Vol 55 Nr 3 (1978)

Gepubliceerd: 1978-01-01

Artikel

  • The Influence of Research on Educational Practice

    F.N. Kerlinger

    Many people think that the purpose of research isor should be to improve the lot of mankind. Not so.Either men improve man's lot or it doesn't getimproved. The misunderstanding in many people'sminds about research and its presumed ameliorativepurpose arises in part from confusing science withengineering and technology. Engineering is a set ofapplied disciplines that depend mostly on sciencebut that are themselves not science. It is the job ofthe engineer to devise technical solutions to practicalproblems. In so doing, he uses technology, whichlikewise often arises from science but is not itselfscience. Technology comprises technical methodsand materials devised to achieve practical objectives. This is quite different, of course, from thepurpose of science. 1 'Ê of psychological, sociological and other^havioral scientific phenomena of possible relel^ance to educational thinking and practice may haveeneficial though indirect efifects on educationalPractice. A corollary is that basic research is more^Portant than applied research in its potential effecteducation. And three, two major obstacles to®search influencing educational practice in the longare the pragmaticpractical notion that research^"ould pay off and that it should be relevant to'^n^temporary social and educational problems., ^o defend these propositions, I will discuss thepurpose of scientific behavioral research, thesumed validity of the payoff and relevance. tions, and how research can and perhaps doesIJJ^iuence practice. Finally, I will recommend whatas educators and as educational researchers, can^^ should do to maximize the fruitful outcome of'^■•efTForts.

  • De organisatie van de cognitieve activiteit en de optimalisering van het ondei-wijsleerproces

    P.J. GALPERIN

    Het volgende, door Nadja Louwerse vertaaldeartikel werd ons door Prof. Gal'perin (Moskou) terbeschikking gesteld. Het berust op een door hem opeen conferentie te Perm' (Ural) gehouden voordracht, en werd in 1974 gepubliceerd. Het is zijnmeest recente publikatie over zijn onderwijsleertheorie, en bevat een aantal nieuwe uiteenzettingen.Omdat Gal'perins theorie zich in het Nederlandsetaalgebied in grote belangstelling verheugt, leek hetons bij uitstek gewenst dit artikel, waarin uitwerkingen en veranderingen worden beschreven die deauteur in zijn theorie heeft aangebracht, voor delezers van Pedagogische Studiën in onverkorte vormtoegankelijk te maken. Wij zijn ons ervan bewust, dat het artikel ook mèt die noten nog een aantal moeilijke plaatsen bevat.Nadja Louwerse, die binnenkort voor een studieperiode naar Moskou vertrekt, hoopt deze in een nieuwgesprek met Prof. Gal'perin op te helderen, en metname toelichting op enkele bijzonder abstractepassages te krijgen in de vorm van concretevoorbeelden. Zo mogelijk zal ze hierover volgendjaar in P.S. berichten.

  • Het empirisch onderzoek over de hiërarchisch-cumulatieve structuur van Bloom's taxonomie, cognitief domein: methoden en resultaten

    E. Corte , J. VanBouwel

    Aan de bekende taxonomie voor onderwijsdoelen,cognitief domein van Bloom c.s. ligt een hypothetisch structuurprincipe ten grondslag. Volgens deontwerpers bezit de taxonomie een hiërarchischcumulatieve structuur, d.w.z. de categorieën zijngeordend volgens een toenemende graad vancomplexiteit en de gedragsvormen van een lagerecategorie worden telkens geïntegreerd in de onmiddellijk hogere categorie. In onderhavige bijdragewordt een overzicht gegeven van de belangrijksteempirische onderzoekingen, waarin deze hypothetische structuur van de taxonomie getoetst werd. Destudies zijn geordend volgens de verschillendemethoden die daarbij gebruikt werden, nl. hetbepalen van de moeilijkheidsgraad van de opeenvolgende categorieën van de taxonomie, de simplexanalyse, de causale modelanalyse, de factoranalyse, de GuttmanLingoesmethode en de hiërchische syndroomanalyse. De taxonomie voor onderwijsdoelen, cognitiefdomein, die onder de hoofdredactie van de bekendeAmerikaanse onderwijskundige Bloom voor heteerst verscheen in 1956 (Bloom, 1956), heeftsindsdien een belangrijke invloed gehad in zowat degehele Westerse onderwijswereld, zowel op het vlakvan het onderzoeks en ontwikkelingswerk als in deonderwijspraktijk (Van Bouwel 1976). De zèshoofdcategorieën van de taxonomie (1.00 Kennis,2.00 Begrijpen, 3.00 Toepassen, 4.00 Analyse, 5.00Synthese en 6.00 Evaluatie) worden thans in demeeste didactische handboeken min of meeruitvoerig beschreven. Met uitzondering van Toepassing, worden deze hoofdcategorieën ook nogverder gedifferentieerd in een :iantal subcategorieën.

  • Onderwijsresearchdagen 1978: een eerste lustrum

    H. Lodewijks

    Ongeveer een jaar geleden eindigde Wim Nijhof zijnbespreking van de Onderwij sresearchdagen 1977 in dezekroniek met de woorden: 'De onderwijsresearchdagenzouden meer brede thema's kunnen aandragen ofonderzoeksthema's ter diskussie kunnen stellen, om demaatschappelijke relevantie van hun werk met maatschappijvertegenwoordigers te kunnen doorspreken. (...)We moeten afwachten of het lustrum in Utrecht in 1978meer biedt'.Een recordaantal van 660 deelnemers kwam 22 en 23maart naar de Utrechtse Uithof, al of niet om te zien ofNijhofs verwachting (voornemen?) zou uitkomen. Nu deORD in Utrecht hun eerste lustrum volmaakten, ligt het bijde bespreking van de laatste uitgave nogal voor de handom ook de voorliggende periode in de beschouwingen tebetrekken. Hebben zich in die vijf jaren ontwikkelingenvoorgedaan die op de inrichting van de ORD van invloedzijn geweest? Mijns inziens is dat zeer zeker het geval. Deonderwijsresearchdagen zijn sinds 1974 zówel naaromvang, éls naar karakter sterk veranderd. Ook de definiëring van de doelgroepen waarop de ORDzich richt, is duidelijk veranderd. In oorsprong zijn deORD gedacht als een breed forum voor onderzoekers; deORD zouden onderzoekers van onderwijs in de gelegenheid moeten stellen ideeën uit te wisselen over recent doorhen uitgevoerd en min of meer afgesloten onderzoek,teneinde de kwaliteit van toekomstig onderzoek teverbeteren. Deelnemers aan de ORD bleken echter algauw niet exclusief tot de onderzoekersgroep gerekend tekunnen worden. Ook gebruikers van onderzoek, ondef'wijsontwikkelaars, Innovatoren en beleidsfunctionarisse"gaven door hun aanwezigheid, en soms door hun bijdrag«'blijk van hun belan^telling voor de onderwijsresearch "JNederland (en België). Dit had voor de ORD nogal wat togevolg: De nadruk die aanvankelijk op het recente fj'afgesloten karakter van onderzoek werd gelegd, verdwefvoor een belangrijk deel; ook referaten over onderzoek "Jde maak of in ontwikkeling, alsmede bijdragen oV«onderwijsontwikkelings en innovatiewerkzaamhed^werden toegelaten.

  • Geprogrammeerde Instructie of Tekst + Vragen? Een vergelijkend onderzoek van een aantal systematisch gevarieerde vormen van schriftelijke instructie

    E.J. Hees van

    Dit boek behandelt het promotieonderzoek van deschrijver, het zoeken naar en vergelijkend onderzoek vanverschillende vormen van programmering van schriftelijke leerstof. De schrijver zegt zelf, dat de aanleiding tot dit onderzoekdateert uit de nadagen van de g.i., waarvan de teruggang inde zestiger jaren reeds zijn beslag heeft genomen. Depublikatie van het feitelijke onderzoek is aanzienlijkvertraagd, maar juist de laatste jaren zien we eenoplevende belangstelling voorde vormgeving van schriftelijke instructie, t.g.v. de toenemende nadruk op differentiatie in het onderwijs. Dit kan men volmondig onderschrijven. Maar ook de g.i. in engere zin heeft nog voldoendebelangstelling, ook al ligt het hoogtepunt ver achter ons.Het is veeleer zo, dat nu de roes van de g.i. voorbij is,men beter in staat is tot een grondige evaluatie daarvan tekomen, om te bezien welke waardevolle elementenbehouden kunnen worden. Dit geldt evenzeer voor de g.i.als dat dat heeft gegolden voor de audiovisuele media,door de schrijver, in navolging van anderen, geplaatst inrespektievelijk de tweede en eerste fase in de onderwijstechnologie.

  • De ontwikkeling van een beleid ten aanzien van onderwijsonderzoek

    Y. Creemers, W. Hoeben

    De empirische cyclus als basismodel voor wetenschappelijk handelen wordt verder uitgewerkt voor theorie als praktijkgericht onderzoek. Zogende ontstaat een model voor wetenschappelijke/^cessen waarmee het mogelijk wordt (a) praktijk^'■'c/jre onderzoeksprogramma's te ontwerpen; (b)^binaties van praktijk en theoriegericht onderdek te programmeren; (c) kriteria te formulereneen optimale wetenschappelijke opbrengst van'^''»ktijkgericht onderzoek.

  • Een analyse van het niveau van de leesprestaties in een aantal scholen van het AVI-project

    M. Berg den van

    Individualisering betekent voor vele schoten een wijziging van het doelstellingendenken. Bij individualisering komt het er op aan dat kinderen naar hun vermogen continu kunnen vorderen, dochéchter samen met anderen en voor anderen,gemiddelde prestatieniveaus zijn hieiroor niet de"este indicaties.

  • Het effekt van vragen op het onthouden van een beluisterde tekst

    C.H. Bülte

    In dit experiment is getracht het bestaan vanluisterstrategieën te bewijzen door het begriphnsterstrategie te operationaliseren naar analogievan het begrip leesstrategie. Door het vooraf ofachteraf stellen van vragen bij een auditiefaangeboden tekst werden verschillende doelen bij deluisteraars ingebouwd. Aan de antwoorden op dezeen andere vragen werd het verschil in luisterresultaat gemeten. Het blijkt dat een ander luisterdoeleen ander luisterresultaat tot gevolg heeft. Debevindingen zijn aanleiding tot enkele opmerkingenover het toetsen van luisten'aardigheid met behulpvan voorgelezen informatieve teksten. De invoering van luistervaardigheid als verplichtonderdeel van het moedertaalonderwijs heeft deleraren Nederlands voor grote problemen gesteld(Wesdorp 1974). Lammers constateert met zijnenquête hetzelfde (Driest e.a. 1975) en doet eenvoorstel om tot een oplossing te komen. Hij vindt dathet begrip luisterstrategie een goed uitgangspunt isvoor onderwijs in en onderzoek naar luisteren.Hierbij gebruikt hij het begrip luisterstrategie als een'vertaling' van het begrip leesstrategie: zoals eengoede lezer een flexibele lezer is (Wolters 1969), zo iseen goede luisteraar een flexibele luisteraar, d.w.z.dat hij zijn manier van luisteren aanpast aan despreker en aan zijn eigen, luisterdoel.'Het begripluisterstrategie impliceert dat luisteraars op verschillende manieren naiir een spreker kunnen luisterenmaar dat een individuele luisteraar steeds die maniervan luisteren kiest die het best bij zijn eigen behoefteaansluit' (1). Lammers wijst erop, dat het aanvaarden van het begrip luisterstrategie consequentiesheeft voor het luisteronderwijs. N.a.v. de CITOtoetsen voor luistervaardigheid zegt hij: 'Wil eenluistertoets enigszins een benadering zijn van zoalser in werkelijkheid wordt geluisterd dan zouden deleerlingen op zijn minst de gelegenheid moetenhebben de vragen van te voren te bestuderen.Anders toetsen de CITOtoetsen niet de luistervaar;digheid van de leerlingen maar alleen in hoeverre zijop dezelfde manier naar een tekst luisteren als detoetsconstructeurs van het CITO dit hebbengedaan.' (1). Volgens Lammers is een waterdichtbewijs voor het bestaan van luisterstrategieënmoeilijk te geven (1).

  • Onderzoek van onderwijsdoelstellingen vanuit een kurrikulumtheoretisch perspektief

    I.R.M. Gerris

    In dit artikel wordt de problematiek van onderzoek en onderwijsdoelstellingen aan de orde gesteld vanuit een kurrikulumtheoretisch kader. De stelling wordt geponeerd dat doelstellingenon'l^noek, opgevat als het inventariseren, ordenen,°^Palen en evalueren van ondenvijsdoelstellingen'^^t behulp van empirische methoden alleen, het^^vaar loopt het objekt van onderzoek in tweeërlei"Plicht in te perken: a) gezien de kontekst van het^^i'rikulum waarin onderwijsdoelstellingen funktiowordt gepleit voor het entameren vanjelstellingenonderzoek waarin ook relaties van de^l^^lstellingen met de overige komponenten van het^'^i'rikulumtheoretisch kader worden opgenomen, b)^^Zien de eigen aard van onderwijsdoelstellingen alsInspraken over datgene wat het geval behoort te zijn'^'^'oarden) wordt gewezen op het belang van het"Pnemen en ontwikkelen van methoden ter legimitevan onderwijsdoelstellingen voor een theoretische benadering van het kurrikulum.