Vol 54 Nr 1 (1977)

Gepubliceerd: 1977-01-01

Artikel

  • Evaluatie van curriculum innovatie

    P. Appelhof

    Dit artikel handelt over de aanleiding, betekenis,aard, opzet, uitvoering en de wijze van beschrijvingvan het D.A.L.onderzoek (S.V.O. 0204). In hetbijzonder wordt de toepassing van het evaluatiemodel voor curriculum innovatie van R. Stake bij debeschrijving van het onderzoek uiteengezet.Het D.A.L.onderzoek werd uitgevoerd inUtrecht, Den Haag en Rotterdam. Het onderzoek istoegespitst op de ejfekten van een begeleidingsprogramma voor de Differentiatie van het Aanvankelijk^esonderwijs van het S.A.C. te Utrecht (D.A.L.projekt) op het handelen van leerkrachten en op delees en samenwerkingsprestaties van leerlingen. Het D.A.L.onderzoek werd uitgevoerd in Utrecht, Den Haag en Rotterdam. Het onderzoek is toegespitst op de ejfekten van een begeleidingsprogramma voor de Differentiatie van het Aanvankelijk^esonderwijs van het S.A.C. te Utrecht (D.A.L.projekt) op het handelen van leerkrachten en op delees en samenwerkingsprestaties van leerlingen.

  • De invloed van feedback op het onderwijs-leerproces

    L.F.W. Klerk de

    Eén van de uitgangspunten van individuele studiesystemen is dat de leerling regelmatig informatiekrijgt over zijn prestaties en vorderingen (feedback).Dit artikel betreft een onderzoek naar de invloed vanverschillende aspecten van de feedback op de leerprestatie, te weten: onmiddellijke versus uitgesteldefeedback; kennis van resultaten versus kennis vancorrecte resultaten; en feedback per item versusfeedback per toets.

  • Interne validering als haalbare strategie om programma's te evalueren

    J.J.F. Laak

    Het aanbod van programma's voor het kleuteronderwijs is relatief groot. Inhoud, werkwijze, doelstellingen en doelgroepen lopen uiteen. Kompensatieprogramma's worden geacht nietspecifieke achterstand op te heffen door training op vooral de taal.Programma's voor fiinktie ontwikkeling nemenmeer 'bedrijfsmatig' de kriteriumsituatie als uitgangspunt en geven voorbereiding op specifiekeschoolse taken. Themaprojekten hebben als inspiratie, dat de dagelijkse leefsituatie en de schoolsituatiebij vooral de arbeidersmilieus uiteengegroeid zijn.De Projekten hebben als doel de diskontinuïteit terugte dringen.

  • Het AERA-congres 1976

    M. Kamp der van

    De American Educational Research Association (AERA)is de Amerikaanse beroepsvereniging van onderzoekersvan het onderwijs en va]t qua doelstelling en opzet enigszins te vergelijken met de Nederlandse Vereniging voorOnderwijsresearch. De AERA, onderverdeeld in een 8taI'divisions' en meer dan 45 'special interest groups', teltmaar liefst 12.000 leden, waaronder een toenemend aantalEuropeanen en heeft grote invloed op de richting waarin deonderwijsresearch zich ontwikkelt. De AERA verzorgt deuitgave van een aantal tijdschriften zoals haar lijfblad deEducational Researcher, de Review of Educational Research, de American Educational Research Journal ensteunt daarnaast andere publikaties. Verder houdt deAERA zich onder andere bezig met arbeidsbemiddelingVoor jonge academici, de organisatie van workshops enpostdoctorale trainingen. Het organiseren van het jaarlijkscongres vormt echter een van de belangrijkste activiteiten.Een week nadat in Groningen voor de derde keer deOnderwijsresearchdagen waren gehouden') organiseerdede AERA van 19 tot 23 april in San Francisco haarzestigste' Annual Meeting'. Door een subsidie van de SVO\verd ik in de gelegenheid gesteld om dit congres bij teWonen en er een voordracht te houden. Tijdens het AERAcongres worden verschillende werkvormen gebruikt zoals de 'rondetafelsessie', het'conversatieuur', de 'kritieksessie', de 'minicursus' ende 'voor en nasessies'. De rondetafelsessie is een werkvorm waarbij de onderzoeker gedurende 1V2 uur met 5 tot15 man over zijn onderzoek discussieert. Deze werkvormwerd in het algemeen erg gewaardeerd, omdat het eendiepgaander discussie mogelijk maakt en er naar aanleidingvan gemeenschappelijke problemen vaak persoonlijkecontacten tussen onderzoekers uit voortvloeien. Een zeerAmerikaans aandoende werkvorm is het conversatieuur.Hierbij kan men de gelegenheid te baat nemen om coryfeeen van de Amerikaanse onderwijsresearch (o.a. Campbell, Glass, Popham en Scriven) persoonlijk vragen testellen. Men dient voor zo'n bijeenkomst van te voren in teschrijven en krijgt dan met hooguit een dertigtal anderen degelegenheid om gedurende een uur de meest uiteenlopendevragen af te vuren. Deze vragen worden doorgaans metveel flair beantwoord. Ook voor de minicursus is slechtsbeperkte inschrijving mogelijk en moet bovendien eenextra bedrag ($ 5,) betaald worden. In een minicursuswordt getracht om de deelnemers in vier uur een aantalspecifieke vaardigheden bij te brengen. Zo waren er o.a.minicursussen over 'Utilizing the ERIC system', Criterium Referenced Observational Measurement in the Classroom', Ethnografic Research in the Study of Education' en'Multivariate Analysis of Non Orthogonal Designs'. Na devoordracht van een drietal papers wordt er bij de kritieksessies door een deskundig kritikus met enige faam op hetbetreffende terrein kritiek geleverd. Deze kritiek wasmeestal niet mals en was zowel voor de auteurs als voor dezaal erg leerzaam. De voor en nasessies van het AERAcongres bestaan uit twee of driedaagse trainingscursussen, waarvoor men 60 tot 90 dollar dient te betalen en diegericht zijn op de bijscholing van onderzoekers. Er wareno.a. cursussen van Wright over het Raschmodel, Bankover formatieve evaluatie, Scriven over evaluatie en Lutzover antropologische veldmethoden. Een curieuze zaak is

  • Ontwikkelingspsychologie. Inleiding tot de verschillende deelgebieden

    M.J. Langeveld

    Wij bezaten in het Nederlandse taalgebied verschillendeboeken, die zich „ontwikkelingspsychologie" noemen.Om ons tot de meest recente te beperken b.v. de Genetische Psychologie van Kriekemans, waarvan het Ie deel in1968 verscheen; vervolgens de Nederlandse bewerkingvan Stone en Church door Van Meerten, 1972 en eerder;later is dit boek door Homminga in de 8e druk aangevuld,1976. Noch het ene noch het andere boek vindt vermelding. Wij betreuren dit o.a. omdat opzet en documentatiezeer uiteenlopen en diskussie oproepen. De afstand totantropologischpedagogisch denken is het kleinst bij Kriekemans, het grootst bij het onderhavige boek, maar is ingeen van de drie aan de orde.

  • Een onderzoek naar het functioneren van handleidingen bij schoolboeken

    N. Lagerweij

    Regelmatig worden bij schoolboeken handleidingenvoor de leerkracht op de markt gebracht. Van dekant van het onderwijskundige onderzoek is tot opheden relatief weinig aandacht besteed aan nut,effect en kwaliteit van dergelijke vormen van begeleiding van leerkrachten.Het artikel geeft een beeld van gegevens dieverkregen werden in een onderzoek betreffende hetfunctioneren van handleidingen bij schoolboekenvoor de brugklas (vakken: Engels, Moedertaal enWiskunde).

  • Verschillen in opleidingsvisies tussen studieafdelingen ineen sociale akademie1

    H.C.M. Preinen, J.L. Knip

    In dit artikel wordt getracht een beschrijvingsmodelvoor opleidingsvisies te ontwikkelen en aan de handvan dit model bepaalde verschillen tussen afdelingen in een onderwijsorganisatie te beschrijven. Deverwachting over de mate en de richting van verschilin opleidingsvisies ontlenen we aan organisatieonderzoek in onderwijsorganisaties, eerder door deauteurs gedaan.

  • De onbetrouwbaarheid van selektieve tekstbegriptoetsen

    M. Gils van

    Dit artikel draagt een wat provocerende titel. Hetpleegt een aanslag op de axioma's van de neoEbeliaanse psychometrie en kant zich met nametegen rigoreus selektief gebruik van objektievetekstbegriptoetsen in A.V.O.eindexamens.Het bekende adagium: 'A test must be reliable tobe valid. . .'(Ebell965:343) is niet kompleet zonderde belangrijke toevoeging: '. . . but reliability doesnot guarantee validity.' Desondanks handelen diverse toetswiskundige publikaties voornamelijk overde 'betrouwbaarheid', terwijl theoretisch en empirisch gefundeerde bezwaren tegen de validiteit vanmultiplechoicetesis naar verhouding weinig aandacht krijgen. De kwantitatieve informatie die in deC.I.T.O.examenverslagen wordt verstrekt, heeftzelfs uitsluitend betrekking op het homogeniteitsaspekt; en bovendien maakt de begeleidende tekst langniet altijd scherp onderscheid tussen validiteit enbetrouwbaarheid. Een nader onderzoek van het gekompliceerdehomogeniteitsnetwerk wijst uit, dat alle daartoebehorende indices kunnen worden gedefinieerd alsfunkties van elkaar en van het aantal toetsitems. DeClTOvoorlichting aan de buitenwacht kan zonderenig informatieverlies beperkt blijven tot slechtsenkele gegevens: de gemiddelde itemtestkorrelatieen de standaardmeetfout (uitgedrukt intienpuntenschaalintervallen) geven een onvertekend beeld van de testhomogeniteit en van deonzekerheidsmarges rond de cijfers die uiteindelijkaan individuele leerlingen worden toegekend.

  • CITO-commentaar op Van Gils': 'De onbetrouwbaarheid van selectieve tekstbegriptoetsen

    K.D. Thio

    De heer Van Gils is, in overleg met de redactie vanPedagogische Stadiën, zo vriendelijk geweest ons detekst van zijn artikel te voren toe te zenden. Zodoende heeft hij ons de gelegenheid tot een weerwoord in ditzelfde nummer gegeven. Daarvoordank.Het opstellen van zo'n weerwoord is evenwelmoeilijk geworden door de overladenheid van hetartikel met bijthema's: (1) aanmerkingen op deCITOexamenverslaggeving, (2) uithalen naar depsychometrie i.h.a., (3) eigen vingeroefeningen metpsychometrische formules, (4) opmerkingen overzaken van examenbeleid, (5) toespelingen op validiteitsproblemen. Dit leidde tot een overdaad aanbijzonderheden die het beoogde hoofdthema: debetrouwbaarheid van tekstbegriptoetsen in het gebruikskader: eindexamens, dreigen te overschaduwen.Wij beperken ons tot het hoofdthema en tot zakenin verband met de CITOverslaggeving; daarnaastbeperkte aandacht schenkend aan de hijthema's enaan z Het artikel pleegt beslist géén 'aanslag op deaxioma's van de neoEbeliaanse psychometrie'. Teneerste bestaat die zó niet. Er is wel een 'testtheorie'(door Van Gils 'toetswiskunde' genoemd), die alletestvaklieden als leidraad dient. Ten tweede raakthet artikel de axioma's van die theorie (die er welzijn) niet; geeft er zelfs geen blijk van dat de auteur zeuitdrukkelijk onder ogen heeft gezien.

  • International bureau of education

    J. Reus de

    Op 4 mei werd een bezoek gebracht aan het InternationalBureau of Education (IBE) in Genève, met het doel betereinformatiemogelijkheden te verkrijgen ten behoeve vanstafmedewerkers van de LPC. Het betrof hier in de eersteplaats de mogelijkheid tot gebruik van een zeer omvangrijktijdschriftenbestand (+ fotocopieservice) en in de tweedeplaats het onderzoeken van een eventuele microficheservice van het ERICsysteem een service, die ondanksherhaald en krachtig aandringen van de centra en vanbepaalde universitaire instituten door het Ministerie van Oen W nog steeds niet is verwezenlijkt. Het IBE is een soort internationaal centrum van vergelijkende onderwijskunde met de taak studies te verrichten(coördineren) die voor alle staten van belang kunnen zijn.De contacten tussen deze staten en het Bureau worden viade Beheersraad, via de UNESCO of langs nietinstitutionele weg onderhouden. Bij het gesprek met Rokicka heb ik op deze mogelijkheid gewezen i.v.m. onzeaanvrage van microfiches.

  • Taxonomie van leerdoelen

    H.P. Stwomberg

    Het belangwekkende van het boek van De Block is datdeze auteur consequent en systematisch heeft gestreefdnaar het opbouwen van een taxonomie van onderwijsdoelstellingen op basis van een didactische theorie. Zelf geefthij de volgende criteria voor een voor het onderwijstoepasbare taxonomie, namelijk: er moet een didactischebasis zijn, maar de taxonomie moet neutraal zijn d.w.z.zich niet als taxonomie uitspreken over de juistheid ofonjuistheid van doelstellingen, maar de eventuele inconsequenties daarin wel zichtbaar maken ; de ordening zelfbinnen een taxonomie is echter wel normerend, omdat destructuur van de taxonomie berust op regels, normen enprincipes; de taxonomie dient algemeen toepasbaar te zijnen de taxonomie moet hiërarchisch zijn opgebouwd,waarbij gestreefd moet worden naar logica en duidelijkheidin de opbouw.