Vol 57 Nr 4 (1980)
Artikel
-
Sovjetpsychologie en Onderwijs
Zeker is zeker: als er één begrip is, dat als eenkernbegrip functioneert in de sovjetpsychologie, danis dat het begrip Tätigkeit' ('dejatel'nost'), mogelijkin het Nederlands te vertalen als 'doelgericht handelen'. Toen in 1977 te Moskou een symposium van hetRussische Psychologenverband dat aan dit begripWas gewijd werd gehouden, zette Gal'perin in eeninleidend paper uiteen hoezeer sinds de jaren dertighet begrip Tätigkeit' in de sovjetpsychologie als eenfunderende conceptie heeft gefunctioneerd. HijWees er op dat in het werk van alle leidinggevendesovjetpsychologen en dit betreft ook zijn werk dit begrip als een funderende kategorie werd gehanteerd. Gal'perin verwees hierbij o.a. naar de publikaties van A. N. Leont'ev en S. L. RubinStejn en hunleerlingen'.
-
De theorie van P. Ja. Gal'perin in discussie
De sovjetpsychologie geniet in Nederland sinds eenaantal Jaren een groeiende belangstelling. Vooral detheorie van Gal'perin is erg bekend en in allerleiexperimenten beproefd en toegepast.In het algemeen kan gezegd worden, dat kritischePublikaties hierbij beperkt bleven. In dit artikel doen^^'ij een poging deze leemte op te vullen door zoweleen kritische beschouwing te wijden aan Gal'perinstheorie van de trapsgewijze vorming van mentalehandelingen, als gevaren te signaleren die zich kunnen voordoen bij de interpretatie van deze theoriealsmede bij toepassingen van de theorie voor hetonderwijs. Met het oog op dit doel starten wij hetartikel met een beknopte weergave van de belangfijkste kernideeën uit de theorie van de trapsge^^'ijze procedure. Veirolgens schetsen ift de beteke'Jis die de theorie van Gal'perin kan hebben voor hetonderwijs. Als kritiek op de theorie van de trapsge^^'ijze procedure wordt gesignaleerd dat in deze theorie methoden voor de constructie van de oriënteringsbasis ontbreken. In dit verband hespreken weachtereenvolgens Davydovs kritiek op Gal'perin ende kritiek van Treffers op Davydov. Daarbij gaan weook in op de vraag of een (volledige) oriënteringsbasis wel altijd mogelijk en wenselijk is. Ven'olgens plaatsen we enkele kritische kanttekeningen hij een ander kernbegrip uit de theorie vanGal'perin nl. het nuiterialiseren en met name signaleren we enkele gevaren voor het onderwijs bij eenverkeerde interpretatie van dit begrip. T.a.v. detrapsgewijze procedure stellen we de vraag of dezeprocedure als een universele leertheorie voor devorming van mentale handelingen opgevat mag^Vörden. We beantwoorden deze vraag ontkennend.Veirolgens pleiten u'f eiroor de onderscheidenstappen van de trapsgewijze procedure niet op tevatten als afgebakende, elkaar opvolgende stadia,maar als kernbegrippen of principes die fle.xibel toegepast mogen worden, met name als die principestoegepast worden in het rekenwiskundeonderwijs.Ditzelfde geldt ook voor de door Gal'perin gepostuleerde parameters van de handeling. In dit verbandwaarschuwen we tegen te receptmatige interpretaties en toepassingen van die parameters
-
Inleiding tot het artikel 'Activiteit als psychologischprobleem' van A. N. Leont'ev
In dit aan de sovjetpsychologie gewijde themanummer mag een bijdrage over de grondslagenproblematiek niet ontbreken, vooral niet gezien de grote betekenis die men aldaar aan de fundering van de psychologie hecht. Wij hebben hiervoor uitgekozen eenhoofdstuk uit het laatste werk van de vorig jaaroverleden onderzoeker en theoreticus A. N.Leont'ev, en wel het hoofdstuk waarin hij het begrip'activiteit' uiteenzet in zijn betekenis voor de psychologie. Deze betekenis overschrijdt zoals trouwens ook de mening is van de auteur de grenzenvan de sovjetpsychologie. Inderdaad worden tegenwoordig ook in verschillende westelijke centra'activiteit' en 'handeling' als grondbegrippen van depsychologie opgevat. Wij noemen de Westduitse sociale en sportpsychologie (Kaminski, Werbik, Lenk)en de Utrechtse leerpsychologie en onderwijsproceskunde. In dit laatste geval is ook de activiteit zelf verschillend van de activiteit die bijv. bij het maken van eenstuk gereedschap optreedt. Activiteit kan nl. op verschillende niveaus plaatsvinden: zowel 'innerlijk' als'uitwendig'. Wij herkennen hier de reeds vanGal'perin bekende onderscheiding van handelingennaar niveau: materieel, mentaal, enz. Leont'evmaakt met grote overtuigingskracht duidelijk datdoor deze brede opvatting van het begrip activiteithet object van de psychologie fundamenteel anderswordt gedefinieerd dan wij gewend zijn van allerleivroegere of actuele stromingen in de psychologie ook van de moderne cognitivistische, op informatieverwerking stoelende psychologie. Het oude Cartesiaanse dualisme, dat de empirische psychologievanaf haar ontstaan heeft beheerst, wordt principieelverworpen. Noch het bewustzijn, noch het gedrag,noch 'onderliggende' cognitieve processen die hetuitwendig gedrag zouden determineren, vormen eenjuiste definitie van het studieobject van de psychologie, aldus Leont'ev. Al deze opvattingen creërenscheidingen waar die in werkelijkheid niet bestaan.De mens is actief, handelt, nu eens op het materiële,dan op het mentale niveau; maar deze totale activiteit vormt een eenheid; het heeft geen zin de menselijke activiteit uit elkaar te hakken, en uitsluitend aanéén niveau aandacht te besteden, of er een belangrijker gewicht aan toe te kennen dan aan het andere.Voor Leont'evs simpele argumentatie aan de handvan het voorbeeld van de perceptie van de buigbaarheid van een draad verwijzen wij naar zijn tekst. Ditvoorbeeld vormt overigens een geval van 'manipulerend denken', waaraan een eerder in PedagogischeStudiën verschenen artikel van Podd'jakov (Pedagogische Studiën, 1979, 56, 460470) werd gewijd.
-
Activiteit als psychologisch probleem
De afgelopen jaren heeft zich binnen de sovjetpsychologie een versnelde ontwikkeling voorgedaanmet betrekking tot haar afzonderlijke takken en hettoegepaste onderzoek. Dit ging samen met een verminderde aandacht voor theoretische problemen uitde algemene psychologie. Tegelijkertijd bracht desovjetpsychologie op basis van de marxistischleninistische filosofie een principieel nieuwe benaderingvan het psychische naar voren en introduceerde zijin de psychologie voor het eerst een aantal uiterstbelangrijke kategorieën welke in de toekomst nogverder uitgewerkt moeten worden.
-
Cognitieve ontwikkeling en wiskunde-onderwijs
Over de relatie cognitieve ontwikkeling en onderwijsis al veel geschreven. Vooral de inhoud van de theorieën van sovjetpsychologen gaf hiertoe aanleiding^.In dit artikel wordt ingegaan op enkele aspecten vandeze relatie. Het betreft dan het wiskundeonderwijsin het algemeen, zij het dat hierbij exemplarisch tewerk moet worden gegaan.Na de inleiding, waarin op begripsvorming inbrede zin wordt ingegaan, vindt een beschouwingplaats van wiskundeonderwijsconstructie zoals diein de Sovjetunie en daarbuiten onder invloed vanDavydovs en Gal'perins theorieën is of wordt uitgevoerd.In een volgende paragraaf wordt het traditionelerekenonderwijs beschouwd in relatie tot de cognitieveontwikkeling en de Davydovaanpak bij wiskundeonderwijsconstructie .Vervolgens wordt, op basis van een concrete onderwijsbeschrijving, een alternatieve weg van wiskundeonderwijsontwikkeling geschetst, die resulteert in een standpuntbepaling van de auteur metbetrekking tot de wenselijkheid van het geschetstealternatief.In een 'Ten besluite' worden de belangrijksteoverwegingen van het betoog samengevat in devorm van conclusies.
-
Een experimenteel onderzoek naar reflectie bij jongere basisschoolleerlingen
De auteur van dit artikel is medewerker van professor Davydov.Reflectie is een bewuste denkactiviteit die gerichtis op het expliciteren van het principe volgens welkeiemand een handeling (of de oplossing van een opgave) heeft uitgevoerd. Zak gaat in de beschreven experimenten na of dereflectiehandeling een noodzakelijke voorwaarde isvoor het theoretisch oplossen van opgaven. Theoretisch oplossen staat hier tegenover empirisch oplossen. Bij empirisch oplossen worden de essentiëlekenmerken niet als zodanig ontdekt en gebruikt,maar wordt de oplossingsweg meestal al doende,zonder duidelijk inzicht, gevonden.
-
De onderwijskundige informatie in de Sovjetunie
De ca. 60.000 wetenschappelijktechnische bibliotheken inde USSR vormen een wijdvertakt netwerk dat o.a. isbelast met het verspreiden van wetenschappelijke en technische informatie. Ook het in 1970 bij het Ministerie en deAcademie van Pedagogische Wetenschappen in Moskouopgerichte informatiecentrum, dat nauw samenwerkt metde centrale pedagogische UsinskiBibliotheek, is bij ditnetwerk aangesloten. Het pedagogisch informatiecentrumressorteert onder de afdeling onderzoek van de Academievan Pedagogische Wetenschappen en kent een groot aantal subafdelingen: 13 van deze subafdelingen behoren totde Academie en 17 bevinden zich verder afgelegen, bij depedagogische instituten van de deelrepublieken.Eén van de voornaamste taken van het centrum is deinformatievoorziening. Dit werk vindt plaats in allerleivormen: verzamelen van materiaal, analytischsynthetische bewerking, kopijvoorbereiding voorpublikaties, uitgave van publikaties die een bepaalde trend in de schoolpraktijk weerspiegelen en van pedagogiek uit binnen enbuitenland. Het verzamelen en de bewerking van dergelijke publikaties zijn het fundament van het informatievewerk.De 13 I 17 hierboven vermelde instituten leveren eengrote hoeveelheid publikaties op, waaronder talrijke boekbesprekingen, conferentieverslagen zowel van centrale'inhet Russisch, als van nationale in andere talen geschrevenwerken. Elk jaar verwerkt het informatiecentrum ca. 600referaten, die in thematische bibliografieën gebundeld enverspreid worden.Het informatiecentrum verzamelt ook de lezingen vande belangrijkste pedagogen uit de Sovjetunie. Alleen al inKiev werden er bijv. in 1976 in het kader van een federaalpedagogisch symposium ca. 1000 bijdragen geleverd. De referaten en soms ook rapporten van individueleleraren of werkgroepen worden in het centrum gesystematiseerd en voor verdere verspreiding gereedgemaakt. Ookverslagen van buitenlandse studiereizen worden verwerkt.Het informatiecentrum ontvangt overigens veel buitenlandse literatuur, zowel uit de kapitalistische landen vanEuropa, Amerika en Azië als vanuit internationale organisaties (bijv. UNESCO/IBE in Genève en UNESCO/Parijs). De bij het informatiecentrum opgeslagen informatiestaat ter beschikking van een zeer brede groep van gebruikers uit onderwijs en onderzoek. Momenteel houdt deUsinskiBibliotheek zich bezig met het samenstellen vaneen onderwijsbibliografie van binnen en buitenlandse publicaties. Ook worden er 5 verschillende indexen uitgegeven 'Nieuwe Literatuur op het gebied van Pedagogiek enOnderwijs'. Deze indexen zijn er o.a. op de volgendegebieden: 'leer en opvoedingsproblemen'; 'voorschoolonderwijs'; 'vakdidactieken' enz. De gebruiker kan zichop een bepaalde index laten inschrijven.
-
Schoolproblemen en uitval in het voortgezet onderwijs
In dit artikel komen oorzaken, omvang en aanpakvan schoolproblemen in en uitval uit het lbo, mavo,havo en vwo aan de orde. Analyse van deze problematiek vindt plaats op een maatschappelijk en opeen individueel niveau.Op een maatschappelijk niveau wordt aandachtbesteed aan theorie en onderzoek omtrent maatschappelijke ongelijkheid en de reproduktie hiervandoor het onderwijs. Deze reproduktie vindt plaatsmet behulp van beoordelings en selectieprocessen,en houdt in dat voor met name 'lager milieu'leerlingen een problematische schoolloopbaan gecreëerd wordt. Op een individueel niveau blijkt, dat in het bijzonder de leerlingen afkomstig uit 'lager milieus' reedszeer vroeg in hun schoolloopbaan negatieve onder^vijser\ aringen opdoen. Zij kunnen relatief minderaan de onderwijseisen voldoen, raken gedemotiveerd en apathisch of komen in verzet. Uitvallen uithet onderwijs is dan de voltooiing van een langdurigafstotingsproces tussen onderwijs en leerling. Watbetreft de omvang van de problematiek worden eenaantal gegevens uit CBSstatistieken gepresenteerd.
-
Kwalitatief-psychologische analyse van het oplossen van aanvankelijke rekenopgaven bij 6 ä 8-jarige basisschoolleerlingen
In de onderwijspsychologie en meer bepaald in de studie van het (leren) probleemoplossend denken zijn recent enkele duidelijke ontwikkelingstendensen aanwijsbaar (De Corte, 1979). Een eerste belangrijke evolutie is de verschuiving van een louter prestótiegerichte benadering naar de bestudering van demeer procesmatige aspecten van het denken. Tentweede, waar vroeger in de leerpsychologische onderzoekingen vooral artificiële problemen werdenaangewend, wordt thans meer en meer met levensechte, schoolrelevante taken gewerkt; daardoorneemt de ecologische validiteit van de studies toe,terwijl men toch poogt ook de interne validiteit tewaarborgen. Ten derde, er gaan steeds meer stemmen op om de tegenstelling tussen theorievormingen optimalisering of anders, tussen 'basic' en 'applied research' als een steriele en zelfs als eenschijntegenstelling te beschouwen. Het onderhavigonderzoek van het (leren) probleemoplossend denken met iumvankelijke rekenopgaven bij 6 ä 8jarigebasisschoolleeriingen, situeert zich binnen dezeontwikkelingslijnen.
-
Het Onderwijsleermodel van Carroll
Zijn de slaagpercentages op proeßverken of tentamens laag, zijn de rapportcijfers onder de maat? Dan zijn 'ze' blijkbaar ongemotiveerd: ze weigerengewoonweg hard te werken. Carroll (1963) heeft eenondenvijsleermodel ontwikkeld waarin deze eenzijdige voorstelling van zaken gecorrigeerd wordt. Datmodel wordt hier nader uitgewerkt, terwijl ook enkele wijzigingen worden voorgesteld. Vervolgenswordt de onderwijstechnologische bruikbaarheidvan deze gewijzigde versie gedemonstreerd. Dit geschiedt aan de hand van voorbeelden van cursus ofcurriculumconstructie in de sfeer van 'masterylearning' (Plomp, 1974) en in de sfeer van de universitaire herprogrammering (De Groot, 1976a, 1976b).
-
Ontwikkelingen in de interdisciplinaire onderwijskunde
Als uitvloeisel van de 2e onderwijskunde conferentie(Nijmegen) werd het (interuniversitrnr) Permanent OveriegOrgaan Onderwijskunde (POO) opgericht. Soortgelijkeontwikkelingen treft men aan in andere bij de ontwikkelingvan de onderwijskunde betrokken disciplines: de totstandkoming v:m de landelijke stuui^roep onderwijssociologiebinnen het SISWO, en de oprichting van het Interacademiaal Overleg Onderwijspsychologie (lOO). Van recentedatum (1978) is voorts het landelijk overleg dat via eencontactgroep plaatsvindt op het terrein van het onderwijsrecht. Voortbouwend op de resultaten van de (voornoemde) conferentie in Leiden wordt op dit moment gezocht naar mogelijkheden voor de verwezenlijking van eenlandelijk samenwerkingsverband op het terrein van hetonderwijsonderzoek, via de instelling van één of meerwerkgemeenschappen voor onderzoekers van het onderwijs. Bij de opbouw van zo'n Uindelijke structuur vanwerkgemeenschappen zal uitdrukkelijk ook rekening worden gehouden met de interdiscipliniüre ontwikkelingen diezich momenteel voordoen op dit terrein.In het voorafg;iande is iets nader ingegaan op de ontwikkelingen, die zich de afgelopen tien jaren hebben voltrokken
-
Het didactisch lees-spellingonderzoek. Het didactisch onderzoek van het voorbereidend en aanvankelijk lezen en zuiver schrijven
Deze publikatie heeft geen wetenschappelijke pretentiesen is duidelijk praktijkgericht. De auteur is er in geslaagdeen aantal belangrijke aspecten van het didactisch leesspellingonderzoek op een overzichtelijke manier bijeen tezetten. Bovendien klinkt in de wijze waarop bepaaldeonderdelen gepresenteerd worden duidelijk een stuk praktijkervaring door. Onderzoek heeft immers :uingetoond dat de voorspel'ende waarde van leesrijpheidstests te gering is om deze^sen als een soort conditio sine qua non te beschouwen.^el kan men zeggen, dat als een leerling imn die eisenVoldoet het Ieren lezen waarschijnlijk gemakkelijker zalverlopen. Uit het proefschrift van Sixma blijkt immers, dateen aantal leerlingen die aanvankelijk aan deze eisen nietvoldoen en gewoon leesonderwijs ontvangen na enige tijdwel aan de gestelde lees voorwaarden voldoen, zonder eenvoorbereidend programma te hebben gevolgd en bovendien bevredigende leerresultaten behalen. Bij het verantwoord hanteren van leesvoorwaardentoetsen moet mendit wel weten en dit komt in de tekst te weinig tot uiting.