Vol 59 Nr 2 (1982)

Gepubliceerd: 1982-01-01

Artikel

  • Cijferen in het rekenonderwijs van toen en nu

    A. TREFFERS

    We beginnen onze beschouwing over het leren van de algoritmen voor de basisoperaties — hierkortweg cijferen te noemen — met een karakterisering van het aloude cijferondertvijs volgensBartjens. Daarna schetsen we de algemenekenmerken van het traditionele cijferonderwijszoals zich dat tot voor kort algemeen en totheden voor een belangrijk deel in het rekenonderwijs op de basisschool manifesteerde. Alsbelangrijkste kenmerken worden genoemd: de'logische' leerstofordening volgens het principeVan de toenemende complicering, het direkttoewerken naar de eindvormen van de algorit'nen per deelgeval, de korte inzichtelijke verklaring van de cijferhandelingen en het ontbrekenVan positiemateriaal in de vorm van blokken of^en abacus. Voorts analyseren u e de belangrijken meest significante Nederlandse leerboeken'i't de periode 19201970 op het punt van helcijferen, en doen daarna hetzelfde met de rekendidactiekboeken. Er blijkt een grote discrepantie'nssen de vakdidactische aanbevelingen en devigerende onderwijspraktijk te bestaan. Vervolgens wordt het onderzoek op het gebied van het'''aditionele cijferen besproken. Tenslotte geven^ve het traditionele cijferonderwijs wat meer re''é/ door het tegen de achtergrond van nieuwe'^"twikkelingen van het wiskundeonderwijs opha.kiisschool te beschouwen, en vatten onze"'^vindingen per saldo in tien punten samen.

  • Ploegenarbeid en de schoolcarrière van kinderen: een exploratief onderzoek

    L. CAYMAX, A. MAASEN, L. LAGROU

    Over de problematiek ploegenarbeid is vanuitdiverse disciplines onderzoek verricht, maar destudie over een mogelijke samenhang tussenploegenarbeid en de schoolcarrière van de kinderen is nog vrij nieuw. Dit artikel brengt hetverslag van een exploratief onderzoek waarbijnagegaan werd of de onregelmatige aanwezigheid van de vader thuis ten gevolge van zijnarbeidstijdregeling samenhangt met een vormvan dysfimctioneren bij de kinderen inzakeschoolprestaties.

  • Syntactische formuleervaardigheid en het schrijven van opstellen

    C. WIJK , G. KEMPEN

    Meermalen is getracht om syntactische formuleervaardigheid direct en objectief/e meten aande hand van gesproken of geschreven teksten.Uitgangspunt hierbij vormde in de regel de syntactische complexiteit van de geproduceerdetaaluitingen. Dit heeft echter niet geleid tot eenplausibele, duidelijk otnschreven en praktischbruikbare inde.x. N.a.v. een kritische besprekingvan de notie complexiteit wordt in dit artikel alsnieuw criterium voorgesteld de connectiviteitvan de taaluitingen: de expliciete aanduiding vanlogischsemantische relaties tussen proposities.Connectiviteit is gemakkelijk scoorbaar aan dehand van functiewoorden die verschillendevormen van nevenschikkend en onderschikkend zinsverband markeren. Deze nieuwe indexondervangt de kritiek die op complexiteit gegeven kon worden, blijkt duidelijk te discriminerentussen groepen leerlingen die van elkaar verschillen naar leeftijd en opleidingsniveau, en sluit aanhij recente taalpsychologische en sociolinguïstische theorie. Tot besluit worden enige onderwijskundige implicaties aangegeven.

  • Torsten Husén; portret van een veelzijdig onderwijskundige

    J.M.G. Lenne

    Het Amsterdamse eredoctoraat is aanleiding om de figuur en het wetenschappelijke werk van Husén nader te belichten. De opzet van deze notitie is als volgt. Eerst wordt zijn levensloop beknopt beschreven, waarna enkele karakteristieken van zijn werk worden gepresenteerd. Vervolgens wordt aandacht besteed aanHuséns onderzoek op het terrein van onderwijscn sociale ongelijkheid, een thema waaroverhij zeer veel heeft gepubliceerd. Deze .schetsWordt besloten met een compilatie van zijnvisie op actuele onderwijspolitieke vraagstukken.

  • Het PME (Psychology of Mathematics Education) Congres 1981

    M. Wolters

    Het 5e congres van de International Group'Psychology of Mathematical Education' werdgehouden van 1318 juli 1981 aan de Scientificand Medical University van Grenoble (Frankrijk) en georganiseerd door Claude Comiti enGérard Vergnaud. De omvang van dit congreswordt met het jaar groter. Dit jaar werden er± 60 papers gelezen en liep het aantal deelnemers al op tot ± 300.

  • Dataanalyse. Een wegwjzer voor onderzoekers en gebruikers van onderzoek

    L.C. Tavccchio

    Beide boeken van Van der Zee zijn geschrevenvoor mensen met een praktisch gerichte belangstelling voor onderzoek. De auteur laat delezer daaromtrent niet in het ongewisse. In hetvoorwoord van het boek over dataanalyseformuleert hij zijn praktijkgerichte aanpak alsvolgt: .. hoe een bestand aan verzameldegegevens zó te ordenen, dat meer kennis ontstaat over handelingsmogelijkheden van specifieke mensen in specifieke situaties?". Of evenverder op dezelfde bladzijde: 'Zelden vindenwe iets over (. . .) de vraag voor welke praktische problemen een methode uitkomst biedt'. Ook met betrekking tot het vraaggesprek alsmethode van onderzoek wordt door de auteurmet enige nadruk een vergelijkbaar standpuntnaar voren gebracht: 'Met andere woorden, hetvraaggesprek wordt hier gezien als instrumentbij praktijkgericht onderzoek, onderzoek bedoeld om tot betere voorstellingen te komenvan wat in een gegeven situatie wenselijk enmogelijk is' ('Het vraaggesprek", blz. 9).

  • Leermotivatie bij leerlingen van het algemeen vormend secundair onderwijs

    E. CORTE , D. WIJNSBERGHE

    In vele Westerse landen wordt men de laatstejaren meer en meer geconfronteerd met de gebrekkige leermotivatie van de leerlingen in hetsecundair onderwijs. Dit artikel brengt verslaguit over een empirisch onderzoek dat als primairdoel had bij te dragen tot hel verkrijgen van meerinzicht in dit probleem van de leermotivatie. Er^verd een Leermotivatievragenlijst geconstrueerd en afgenomen bij een groep van duizend leeriingen. Factoranalyses leidden tot deidentificatie van vier leermotievenfactoren enZes factoren in verbami met de inzet voor hetleren bij de leeriingen. Nagegaan wordt: l. welke''Cores leeriingen van twee verschillendestudieja''en en van twee onderscheiden studierichtingenKit hel algemeen vormend secundair onderwijsop deze motieven en inzctfactoren behalen; 2.^velke verhanden er bestaan tussen de leermotie^'en en de inzet voor het leren; 3. welke samenhang er is tus.sen leermotieven en inzet enerzijdsen de schooluitslagen anderzijds. Dat de motivatie voor het leren op school bijVele leerlingen van het secundair onderwijs de'aatste tijd erg zwak is, bij velen zelfs helemaalOntbreekt, is een vrij algemeen bekend en internationaal voorkomend verschijnsel. Tijdens'Annual Meeting" van de 'American Educat'otial Research Association" gehouden te Bos

  • Formatieve evaluatie in de Curvo-strategie

    I. TERWEL

    f" dit artikel wordt een overzicht gegeven van de formatieve evaluatie in de Curvostrategie. Enkele achtergronden worden vanuit de evaluatieli'eratuur belicht. Tevens worden enkele voorlopige onderzoeksresultaten gepresenteerd uit een'leel van het Curvo2ondeizoek. Dit deel vanonderzoek betreft de vraag naar de hruikbaarheid van de Curvodeehtrategie in de prakrijk van leergangevaluatie.

  • Kunstzinnige vorming: proces en produkt

    M. Kamp der van

    Het is in deze zorgelijke positie dat het rechtvaardigingsprobleem c.q. de vraag naar denoodzaak van kunstzinnige vorming de kunstzinnige vormers als een molensteen om de nekhangt. Het is eveneens in deze benarde positiebegrijpelijk maar jammer dat het INSEAcongres soms meer het karakter kreeg van eenbeurs waar paraderen voor de buitenwachtcentraal stond, dan van een collegiale ideeenuitwisscling waar ruimte was voor kritiek engezonde twijfel. Zo werd de argeloze bezoekerreeds bij registratie en vervolgens bij de 'dcKUmenta' voorzien van allerhande materiaal, datweliswaar deels informatief van aard was, dochtevens moest dienen als bewijs hoe actief allerlei organisaties op het terrein van de kunstzinnige vorming wel bezig zijn. Een aantal lezingen ademden dezelfde sfeer uit, zoals van deBulgaarse dichteres, tevens onderminister vanonderwijs van haar land, die de volgende vcrklarirlg mtKht afleggen: 'Het humanitaire streven van INSEA naar een esthetische en harmonieuze ontwikkeling van kinderen en eengelukkige jeugd voor hen in onze veranderlijke, rusteloze wereld, verwannd d(X)r de h(xipop vrede en een prachtige toekomst, stemt volledig overeen met detaken en doelstellingenvan ons onderwijssysteem en met het standpunt dat ons land in deze inneemt." Een filosofeuit India kwam verkondigen dat 'het doel vankunstzinnige vorming is om de ziel te lerenwerkelijke sch(X)nheid te herkennen en tewaarderen . . .' Een Franse professor had 'hetgevcKl, dat er in de ons omringende dagelijkseruimte nog een pcxil is, weliswaar verborgen.

  • De ontwikkeling van een onderwijsleerpsychologie

    P. Span

    Op 22 januari 1982 hield professor C.F. vanParrcren zijn afscheidscollege als hoogleraar inde psychologische functieleer aan de Rijksuniversiteit van Utrecht. Het is passend in dit tijdschrift, dat als ondertitel heeft: 'Tijdschrift vcxironderwijskunde en opvoedkunde", daar aandacht aan te besteden. Tenslotte is Van Parreren één van degenen (één van de weinigen)geweest, die met grote evidentie zijn stempelheeft gednikt op de onderwijskunde zoals diemomenteel in Nedcriand reilt en zeilt. AlhiKwel dit t(KMitertijd in het geheel niet in'•'jn bed(K'ling lag, zijn de theoretische concepten die Van Parreren in zijn dissertatie van1 intrtHluceerde, van gr(X)t belang geweestde in de 60er en 7()er jaren zich ontwikkeJende onderwijskunde. Het waren vooral de"egrippen 'intentie", 'autonomie" en 'interfefentic" die, eenmaal als belangrijk onderkendV(X)r het (ondcrwijs)leergebcuren, v(X)rlduJ'end opdoken. Van Parreren zag het leerprtKCs

  • Over het leren oplossen van natuurwetenschappelijke problemen

    J. Elshout

    Op tal van plaatsen in de literatuur zijn beschrijvingen te vinden van het eigenaardige geinig van beginners die, na een theoretische inleiding in een of ander wiskundig of natuurkundig domein, voor het eerst opgaven moetenmaken. I3eginners lezen de opgaven niet goed,zt nemen niet de tijd om zich te oriënteren, zelaten zich afleiden door associatieve invallen, ze^ijn te haastig en proberen te veel tegelijk teheel prille beginners bezondigen zich aanl^anketletteralgebra", allemaal administreren2e slordig en zelfs meer gevorderden kunnen, in'beginnerssituatie", maar al te vaak op illegi'iem denken worden betrapt. Enzovtxirt! IknkK>mde dit gedrag eigenaardig, een neutrale'"""■ni, uit de betreffende literatuur krijgt men•'chter meer het idee dat het om iets tenhemelschreiends zou gaan. Op het eerste gezicht lijktdat overdreven. Tenslotte storten ook in Nederland bruggen meestal niet in en onze industrie levert alleriei ingenieuze produkten; blijkbaar lukt het binnen het bestek van het huidigeonderwijs velen toch het beginnersstadium teboven te komen. Kernpunt voor de onderwijskundige emoties lijkt te zijn dat het huidigeonderwijs te weinig moeite doet om de eigenaardige fase in dit soort leerprocessen te verkorten, terwijl dat wel zou kunnen. Waar hetaan ontbreekt is 'probleemaanpakonderricht',of 'heuristisch onderwijs', of hoe men het ookwil noemen. Feiten worden onderwezen, begrippen en hun relaties, principes en ook standaardbewerkingen. maar aanpaksystemen diede leeriing in staat stellen ook nietstandaardopgaven aan te vatten, vallen meestal buiten dehorizon van het expliciete onderwijs.