Vol 56 Nr 5 (1979)
Artikel
-
Conferentie van de 'Comparative Education Society in Europe' van 25-29 juni 1979 te Valencia
Naast deze plenaire bijeenkomsten werden door de NederlandsVlaamse, de SpaansItaliaanse, de Britse en deFranse secties bijeenkomsten georganiseerd met als doelmeer specifieke onderwerpen in relatie tot het hoofdthemate bediscussiëren. De plenaire bijdragen en de samenvattingen van de sectiebesprekingen worden naar alle waarschijnlijkheid door de C.E.S.E. gepubliceerd. Voorts waser de mogelijkheid te participeren in open seminars.
-
Einfuhring in die Lernpsychologie des Ernachsenenalters.
I^et thema van dit boek is ongetwijfeld belangrijk. Hoewel'^ge tijd terecht de klacht werd gehoord, dat de leerpsychologie vrijwel uitsluitend op onderzoek met volwassenpensen was gebaseerd (voor zover niet met ratten werdpëxperimenteerd) waren deze volwassenen toch altijdvolwassenen, nl. studenten. Hoe leerprocessen^invloed worden door het ouder worden was uit dit expe"mentele onderzoek niet af te leiden, zelfs niet voor leefUdsgroepen vanaf 30jaar. Lowe stelt terecht, datjuist in^rband met de grote toename in scholing en vormings"^ogeJijkheden ook vooroudere volwassenen een studiede zijne gewenst is. Een tweede bezwjuu" van het boek is de betoogtnuit. De^nrijver hanteert bijzonder vaak de citatenmethode,om bijv. een begrip als 'leermotivatie' of'leeractivi" te bepalen (beide komen in het boek nogal vaak terPRike, ook al omdat de auteur hierover zelf geëxperimen«erd heeft), worden citaten van tal van auteurs gegevenaaruit natuurlijk een aanzienlijke diversiteit van opiniesaar voren komt. Löwe laat de citaten echter niet volgen^por een grondige analyse van de naar voren gebrachte'^'es, maar komt meestal na wat heen en weer schrijvenp een weinig heldere, globale, koolengeitsparendeconclusie.
-
Hoe denkt de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over sociale ongelijkheid?
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft in zijn 16e rapport aan de Regering, datgepubliceerd is onder de titel Over sociale ongelijkheid. Een beleidsgerichte verkenning', gepoogd eenschets te geven van de belangrijkste verdelingsvraagstukken in Nededand. In aansluiting op dezeschets geeft de Raad aanbevelingen voor het nemenvan maatregelen, welke zouden kunnen leiden toteen vermindering van de sociale ongelijkheid in Nederiand. Deze studie werd ter hand genomen opgrond van de taak die de Raad bij wet is opgedragenen welke o.a. omvat het 'ten behoeve van het Regeringsbeleid wetenschappelijk gefundeerde informatie te verschaffen over ontwikkelingen die op langeretermijn de samenleving kunnen beïnvloeden endaarbij tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden en teverwachten knelpunten, probleemstellingen te formuleren ten aanzien van de grote beleidsvraagstukken, en beleidsalternatieven te ontwikkelen'. Raad noodzakelijkewijze moet doen op grond vanzijn opdracht, waagt op het gebied van de analysevan macroproblemen, vindt in de sociale wetenschappen betrekkelijk weinig steunpunten voor zover het empirisch onderzoek op dit gebied betreft.Hoewel er op theoretisch niveau een groeiende belangstelling is voor macrosociologische problemen,vindt de vertaling van deze ontwikkeling in empirisch onderzoek maar moeizaam plaats. De overheersende sterke preoccupatie van de meeste Nederlandse onderzoekers met nauwkeurige beschrijvingen van sociale verschijnselen waarbij men zichmeestal beperkt tot één bepaalde sector van hetmaatschappelijke leven en/of tot één type organisatie, werkt remmend op de ontwikkeling van de andere methodieken vergende macroanalyse wiuirvande reikwijdte, zoals in het geval van de sociale ongelijkheid in de Nederiandse samenleving, veel verdergaat.
-
Brezinka's metatheorie als grondslag voor empirisch-pedagogisch onderzoek: een kritiek
In de opvoedingswetenschap wordt nog steedsnaarstig naar een paradigma voor empirischpedagogisch onderzoek gezocht. Voorstellen vooreen dergelijk paradigma zijn o.a. in de geesteswetenschappelijke traditie (fenomenologisch onderzoek), in de emancipatorische pedagogiek (aktieonderzoek) en in de empirischanalytische richting(technologisch onderz.oek) geformuleerd. In dit artikel wordt het laatstgenoemde voorstel kritisch geanalyseerd. Brezinka is de belangrijkste exponentvan de empirischanalytische richting in de pedagogiek, zodat UY' zijn wetenschapstheoretische en methodologische overwegingen tot uitgangspunt vooronze analyse hebben gekozen. De invloed van Brezinka's empirischanalytischemetatheorie op de opvoedingswetenschap kannauwelijks onderschat worden. Alleen al het feit datde 'Metatheorie' in een tweetal versies van gelijkestrekking reeds 22.000 maal van de persen roldelijkt deze bewering voldoende te staven. En er zijnredenen om aan te nemen dat de zegetocht vanBrezinka's ideeën nog lang niet is afgelopen. Allereerst weet Brezinka de zeer gekompliceerde wetenschapstheoretische materie op verleidelijk eenvoudige wijze, schijnbaar zonder concessies aan de inhoud te doen, naar zijn lezerspubliek te vertalen.Een maximum aan metatheoretische informatie lijktmet een minimum aan inspanning verworven tekunnen worden. De 'Metatheorie' zal zich medehierdoor met name cian universitaire opleidingen eenvaste plaats weten te veroveren (zo dit al niet hetgeval was), ook al tekende bijv. Derbolav (1978)tegen een voortijdige fixatie van studenten op deweinig pluralistische metatheorie terecht bezwaaraan. Ten tweede lijkt er in de opvoedingswetenschap steeds meer behoefte te gaan ontstaan tum eenperiode van 'normcialwetenschappclijke' aktiviteiten waarin men kan laten zien dat deze relatief jongeen ondergewaardeerde discipline wel degelijk tothet oplossen van belangrijke opvoedingsproblemenin staat is. De discussie over de identiteit en grondslag van de pedagogiek op wetenschapstheoretischniveau hebben niet alleen onder haar beoefeniutrssterke verdeeldheid gezaaid maar naar de buitenwacht toe ook het beeld van de pedagogiek als eenbabbelkundig specialisme zonder praktische relevantie opgeroepen. Brezinka's metatheorie verschijnt op dit verwarrende toneel als een deus exmachina: het relatief simpele en rechtlijnige ontwerpvan een technologische opvoedingswetenschap belooft een hoge status aan ondeizoekers die vanuit datontwerp onderzoek willen doen.
-
De relevantie van het historisch-pedagogische onderzoek voor de pedagogische wetenschappen. Commentaar bij de discussie in het Nederlandse taalgebied.
Onderhavig artikel bestaat uit twee delen. In eeneerste gedeelte M'ordt de discussie uit het Nederlandse taalgebied (Nederland, Vlaanderen enZuidAfrika) met betrekking tot de theoretische conceptie van de historische pedagogiek chronologischgeanalyseerd. Daaruit blijkt dat de aandacht inhoofdzaak naar het probleem van de relevantie vanhet historischpedagogische onderzoek en naar devraag van zijn plaatsbepaling (behoort het tot depedagogiek of tot de geschiedenis) is uitgegaan. Bijde behandeling van dit punt wordt terloops naarde gepaste onderzoeksdomeinen, vragen en methoden gezocht. Het tweede gedeelte laat de auteur toe zijn eigen positie binnen de grenzen van degevoerde discussie te bepalen. Voor hem biedt hethistorischpedagogische onderzoek een breed spectrum van mogelijkheden: met behulp van historischeonderzoeksmethoden bestudeert men er het terreinvan de opvoeding, en dat kan zinvol zijn, zowelWanneer naar gelang van de omstandigheden eeneerder historische als een eerder pedagogischevraagstelling de richting aangeeft.
-
Values Education in de USA
'Values Clarification' (L. Raths c.s.) en 'Values/moraldevelopment' (L. Kohlberg c.s.) zijn al meer dan tien jaarde belangrijkste Amerikaanse stromingen op het gebiedvan Values Education. Beide willen de leerlingen gevoeligmaken voor waarden en morele kwesties door hierover inde klas te laten nadenken en praten. Als zodanig houden zijeen alternatief in voor onderwij sleersituaties waarin waarden en normen zonder verdere overdenking via de school,de leerkracht of de leerstof worden overgebracht.In Nederland neemt de belangstelling voor dit gebiedtoe: enkele boeken uit de Values Clarification bewegingzijn vertaald, er is diskussie over het werk van Kohlberg,scholen formuleren doelstellingen in deze richting e.d. EenProjekt dat zich sinds enkele jaren op dit gebied bezighoudtis S.V.O.projekt 0312 'Waardenontwikkeling'. Hoewelhet Projekt uitgaat van de waarderingstheorie van Hermans zijn binnen de gehanteerde konseptie van waardenontwikkeling en het daarop gebaseerde lesmateriaal veelideeën uit bovenstaande stromingen terug te vinden. Hetonderzoek van het projekt betreft met name de vraagwelke leerkrachtgedragingen effektief zijn tijdens onderwijsleersituaties gericht op waardenontwikkeling.
-
Uniciteit van het Kind; een antropologisch, pedagogisch en wetenschappelijk probleem.
Het onbevredigende in deze aanpak is voor mij, dat hetin deze bundel, ondanks de vraagstelling, volledig ontbreekt aan bijdragen met betrekking tot het fundament datten grondslag ligt aan uitspraken over uniciteit. De uniciteitis een van de thema's bij uitstek waarbij een kennistheoretische discussie gevoerd kan en moet worden. Het gaathier immers om een concept dat, meer dan andere concepten, de controverse tussen nomothetische en idiografischekennis (verwerving) tot uitdrukking brengt. De 'werkbaarheid van het begrip uniciteit' is geen kwestie van welwillen en/of niet kunnen, maar is bovenal een kennistheoretisch probleem. Alhoewel het boek als ondertiteldraagt: 'een antropologisch, pedagogisch en wetenschappelijk probleem' en mijn hoop in dit opzicht gevestigd wasop 'uniciteit als wetenschappelijk probleem' blijkt dit 'wetenschappelijk' in het boek ineens de betekenis van 'methodologisch' te hebben.