Vol 58 Nr 4 (1981)

Gepubliceerd: 1981-01-01

Artikel

  • Schoolontwikkeling

    G. BERGENHENEGOUWEN

    Een belangrijke opgave voor de onderfvijsvernieuwingin de nabije toekomst is de integratie tussen twee ontwikkelingen, nl. de schoolwerkplanontwikkeling en deorganisatieontwikkeling in de school. Het schoolwerkplan zal nl. moeten functioneren binnen eenschoolorganisatorische context. Bij het ontwikkelenvan schoolwerkplannen en ook bij de toepassing ervanin de school zal men stuiten op schoolorganisatorischeaspecten. Veranderingen in de schoolorganisatie zullen hun weerklank vinden bij de ontwikkeling van hetschoolwerkplan, omdat beide aspecten eikaars voorwaarden blijken te zijn in een geïntegreerd proces van'schoolontwikkeling'.

  • Geïntegreerde bekwaamheidsverwervingsprocessen in de lerarenopleiding basisonderwijs

    H.W.A.M. COONEN, H.A.M. FRANSSEN

    Dit artikel is een vervolg op een artikel van maart 1979(Pedagogische Studiën, 1979, 56, 97108). Geprobeerd wordt een schets te geven van een lerarenopleiding basisonderwijs waarin het leren beheersen vangeïntegreerde bekwaamheden als opleidingsdoel bovengeschikt is aan het verwerven van (vaak onsamenhangende) kennis.We beginnen het betoog met een uiteenzetting overde doelgerichtheid van de opleiding en besprekenhierbij het spanningsveld tussen een vaardigheidsgerichte, persoonsgerichte of kennisgerichte opleidingsoptiek. We geven in deze eerste paragraaf tevens onzeeigen positie aan, zijnde een op geïntegreerde bekwaamheden gerichte opleiding.

  • De pedagogische tijdschriften als bron voor de historische pedagogiek

    J.M.A. NOORDMAN

    Recente ontwikkelingen in de pedagogiek hebben geleid tot een nieuwe visie op het karakter van de historische pedagogiek. In het verleden werd de historischepedagogiek vooral als pedagogische ideeëngeschiedenis beoefend. Nu bestaat de tendens om de historischepedagogiek op te vatten als sociale geschiedenis van deopvoedingspraktijk in het kader waarvan ook aandacht wordt besteed aan de ontwikkeling van de pedagogische meningsvorming. Periodieken zijn vooreen dergelijke historische pedagogiek een belangrijkebron. In België werd in het begin van de jaren zeventigeen begin gemaakt met een project waarin deze tijdschriftliteratuur voor wetenschappelijk onderzoek beter toegankelijk werd gemaakt. In Nederland wordt hetBelgische voorbeeld nagevolgd, zij het dat een pretentieuzere bewerkingsmethode wordt gebruikt.

  • Ter introductie van 'Onderwijs: Bestel en Beleid'

    Ph.J. Idenburg

    Laat mij beginnen met te zeggen dat ik de auteurs en deuitgeefster van het nieuwverschenen boek dankbaar ben datzij mij bij het uitbrengen ervan hebben betrokken en ditondanks het feit dat ik, sedert wij ons in een Ardennergehucht hebben teruggetrokken, de studie van het onderwijsvoor werk in huis en tuin heb verwisseld. Reeds lang houd ikmij niet meer met onderwijsvragen bezig, ik ben niet meer'bif, maar.....nu heeft dit boek mij er gedurende verscheidene winterse dagen weer bij bepaald. Daarbij zijn mijngedachten uiteraard ook teruggegaan naar mijn vroegererelaties met en activiteiten op het terrein van het schoolwezen.Eén uit het midden van de onderwijsjournalisten, Ton Elias,heeft mij een stuk van mijn weg op dit gebied met zijn zolevendige belangstelling begeleid. Ik had mij voorgesteld hemhier terug te zien. Helaas kan ik hem slechts met weemoed enrespect gedenken. Bij mijn benoeming had ik verzocht dat mij tegelijkertijdde verantwoordelijkheid voor het Verslag van de staat vanhet onderwijs zou worden toevertrouwd en de minister wasdaarmee akkoord gegaan. Voor deze dubbele taak kwam ikde medewerking van de bevoegde ambtenaren inroepen. Iknoem twee van deze autoriteiten: de heren Laban en Ligtvoet, die verantwoordelijk waren voor het lager onderwijs.Zij waren, onbelast door hogere studies, langs de ambtelijke hiërarchie opgeklommen. Bekwame administrateurs!Zij hadden 10 jaar tevoren de Lageronderwijswet 1920samengesteld. 7i] hadden de talrijke uitvoeringsbesluitengemaakt. Zij waren met de toepassing van een en anderbezig. Tal van beslissingen in geschillen moesten wordenontworpen. Deze departementale heren met hun allitererende namen en hun collega's gaven gestalte aan de administratieve structuur van het schoolwezen. Men denke daarover niet gering. Er is in Nederland op onderwijsgebiedmisschien meer geregeld dan elders. Het bewaart ons voorhet onheil, waarvan ik in België de tekenen ontwaar. Onlangs bestond de regering het daar een Vlaamse school met8 leerlingen tegen een Waalse weg te ruilen!

  • Onderwijs: Bestel en beleid

    J.F. Vos

    Ik schrijf dit zeker niet om maar iets van de waarde vanhet boek af te doen, integendeel. Het gaat me erom aan tegeven waarom nog afgezien van het brede scala van behandelde onderwerpen ik het recenseren van deze studieeen niet eenvoudige zaak vind. Door de presentatie en deruime aandacht van de media mede gezien het verledenvan de redacteur Van Kemenade heeft het boek immersal een zekere status verkregen nog voor het in het forum isaangekomen. Het boek heeft de kloeke omvang van intotaal 671 pagina's en is voorzien terecht van eenpersonen en zakenregister. De eindredactie is gevoerddoor J. A. van Kemenade, de overige medewerkers zijn P.L. M. Jungbluth, J. M. M. Ritzen, J. M. G. Leune en N. A. J.Lagerweij. Naast de algemene inleiding bevat het boek zesdelen.

  • Constructie en invoering van de middenschool

    H.P.M. VRIES

    In dit artikel wordt een tussenbalans opgemaakt tenaanzien van de constructie van de middenschool en deoverdraagbaarheid daarvan naar het landelijk innovatieproces tegen de achtergrond van de doektellingenvan dat proces en de daartoe gehanteerde strategie.De conclusie is dat er ontwikkeling op de afzonderlijke scholen heeft plaatsgevonden, maar dat van eenontwikkeling op landelijk niveau en daarmee vanoverdraagbaarheid nauwelijks kan worden gesproken. Oorzaken hiervoor zijn o.a. de gehanteerde strategie en de te langzaam op gang gekomen ondersteuning. De overtuigingskracht van een op dergelijkewijze geconstrueerde middenschool wordt niet grootgeacht.Doorgaan met de huidige strategie zal dan ook nietleiden tot de realisering en invoering van een middenschool in Nederland.Er wordt tenslotte een alternatief aangedragen vooreen toekomstige ontwikkeling en invoering van demiddenschool, waarbij van verschillende stiategieënvoor afzonderlijke onderdelen van het innovatieproceszoals wetgeving, ontwikkeling en invoering wordt gebruik gemaakt.

  • Een andere zienswijze op het innovatieproces middenschool

    N.A.J. LAGERWEIJ

    Bijdragen over de middenschool in 'PedagogischeStudiën' lijken even zeldzaam als orchideeën in eenveldboeket. Als dat maar niet symptomatisch is voorde boodschap die de onderwijswetenschappen hebben aan structuurdoorbrekende veranderingen in hetNederlandse onderwijs. In de jaargangen sinds 1973verscheen in 1975 van Deen in dit blad een kortcommentaar op het middenschoolproces. Hij meento.m. dat de Innovatiecommissie Middenschool(ICM) getuigt van naïef optimisme door contactscholen doelstellingen voor de middenschool te laten formuleren. Ook in latere jaargangen ontbreken bijdragen over de middenschool. Wel is er sprake vanenkele indirect voor het middenschoolproces van belang zijnde artikelen (Stuart (1975) over de Laborschule; Fokkema (1976) over het ontbreken vandoeleinden in het beleid; Duijker (1976) over zelfontplooiing en in 1978 twee artikelen van De Koning over afsluiting). Na 1978 is het geheel stil overde middenschool in dit in wetenschappelijke kringgoed aangeschreven maandblad. Het vernieuwingsbeleid, zoals aangekondigd in deregeringsverklaring van 1973, betekende een wijziging in de tot dan toe gebruikelijke benadering doorde rijksoverheid. Door experimenten basisschool enmiddenschool diende inzicht verkregen te worden inmogelijkheden en gevolgen van deze nieuwe schooltypen. 'Die inzichten, verworven door ervaringen inhet onderwijs zelf opgedaan, getoetst, besproken engewogen, kunnen de noodzakelijke basis biedenwaarop de StatenGeneraal te zijner tijd zoudenkunnen besluiten tot wettelijke wijziging van ons onderwijsbestel', aldus Minister Van Kemenade bij deinstallatie van de innovatiecommissies. Het nieuwe indeze benadering schuilt erin dat verantwoorde juridische en onderwijskundige maatregelen pas genomen kunnen worden nadat ervaringen zijn opgedaanin de schoolpraktijk. Op die wijze kan na overleg methet onderwijsveld, al of niet besloten worden over tegaan tot veranderingen in het onderwijsbestel. In degewenste vernieuwingsstrategie moet door middelvan gerichte proefiiemingen i.e. schoolexperimentenmet ondersteuning vanuit verzorgingsinstellingen enna inventarisatie van vernieuwingspogingen systematisch ervaring worden opgedaan met mogelijkhedenen consequenties van de geformuleerde beleidsdoelen. De gekozen beleidsopzet was, zo stelde VanKemenade het destijds zelf, ook een experiment.'Een experiment met een nieuwe vernieuwingsstrategie, met nieuwe vormen van samenwerking en sa

  • Het innovatieproces middenschool

    J.M.G. LEUNE

    In Nederland wordt geprobeerd een middenschool te construeren langs de weg van'schoolexperimenten. Deze zijn gefundeerd op uiterst globale en polyinterpretabele uitgangspunten. Het constructieprocesis gestart zonder een visie vóóraf op de hoofdlijnen vaneen schoolwerkplan en zonder een aanduiding vangewenste (minimale) eindtermen. De experimenteerscholen hebben vrijwel 'carte Manche' gekregen.

  • Terug naar Af?

    E.J. SCHÜSSLER

    Het is de verdienste van Creemers en De Vries dat zijin hun uitvoerige artikel aandacht vragen voor deconcrete resultaten van een nieuwe innovatiestrategie. Was de invoering van de Mammoetwet in principe gebaseerd op een „topdown" aanpak, de middenschoolvoorbereiding stond van meet af aan in hetteken van de 'schoolbased'strategie. Ontwikkelingvan ideeën, van de vier uitgangspunten, van onderenaf. Centraal in het middenschoolproces staan derhalve de experimenterende scholen. Als school en projectleider van één van de integrale middenschoolexperimenten ben ik vanaf destart van het proces, in september '74, betrokkengeweest bij de ontwikkelingen, zowel op het eigenschoolniveau, als bij de landelijke coördinatie. Ditom aan te geven dat ik mij enigszins bevoegd achtterug te blikken op een turbulente ontwikkelingsperiode, hoewel ik hierbij direct wil aantekenen dat hetachteraf altijd makkelijk praten is, wat ook de schrijvers aangerekend kan worden.

  • Enige kanttekeningen bij de discussie n.a.v. de constructie en invoering van de middenschool

    H.P.M. VRIES

    1. De reacties zijn als volgt te typeren: Lagerweij ishet met onze beschrijving oneens. Hij stelt dat zeonvoldoende is onderbouwd en dat bovendien detrage ontwikkeling van de middenschool niet is veroorzaakt door de gekozen strategie. Verder acht hijhet te ontwikkelen alternatief ontoereikend en theoretischempirisch achterhaald.Schüssler is het grotendeels eens met de beschrijving van de situatie in de afgelopen jaren, vooral tenaanzien van de bijdrage van de ontwikkeling in descholen aan het landelijke ontwikkelingsproces, maarvraagt zich af of een andere strategie tot een andereontwikkeling zou hebben geleid.Leune is het grotendeels eens met de analyse. Hijgaat in zijn reactie vooral in op datgene wat van deexperimenteerscholen kan worden verwacht en ontwikkelt een alternatief.In deze kanttekeningen zullen we eerst op dekritiek op de beschrijving en op de door ons gegevenanalyse ingaan en daarna o.a. via een reactie op debijdrage van Leune ons alternatief verduidelijken. 2. Er wordt door Lagerweij gesteld dat de empirische fundering voor onze stellingname niet aanwezigis en dat er weinig argumenten vanuit de voortgangvan het evaluatieproces worden gegeven om onzestelling te onderbouwen. Inderdaad zijn er weinigbronnen, maar we hebben op het moment dat debijdrage werd samengesteld (augustus 1980) getrachtvan zoveel mogelijk bronnen gebruik te maken. OokWordt gesteld, dat er in de scholen meer gegevensaanwezig zijn; dat mag dan wel zo zijn, maar diestonden ons niet ter beschikking.

  • Vormgeving van middenschoolonderwijs

    J. TERWEL

    'Tussen de werkelijk indrukwekkende hoeveelheidpapier die sinds ongeveer 19681969 volgeschreven isover de middenschool is maar bitter weinig te vindenwaar een middenschoolleraar in zijn praktijk iets meekan doen. Het grootste deel van de discussie over demiddenschool is tot nu toe gegaan over het voor en hettegen van de middenschool. Holle frasen en een flinkedosis demagogie, denk aan de beruchte eenheidsworst,worden daarbij niet geschuwd. Wanneer het echtergaat om de concrete vraag hoe zo'n middenschool ernu feitelijk uit moet zien of wat en hoe leerlingen daarmoeten leren, houden de deskundigen, de polemistenen de journalisten zich opvallend rustig. Het lijkt ersoms op alsof men afwacht wat het vele geploeter op deverschillende experimenten oplevert om zich daarstraks met het onverbiddelijk al dan niet met "wetenschappelijk" gezag bekleed oordeel op te kunnen storten.' (Paul Tesser, 1980, blz. 104}. Deze discussiebijdrage is als volgt opgebouwd. Nadefiniëring en standpuntbepaling met betrekking tothet begrip schoolconcept in paragraaf 1 wordt inparagraaf 2 een beschrijving en analyse gegeven vaneen aantal schoolconcepten voor de middenschool inNederland. De kern van deze tweede paragraafwordt gevormd door een globale beschrijving en bespreking van 4 middenschoolconcepten aan de handvan drie kenmerken of dimensies van emancipatorisch onderwijs die zijn afgeleid uit de adviezen vande I.C.M. Paragraaf 3 gaat in op de vormgeving vande (emancipatorische) middenschool in het innovatieproces. Daarbij wordt de middenschool in Heythuysen als exempel gebruikt. Aan de hand van hetexperiment Heythuysen wordt de noodziiak van curriculumontwikkeling en onderzoek geïllustreerd. Ineen laatste paragraaf 4 geef ik enkele suggesties vooreen vorm van curriculumonderzoek die als ontwikkelingsonderzoek kan worden getypeerd.

  • Psychologen over het kind. 6. Informatie over de ontwikkeling van en hulpverlening aan kinderen en jeugd.

    J.J. Veerman

    In een eerste studie omtrent taalstoornissen trekt Marshall van leer tegen het overbeklemtonen van het belang vanaangeboren variabelen en dit op twee terreinen. Zowel dein de neuropsychologie populaire interpretatie van taalpathologieën in termen van ontwikkelingsachterstand in desnelheid en de mate van hersenhemisfeerlateralisatie, als dedoor Chomsky geïnspireerde nativistische benadering vantaalverwerving worden scherp bekritiseerd. Als één van demogelijke interventiestrategieën bij leesgestoorde kinderen, vermeldt de auteur het veranderen van het kind zodathet in het vervolg een normale taalomgeving aankan. Daarvoor zijn procesmodellen van taalstoornissen vereist. Bijzonder interessant in dit verband is het werk van Compton,die zich bij de analyse en therapie van dergelijke stoornissenricht op onderliggende duidelijk te identificeren inadequatefonetische regelsystemen.