onderzoekprogramma's en stelling genomen tegen empiricistische en prakticistische tendensen in de opvoedkunde. De taken van detheoretische pedagogiek t.b.v. een theoretischewending zijn: wetenschapstheoretisch en waardentheoretisch onderzoek, integratie van minitheorieën in overkoepelende onderzoekprogramma's, en dienstverlening bij empirisch onderzoek. Het betoog wordt geïllustreerd metvoorbeelden van theorievorming en onderzoekop het terrein van de vroegkinderlijke opvoeding.

  • Geïntegreerd cijferen volgens progressieve schematisering

    A. TREFFERS

    De verhandeling over geïntegreerd cijferen volgens progressieve schematisering is een vervolgop twee artikelen in dit tijdschrift. Na een inlei^'ng over de relatie cijferenhoofdrekenen inVerband met de ontwikkeling van zakrekenma^hientjes en zakcomputers, worden de kenmerken van de progressieve schematisering beschreien aan de hand van cijferend vermenigvuldigenen delen. Aldus ontstaat een beeld van de specifieke trekken van deze cijferaanpak gesteld tegende achtergrond van het gangbare geïsoleerde'^'iferen volgens progressieve complicering. Verbolgens worden de onderzoeksgegevens over de''esultaten van het onderhavige cijferen gepresenteerd. En we eindigen met een samenvattingbon deze Wiskobasleergang.

  • Onderwijspsychologie en werkwoordsdidactiek: effecten van een leergang

    E.M.H. ASSINK

    Dit is het eerste deel van een artikel, waarin de opbouw en het effect van een leergang voor het spellen van werkwoordsvormen, gebaseerd op'deeën van de sovjetpsychologen Landa enGal'perin, wordt geschetst. Dit eerste deel bevat^en beschrijving van de opzet van deze leergang.Het tweede deel bevat het verslag van een onderhoek naar de effectiviteit van de ontwikkeldeonderwijsprocedure.

  • Het PME (Psychology of mathematics Education) Congres Antwerpen 1982'

    F.J. Brink den van

    Van 19 t/m 24 juli 1982 werd in Antwerpen op de campus van de U.I. A. (Universitaire Instelling Antwerpen) en de R.U.C.A. (Rijks Universitair Centrum Antwerpen) het zesde PME'^ngres gehouden. Evenals in voorgaande ja>"en overschreed het aantal deelnemers de hon■^erd ruimschoots en kwamen zij uit meer daneen dozijn verschillende landen. Toch bedroegf'et aantal deelnemers beduidend minder dan'n 1981 toen een grote, Amerikaanse delegatieVan onderzoekers present was (Wolters enKemme, 1982). Nu echter was het aantal ingediende papers groter (resp. 60 en 84) evenals•'et aantal thema's

  • Een realistische of rationalistische Kenleer?

    A.J. Beekman

    I. 'Voor pedagogen is niets zo praktisch als een goede kennistheorie' aldus de titel van de rede van J. D.Imelman. De schrijver deelt uitdrukkelijk mee, datook 'practici' (p. 1) worden 'aangesproken' in dezerede. Daarmee wordt de bewering uiteraard onzin.Kennis van kinderen, hoe ze zijn en opgroeien, b.v.een beetje kinderpsychologie, lijkt minstens zo praktisch; common sense lijkt dat niet nog meer nodig?En vooral, een beetje gevoel voor kinderen, is datallemaal niet praktischer dan 'het licht van een realistische epistemologie' (pJ)? II. Bovenstaande analyse zou onbillijk zijn. Welmaakt de schrijver het zijn hoorders moeilijk door tezeggen 'af en toe klinkt een en ander provocerend;dat is dan ook zo bedoeld' (p. 5). Zo'n vernietigendeanalyse is ook niet nuttig. Er spreekt immers eennieuwe hoogleraar 'in de algemene grondslagen vande pedagogiek, in het bijzonder de algemene, wijsgerige en historische pedagogiek' aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Dan lijkt het zinvol aan te nemendat een en ander niet zo bedoeld is. Dan is het nuttigde dialoog met 'potentiële dragers' der 'rationaliteit'(p. 10) open te houden. Ook al maakt Imelman onsdat wederom niet gemakkelijk, doordat hij zijn tegenstanders niet altijd tot hun recht laat komen. Laten we daarmee beginnen en dan vervolgens proberen enig zicht te geven op bepaalde centrale zakenwaar Imelman over spreekt.