Vol 56 Nr 3 (1979)

Gepubliceerd: 1979-01-01

Artikel

  • Betaald educatief en creatief verlof

    L.J. EMMERIJ

    Dit artikel begint met de redenen aan te geven^'aarom de auteur gelooft, dat betaald educatief Verlof een essentiëel instrument is in de onderwijs,(arbeidsmarkt en sociaaleconomische politiek vande Jaren '80 en geeft verder de achtergrond en de''esultaten in grote lijnen van de speciale SERCommissie BEV.

  • De eerste graads opleiding tot leraar en lerares maatschappijleer

    TH.F.M.C. KLAASSEN

    In dit artikel wordt een overzicht gegeven van deuniversitaire opleiding zoals deze gestalte gekregenheeft aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen.Allereerst wordt ingegaan op de uitgangspunten dieaan het curriculum van de opleiding ten grondslagliggen. Maatschappijleer wordt daarbij omschrevenols sociale en politieke vorming, gericht op hetleveren van een bijdrage aan de kritisch socialebewustwording van de leerlingen. Aan de hand vaneen korte schets van een tiental denkmodellen voorde maatschappijleer wordt aangegeven op welkedenkmodellen het onderhavige curriculum georiënteerd is. Tevens wordt beknopt ingegaan op deproblematiek van de bevoegdheidsregeling. Ver\'olgens wordt de aandacht gericht op de ontwikkelingVan een professionele lerarenopleiding waarbijzowel gelet wordt op het wetenschappelijk verant^voord zijn als het praktijkgericht en praktijkbetrokken zijn van de onderhavige opleiding.Onderscheid wordt gemaakt in de vakwetenschapPelijke en de onderwijskundige komponent van deopleiding, waarna ingegaan wordt op de geformuleerde doelstellingen van de opleiding. Voor watbetreft de middelen die aangewend worden om dezedoelstellingen te realiseren wordt een overzichtgegeven van de inhoud en opzet van de volgendecurriculumonderdelen, a Het blok onderwijs en'Maatschappij; b het blok maatschappijleertheorie;c het blok leerplantheorie en leerplankonstruktie; end het blok praktijkvoorbereiding. Het artikel wordtafgesloten met enige opmerkingen aangaande de'oetsings en evaluatiemiddelen die in het betreffende curriculum opgenomen zijn en levens wordtstilgestaan bij de evaluatie van de opleiding alsZodanig. Het is indertijd onder andere ingevoerdom de maatschappelijke betrokkenheid en relevantievan het onderwijs te vergroten, iets dat velen in onsland erg belangrijk vinden. De wijze waarop ditnieuwe schoolvak in de scholen voor het voortgezetonderwijs is ingevoerd, is echter geen schoolvoorbeeld van een goed begeleide onderwijsinnovatie.Het is in onderwijskringen waarschijnlijk algemeenbekend dat er bij de invoering van dit schoolvak eenaantal belangrijke fouten is gemaakt. Er bestondgrote onduidelijkheid ten aanzien van de doelstellingen, inhoud en methodiek van het vak. Een leerplanontbrak, de docenten waren er niet voor opgeleid, debevoegdheidsregeling was slecht geregeld, etc.

  • Beschrijving van het onderzoek van Malmquist naar de preventie van leesmoeilijkheden

    D. DONGEN

    In een groots opgezet onderzoek heeft Malmquistaangetoond, dat het optreden van lees en spellingsmoeilijkheden voorkómen kan worden bij kinderen in de eerste drie leerjaren van de basisschool.De kern van zijn werkwijze bestaat erin, dat hijvanaf het begin van de eerste klas hulp verleent aande kinderen, waar\'an te verwachten is dat ze lees enspellingsmoeilijkheden krijgen.Deze kinderen worden gekozen op grond van eenuitgebreide diagnose vóór het schoolbegin. Ook tijdens de hulpverlening wordt steeds de ontwikkelingvan de leerling nauw gevolgd. Ieder kind wordt opzijn eigen nivo en naar zijn eigen aard geholpen,Waardoor de interesse in en de motivatie voor hetlezen worden gestimuleerd.Momenteel wordt in het SVOprojekt 'PreventieVan leesmoeilijkheden' nagegaan of het mogelijk isook in Nederland een soortgelijke benadering als dieVan Malmquist toe te passen. Deze kinderen worden gekozen op grond van eenuitgebreide diagnose vóór het schoolbegin. Ook tijdens de hulpverlening wordt steeds de ontwikkelingvan de leerling nauw gevolgd. Ieder kind wordt opzijn eigen nivo en naar zijn eigen aard geholpen,Waardoor de interesse in en de motivatie voor hetlezen worden gestimuleerd.

  • De genese van ervaring en kennis, een verkenning ten behoeve van de theorie der sociale wetenschappen.

    A.A. Klinkers

    In December 1978 verscheen als tweede nummer van deUtrechtse Pedagogische Verhandelingen van de hand vandr. J. Bijl: 'De genese van ervaring en kennis'.Het gaat hier in feite om een soort van bewoistzijnspsychologie, waarbinnen de relatie tussen kennen enervaren enerzijds en de leefwereld anderzijds niet alleen onontkoombaar tot uitgangspunt van een analyse vanhet worden van kennis en ervaring is gekozen, maarwaarbinnen deze relatie tevens even zo onontkoombaar tot grondkategorie voor de theorie der socialewetenschappen gepresenteerd wordt. Het eerste deel is fundamenteel. In de vergelijking vanmens en dier zijn wij n.1. gewoon ons uit te spreken intermen van 'denken' en 'willen' e.d. als onderscheidingsmomenten. Daarmee bevinden wij ons echter al een eindop weg in het mensenleven. Bijl start bij het begin. Hij laatzien dat waarnemen, ook in het prilste stadium van hetleven, gekleurd is. Uit de fysica wisten we al wel dat erbepaalde omvormingen binnen de mens plaatsvinden bijhet zien b.v.

  • Davydov, Piaget en breuken

    L. Streefland

    In zijn artikel 'Lessen van Sovjet rekenohderwijskimde'' gaat Frendenthal in op de ten onrechte inzwang geraakte slogan over de relatie van deel engeheel voor de omschrijving van relaties tussengrootheden, die betrekking hebben op de bewerkingen optellen en aftrekken met natuurlijke getallen.^In dit verband wordt ook Davydov's breukendidaktiek kort aangeduid, vergezeld van een waarschuwing voor Westerse onderzoekers. De door Davydovvoorgestane inhoudelijke veranderingen zoudenontoereikend zijn. De inhoudelijke voorstellen vanDavydov (en Tsvetkovic)^ worden in dit artikel naderbeschouwd. Zij baseren die voorstellen op een alsonderwijseksperiment verricht onderzoek. Beginnend met de kritiek van Davydov (c.s.) op het Sovjetonderwijs in breuken, gaan we daarna puntsgewijsin op de inhoudelijke voorstellen, die in dit verbandgedaan worden. Verx'olgens bespreken enkeleVan de onderzoeksgegevens van Davydov (c.s.). Hetdoor Davydov gekritiseerde Sovjet ondenvijs inbreuken is gebaseerd op het 'taartverdelen'. OmdatPiaget en zijn medewerkers juist aan dit aspekt vanhet breukbegrip enige aandacht besteed hebben,betrekken we dit onderzoek eveneens in onzebeschouwingen.^ Tenslotte wordt enig zicht gegevenop een bredere inbedding van het breukbegrip.Waardoor het volledig tot zijn recht komt en hijkinderen betekenisvol ontwikkeld kan worden.

  • Beoordelen van docenten door studenten

    S.J.M. BLOM, W.F. LANGERAK

    Het artikel is een verslag van een literatuuronderzoek naar de kwaliteit van de oordelen die studentengeven over hun docenten. Een globale analyse vandocenttaken geeft aan, dat studenten (mee) kunnenoordelen over het leermateriaal, de presentatie vanhet onderwijs en de rechtvaardigheid van de toets.Het bleek, dat vrijwel uitsluitend literatuur uit deV.S. gevonden kon worden en dat deze literatuurvrijwel uitsluitend de presentatie behandelt. De validiteit van de studentoordelen lijkt op heteerste gezicht niet slecht. Echter, bij nadere beschouwing blijkt een aanzienlijk deel van de variantie toegeschreven te kunnen worden aan verschillentussen vakken in plaats van verschillen tussen docenten. Gezien de methodologische problemen dieontstaan als geprobeerd wordt om deze effecten tescheiden, lijkt in de praktijk een valide oordeel vanstudenten over de kwaliteit van hun docent nauwelijks haalbaar.

  • Het nut van ouderkursussen

    J.M. GLADDER

    De geschiedenis van de korte gestruktureerde ouderkursus wordt besproken vanaf de oudergespreksgroepen zoals die in het begin van deze eeuwwerden gegeven. Als andere voorloper van de ouderkursus wordt de mediatietherapie beschouwd,die in tegenstelling tot de gespreksgroepen meestalwel de gewenste effekten bleek op te leveren. Heteerdere onderzoek naar Rogeriaanse en gedragstherapeutische ouderkursussen bleek lacunes te vertonen die schrijver dezes in zijn promotie onderzoekprobeerde op te vullen. Het daarbij gebleken nut vandergelijke kursussen ter behandeling van problemenmet kinderen rechtvaardigt gebruik op grotereschaal dan thans gebeurt. Het preventieve gebruiker van staat nog slechts in de kinderschoenen. De eerste oudergespreksgroepen stammen uit de Verenigde Staten waar de in 1888 opgerichte ChiidStudy Association lezingen over kinderopvoedingorganiseerde. In het begin van deze eeuw verschoofhet accent van de lichamelijke verzorging van kinderen naar onderwerpen als het belang van het tonenvan liefde warmte en begrip. Tegelijkertijd werdende inleidingen steeds korter en werd steeds meer tijdbesteed aan de onderiinge diskussie na de lezingen.In Amerika js de tussen 1940 en 1960 meest voorkomende vorm van gespreksgroep de diskussiegroepdie ongeveer acht maal bijeenkomt en waar de gespreksthema's grotendeels door de ouders wordenbepaald (Auerbach, 1968). In Nederland werd in1919 de Vereniging ter bevordering van het onderwijs in kinderverzorging en opvoeding opgericht,met als doelstelling o.a. het geven van kursussen aanaanstaande moeders. In 1920 werd in Amsterdam ineen houten gebouwtje aan het IJ de eerste vaderkursus in Europa gegeven, met als gespreksthema'sverwenning, slaan, ongehoorzaamheid, ondeugd, engeschikte bezigheden voor kinderen. In de moederkursussen werd de tijd vaak verdeeld in een praatuurover voeding, kleding, en opvoeding, en een werkuur waarin speelgoed werd gemaakt. Zo'n speelgoedkursus duurde vaak tien avonden en werd bezocht door een vijftiental moeders. De in Nederiandtussen 1940 en 1960 meest voorkomende ondergroepis de vijf tot zeven keer bijeenkomende praatgroepover spel en speelgoed voor ouders van kleuters(Wentzel, 1959).

  • De waarde van resumerende en tweede hands informatie

    H. Freudenthal

    Informatie over empirisch onderwijskundig onderzoek isvaak resumerend of tweede hands, d.w.z. afkomstig uitniet algemeen beschikbare bronnen. Ter ondersteuning van zijn theorie over de taxonomievan het cognitieve domein en mastery leaming wordendoor Bloom onderzoekingen aangehaald, die slechts opaanvraag o.a. op microfilm in de V.S. te verkrijgen zijn.Prof. Freudenthal heeft een vijftal van deze (ongepubliceerde) studies opgevraagd en komt na bestudering tot deconclusie dat de betreffende onderzoeken de theorie vanBloom niet ondersteunen en bovendien door Bloom onjuist of onvolledig worden weergegeven. (De redactie)

  • Rekenproblemen: opsporen en oplossen.

    H. Oers van

    Naar aanleiding van het didactisch onderzoek bijkinderen met rekenproblemen stelt de auteur een aantalfoutencategorieën van algemene ;uird op, die ;ils bron voorrekenproblemen aangemerkt kunnen worden. Aan eeniuintal van deze foutencategorieën wordt bij de behandelingsprogramma's speciaid iumdacht besteed.

  • De schooltoets na twaalf jaar

    H. WESDORP

    Öf CITO Eindtoets Basisonderwijs bestaat 12 jaar.fii 1966 werd de toets {in Amsterdam) geïntroduceerd; de constructeurs kenden 6 functies aan de^oets toe. Deze waren a) Selectie voor het voortgezetonderwijs; h) Advies voor schoolkeuze aan deouders; c) Het opsporen van resene aan intellect; d)"Analyse van de stand van het ondenvijs; e)Concretisering van doelstellingen van het onderwijsf) Beïnvloeding van het lager ondenvijs. In hetl'iervolgende eerste deel van dit artikel worden defuncties a, h en c nader beschouwd. Aan de handempirische gegevens wordt nagegaan hoe deSelectie en adviesfunctie in de huidige praktijk tothun recht komen, en of er enige aanleiding is deontdekking van 'reserve aan intellect' te venvachIn het tweede deel van dit artikel, dat in het^'olgende nummer van Pedagogische Studiën zal^'erschijnen, worden de functies d. e en f nader"(■'keken. Aan de hand van enquêteresultaten wordtdaarin nagegaan of het 'bevoegd gezag' van de'oetsresidtaten gebruik maakt bij de beleid.svoering(functie d); op grond van o.a. een nauwkeurige("uilyse van het taalgedeelte van de schooltoets^^'ordt migegaan. in hoeverre de functies e en f^'ervuld worden. 'n het voorjaar van 1%6 werd ;uin 5198 zesdeklasleerlingen van Amsteixlumse openbare scholeneerste 'Amsterdamse Schooltoets' afgenomen,^en schoolvorderingentoets die in het onderwijs metgemengde gevoelens werd ontvangen. De toets werdpnder verantwoording van twee samenwerkende'nstituten Nulsseminarium (later Kohnstammin^t'tuut voor Onderwijsresearch) en het Research'istituut voor de Toegepaste Psychologie geconstrueerd en geanalyseerd. Het aantal deelnemendeScholen groeide zo snel, dat al na enkele jaren de."^t^anisatie van het project de krachten van desamenwerkende onderzoeksinstituten te bovenging. Het inmiddels (in 1968) opgerichte CITO namde toets, die al een landelijk karakter had gekregen,in 1969 over. Met ingang van de toets 1970 was ergeen sprake meer van een Amsterdamse Schooltoets maar van de Schooltoetsen Basisonderwijs. In1976 werd de naam veranderd in EindtoetsBasisonderwijs. De toets geniet ds 'CITOtoets'landelijke bekendheid. En dat is geen wonder: in hetcursusjaar 1975/76 namen 39% der Nederiandsescholen deel iuin de toets (Van Putten en Rijnbeek,1978). Het CITO zelf meldt dat jaarlijks 45% van deNederiandse zesdeklaspopulatie met de toetswordt geconfronteerd (CITO, 1978). De CITOtoetsis daarmee de belangrijkste toets bij de overg;ing vanhet basis naar het voortgezet onderwijs en heeftgezien zijn verspreiding een echt nation;mI kiuiikter.

  • Het ontstaan van schoolproblemen

    J. HERMANNS

    In dit onderzoek wordt de ontwikkeling van eengroep van ongeveer 100 kleuterschoolleerlingen van4 V2 jaar gevolgd tot de leeftijd van 8 Jaar. Dit artikelbetreft gegevens over de kognitieve ontwikkeling (nietverbale intelligentie, taalontwikkeling,ruimtelijkanalytisch denken, geheugen, auditieveen visuele discriminatie) in de kleuterschoolperiode.In het begin van deze periode had de leeftijd van hetkind een duidelijke invloed op bestudeerde variabelen. Een jaar later bleek deze invloed vrijwelverdwenen. De variabele socioeconomisch niveauhad een toenemende invloed op de kognitieveontwikkeling. Er werd geen verschil tussen Jongensen meisjes gekonstateerd. Of een kleuter die eenzwakke start in het onderwijs had vooruitging of nietblijkt sterk samen te hangen met het socioeconomisch niveau van het gezin.

  • Operationaliseringsproblemen bij onderzoek naar de affectieve relatie tussen ouders en kind

    M.H. IJZENDOORN

    Attachment wordt door Bowlby en Ainsworthomschreven als een duurzame en specifieke affektieve band tussen kind en opvoeder(s), die vancruciaal belang voor een optimale sociaalemotionele en kognitieve ontwikkeling van het kindzou zijn.De vraag is echter hoe attachment onderzoekbaargemaakt kan worden. De temporele, situationele,culturele, en 'psychische' variabiliteit van interactionele attachmentgedragingen, die attachment alsrelatie konstitueren en indiceren, maken eenoperationele overbrugging van de kloof tussenobserveerbare interacties en de 'onzichtbare'relationele gehechtheid tot een hachelijke onderneming.Dit wordt aan de hand van enkele gangbareoperationaliseringsstrategieën geïllustreerd. De resultaten van veel attachmentonderzoek zidlen metde nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd moetenworden. In de zeventiger jaren is een brede stroomtheoretische en vooral empirische artikelen verschenen, die het verschijnsel 'attachment' totonderwerp heeft.' Met name de publikatie vanBowlby's monografieën over attachment en separatie (Bowlby, 1971; Bowlby, 1975) en een aantalomvangrijke reviews van Ainsworth (Ainsworth,1969; Ainsworth, 1972; Ainsworth, 1973) heeft een

  • Aanvankelijk lezen in Zweden: enkele impressies

    A. Schelfhout

    Vanaf 25 september t/m 6 oktober ben ik te gast geweest ophet 'Pedagogiska Institutionen' in Linköping.Storgatan28.Het doel van deze reis was, zo goed mogelijk geïnformeerdte raken over het leesprojekt dat Eve Malmquist van 1958tot 1964 uitgevoerd heeft. In het artikel 'Beschrijving vanhet onderzoek van Malmquist naar het voorkomen van•eesmoeilijkheden' van Van Dongen (Pedagogische Stu'liën, 1979 (56)) wordt uiteengezet hoe dit leesprojekt inelkaar zat en wat de resultaten hiervan waren. Malmquistslaagde erin het aantal kinderen met leesmoeilijkheden tot1/5 terug te brengen, welk positief resultaat de aanleidingVormde voor het opzetten van een soortgelijk onderzoek inNederland. Om dit onderzoek zo'n groot mogelijke kansvan slagen te kunnen geven achtte de projektleiding vanhet Projekt 'Preventie van Leesmoeilijkheden' (S.V.O.®89) het zinvol na te gaan wat de konkrete situatie inZweden was, wat de ervaringen wtiren van mensen die inhet Projekt hebben meegewerkt en welke invloed de'deeën van Malmquist nu nog hebben in het Zweedseleesonderwijs. Voor elk van deze drie stadia bestaat een speciale'erarenopleiding. Op de lärarhögskolan, die sinds kort eenonderdeel van de universiteit is geworden, kunnenstudenten de opleiding volgen om les te kunnen geven inhet Lägstadiet en het Mellanstadiet. De eerste opleiding'luurt 5 semesters, waarvan het liuitste semester füll timePniktijk; de tweede opleiding duurt één semester langer enj^eze leerkrachten worden ook iets hoger uitbetaald. De'eerkrachten die lesgeven in het 'högstadiet' hebben 3^akken op de universiteit moeten volgen (3 ä 4 jaar) waarna1 jaar didaktiek. Om les te kunnen geven opOpleidingen die volgen op de Grundskola is een voltooidestudie op de universiteit vereist.

  • Hoe tragisch zijnde werkwoordsvormen?

    E.M. Assink

    Met het verschijnen van de Spellingsbrochure van Cohen en Kraak (1972) werd voor het eerst duidelijk gemaaktnpe weinig er wetenschappelijk gezien bekend is over de^'genschappen die een alfabetische schriftvorm moet bevitten om een maximaal efficiënt coderingssysteem te zijn,^Wel vanuit het oogpunt van de schrijver (het schoolkind)van de (volwassen) lezer. Van Heuven probeert eenj'oorlopig antwoord op dit soort vragen te krijgen. Daarbij^^eft hij op ingenieuze wijze rekening gehouden met het'^it dat in de bestaande Nederlandse spelling alle voorge^'^Ide spellingswijzigingen reeds op beperkte schaal aanzijn. Het probleem met de Nederlandse spelling is"■et zozeer dat hij onregelmatig is, maar dat er meerdere[^gelmatigheden zijn die inconsequent worden toegepast,^oor nu zó zinnen te selekteren dat zij alleen die regelma'gheden bevatten die representatief zijn vooreen bepaalde^*Perimentele spellingswijze kan men de gevolgen vann spelling afschatten zonder de proefpersonen te con'•"onteren met een afwijkend schriftbeeld.