Vol 53 Nr 2 (1976)
Artikel
-
Opvoedkunde en opvoedkundig onderzoek
Diverse opvoedkundigen beklagen zich al jaren overhet feit, dat over de fundamentele uitgangspuntenen terminologie van de opvoedkunde geen overeenstemming bereikt wordt, en dat het empirischonderzoek veel te weinig van de grond komt.De klachten lijken gerechtvaardigd, zeker als mende situatie in de opvoedkunde vergelijkt met deongeveer even oude en verwante discipline van depsychologie. Echter enig optimisme kan ontleendworden aan de opbloei van de nadrukkelijk alsinterdisciplinair gekenmerkte onderwijskunde. Onderwijskunde richt zich overigens op een opvoedkundige context en vertoont naar zijn onderzoekmodel beoordeeld grote verwantschap met hetpedagogisch onderzoek. Dat het de onderwijskundebeter vergaat dan de opvoedkunde ligt o.m. aan eenomstandigheid, die wij i.v.m. de straks te besprekenstelling B9 zullen vermelden. Tegenover het tekortaan opvoedkundig onderzoek staat het gegeven, datopvoedkundige dissertaties nogal eens een sterktheoretische en wijsgerige inslag hebben. 1. In enkele recente opvoedkundige (of agologische)verhandelingen worden langs speculatieftheoretische weg stellingen over opvoeding en opvoedkunde ontwikkeld, die zich niet laten verenigenmet gangbare opvoedingsactiviteit, noch metcondities die noodzakelijk zijn voor de uitbouwvan opvoedkunde en opvoedkundig onderzoek.
-
Een handelingsmodel voor (a.s.) leerkrachten uitvoeren en reguleren van het onderwijzen
Voor het begeleiden van (a.s.) leerkrachten werd eenhandelingsmodel voor het onderwijzen ontworpen datoriënterend en integrerend moet werken voor de (a.s.)leerkracht.Vanuit de (a.s.) leerkracht gezien is het een uitvoeringsmodel. Op basis van kennis en ervaring(LiOinformatie), leerlingeninformatie en een potentieel repertoire van ingrepen moet geëvalueerd enbeslist worden welke 'ingreep' in de gegeven situatiede beste is. In het model worden kategorieën vaningrepen onderscheiden die gerelateerd zijn aan eendoor ons opgesteld model van het leren. Vanuit het gezichtspunt van de begeleider is het eenreguleringsmodel. Oriënteren, kontroleren, motiverenen 'reïnforcen' zijn de principes die hem hierbij tendienste staan. Reguleren moet plaatsvinden totdat de(a.s.) leerkracht zichzelf kan reguleren. De onderwijskundige heeft dan zijn doel bereikt. Hij heeftzichzelf overbodig gemaakt.
-
Ph. Kohnstamm en L. S. Vygotskij over de relatie: cognitieve ontwikkeling en onderwijs
Wij zien dat de laatste jaren de betekenis van hetonderwijs voor de cognitieve ontwikkeling weermeer in de belangstelling komt. Niet alleen in dewetenschappelijke Hteratuur, maar ook op studiedagen en conferenties van scholen valt herhaaldemalen de naam Vygotskij als het gaat over bijvoorbeeld onderwijsvernieuwing.Vygotskij heeft zijn opvattingen over de relatiecognitieve ontwikkeling en onderwijs in verschillende pubhkaties uiteengezet (o.a. Vygotskij 1935).Recentelijk zijn deze opvattingen nog eens weergegeven door Van Parreren (1973).Maar ook dichter bij huis en ongeveer gelijktijdigmet Vygotskij heeft Ph. Kohnstamm zijn opvattingen over de relatie cognitieve ontwikkeling enonderwijs laten horen (Kohnstamm 1932, 1932 a,1936). Hoewel Kohnstamm zich niet zo explicietuitlaat als Vygotskij, is één ding echter duidelijk:beiden zien onderwijs als noodzakelijk voor de cognitieve ontwikkeling.
-
Het Sovjet-Onderwijs op het XXVste Partijcongres
Van 20 november tot 3 december kreeg Nederland bezoek van een hoge delegatie van onderwijsmensen uit deSovjetUnie. Deze delegatie stond onder leiding vanA. I. Danilov, de minister van de RSFSR de grootstedeelstaat onder de SovjetRepublieken. Zijn ambstgebiedstrekt zich uit van Leningrad tot Vladivostok en Kamchatka. Dit bezoek, dat plaats vond binnen het kadervan de culturele samenwerking tussen Nederland en deUSSR, was het eerste dat nä 1717 op dit niveau heeftplaats gehad. In dat jaar nl. bezocht Czaar Peter deGrote ons land om een stage te doorlopen bij onzescheepsbouwindustrie. Daarom was het bezoek vanDanilov een historische gebeurtenis en was het des te opmerkelijker dat zijn verblijf volledig werd genegeerddoor bijna alle dagbladen en andere media. Temeer isdit merkwaardig omdat toch een hele reeks van officialsbij dit bezoek was betrokken en omdat de Russischeminister een zeer groot aantal studiebezoeken heeft afgelegd: bijv. in Papendrecht: de Chr. Scholengemeenschap de Lage Waard; in Amsterdam de OsdorperSchoolgemeenschap en de Bijlmer Schoolgemeenschap;het Instituut voor de Opleiding van Leraren 'D'WitteLeli'; het Bouwcentrum in Rotterdam; de StichtingFilm en Wetenschap; de Rotterdamse Schooladviesdienst. Voorts werd uitvoerig geconfereerd met deLandelijke Pedagogische Centra, de Innovatiecommissies in Zeist en last but not least met onze Minister vanKemenade. Van dit alles geen woord in de pers; debezoeken aan Amsterdamse scholen zelfs buiten medeweten van de Wethouder van Onderwijs. Dank zij de voortdurende hulp van partijorganisatieswerden de gestelde taken, o.a. het bereiken van het algemeenvormend voortgezet onderwijs voor elke leerlingin belangrijke mate vervuld. Meer dan 96% van alleleerlingen die in 1975 de achtjarige middenschool afsloten vervolgden hun studie bij een of andere vorm vanalgemeen voortgezet onderwijs. Voor het huidige jaarverwacht men dat ca. 90% van alle jongens en meisjes,die 11 jaar geleden naar de eerste klas van de basisschool gingen, een plaats in de maatschappij vinden naeen volledige opleiding bij het voortgezet onderwijs tehebben genoten.
-
Stimulatie en binding
De Deense ontwikkelingspsychologe Ingar Bernth biedtons in 'Stimulatie en binding' een in verschillende opzichten merkwaardig boek aan.In de eerste drie hoofdstukken wordt het beeld geschetst van kinderen die aan zeer vroegtijdige emotioneleverwaarlozing zouden blootstaan. Dit geschiedt voornamelijk aan de hand van literatuurbespreking.Naast bekende namen als Spitz, Bowlby en AnnaFreud komen ook een aantal, wat willekeurig gekozen,minder bekende auteurs aan bod. Het vierde hoofdstuk haalt de lezer plotseling uit hetverleden en plaatst hem in een moderner stukje theorieontwikkeling: ecologische visies en vondsten ter verklaring van menselijk gedrag, i.e. bindingsgedrag en exploratiedrang. Vervolgens worden de positieve en negatieveresultaten van kognitieve ontwikkelingsstimulering besproken.
-
Vernieuwing van het kleuteronderwijs en schoolrijpheidsproblematiek
Met dit artikel zetten wij onze reeks publikaties uitde Sovjetunie voort. Het artikel is geschreven doorProf. Zaporozec en twee medewerksters aan zijngrote researchinstituut te Moskou, en is verschenenin Sovetskaja Pedagogika, 1975 no. 6. De vertalingwerd gemaakt door Nadja Louwerse.Zaporoiec (geb. 1905, spreek uit: Zaporózjets) isde belangrijkste onderzoeker op het gebied van dekleuterontwikkeling en het kleuteronderwijs in deSovjetunie. Hij komt uit de school van Vygotskij en werkte al vroeg met de bekende Russische psychologen Lurijaen A. N. Leont'ev samen. Van zijn talrijke publikaties zijn er meerdere in Westerse talen vertaald. Wij vestigen in het bijzonder de aandacht op zijn bijdrage inCole en Maltzman's Handbook of ContemporarySoviet Psychology (1969), waarin hij zijn studies ophet gebied van de ontwikkeling van de waarneming van het kleine kind samenvat.
-
Individuele studiesystemen in het wetenschappelijk onderwijs
Een overzicht wordt gegeven van de literatuur overindividuele studiesystemen in het wetenschappelijkonderwijs. Een korte beschrijving wordt gegeven vande meest voorkomende kenmerken, die onder te verdelen zijn in onderwijskundige uitgangspunten, kondities voor organisatie en uitvoering en fakultatievekondities. Enkele kenmerken lijken noodzakelijkvoor een suksesvoUe opzet.
-
Richtlijnen voor het ontwikkelen van cursusdoelen
In de onderwijskundige literatuur bestaat langzamerhand een heel scala van strategieën voor het ontwikkelen van cursusdoelen. Huber en Pilot (1974) hebbener dertien geïnventariseerd. In dit artikel, dat voortbouwt op het werk van genoemde auteurs, is getrachtrichtlijnen te ontwerpen die aan deze strategieën tengrondslag liggen. Daartoe wordt een model geïntroduceerd waarin het begrip 'taak' centraal staat. Watde cursusdoelen betreft, wordt onderscheid gemaakttussen doeltaken en toetstaken. Deze kunnen globaal,specifiek en naar taakvereisten worden omschreven.Bij het ontwikkelen van cursusdoelen kan wordengeput uit drie bronnen: uiteindelijke taken, studietaken en nultaken. Daarnaast kan nog als bijzonderebron genoemd worden: de feitelijke taakvervullingdoor de taakbeoefenaars. Verder omvat het modeleen overzicht van operaties waarvan men gebruik kanmaken bij het ontwikkelen van cursusdoelen. Bijvoorbeeld taakanalyse, voorwaardelijke analyse en inhoudsanalyse. Studeren en doceren zijn doelgerichte bezigheden.Studenten en docenten dienen dus doelen voor ogente hebben die zij in de cursus willen nastreven enbereiken. Onder 'cursus' verstaan we in dit verbandeen studieonderdeel (vak), practicumcyclus, hetschrijven van een scriptie onder supervisie, etc.; het"lag ook een opleiding in haar geheel zijn. Een cursus is een voorbedachte opeenvolging van doelgerichte onderwijs en studieactiviteiten voor cén ofmeer studenten.
-
Professor Fokkema is verontrust
Fokkema is verontrust en vermaant de lezers van P.S.om op het rechte pad te blijven en niet toe te geven aanverlokkingen ter linkerzijde. Omdat hij daarbij ondergetekende in het geding brengt als een van degenen die'scepsis of agnosticisme verbreiden t.a.v. opvoeding enopvoedkunde en zijn hulpwetenschappen' en 'constructief werk' bemoeilijken (109)1, lijkt enig kommentaargewenst.
-
Onderwijsresearchdagen 1976
Voor de derde keer in successie werden op 14 en 15 aprilde onderwijsresearchdagen georganiseerd. Na Amsterdam en de T.H. Twente, was het nu de beurt aan deUniversiteit van Groningen om als gastvrouw op te treden.Gezien het per jaar stijgend aantal deelnemers magmen stellen, dat dergelijke dagen in een behoefte voorzien. Het aantal deelnemers bedroeg dit jaar 600, ongeveer 50 meer dan vorig jaar. Medewerkers van onderzoeks en ontwikkelingsinstituten van onderling verschillende aard, waren aanwezig naast een 100 studenten. Ook was er belangstelling van de kant van de begeleidingsinstituten van het onderwijs, commissiesmodernisering leerplannen en docenten vanuit het V.O.en W.O. Een volgend doel is het creëren van een ontmoetingsplaats waar op eenvoudige en efTiciënte wijze kennis gemaakt kan worden met onderzoekers, die werkzaamzijn op gebieden die verwant zijn aan onderzoeksgebieden waarop men zelf werkzaam is of waarvoor men belangstelling heeft. Een overzichtelijk programma geefthet totale aanbod weer, per onderdeel zodanig toegelicht, dat in de meeste gevallen tevoren een keuzegemaakt kan worden van die onderdelen, welke menwenst te bezoeken.
-
Inleiding in de grondslagen van de psychologie
Deze driemansstudie is primair bedoeld als leerboekvoor het prekandidaatsonderwijs, met name de propaedeuse. De schrijvers realiseren zich echter wel dat het'een vrij lijvig boek geworden is waarin niet alle onderdelen een even elementair karakter dragen'. Zij sprekendan ook, in het Woord Vooraf, de hoop uit, dat hetverzamelde materiaal 'gedurende de hele studie kanfunctioneren' en dat het boek 'ook daarna als naslagwerk gehanteerd kan worden'. Het boek bestaat uittwee delen: I Systematische inleiding (115 p.'s); II Dehistorische ontwikkelingsgang van de psychologie (253p.'s). Christian Wolff, Leibniz, Tetensp Locke, Hume, Berkeley, de beide Mill's, Reid, Bain; Kant; Herbart, Lange,Helmholtz, Fechner; Wundt en Titchener; Brentano,Küipe, Dilthey, Wertheimer; Spencer, James, Dewey,Angell, Carr; Watson, Huil, Tolman, Skinner, Lashley en dan zijn we inmiddels terecht gekomen bij 'debehavioristen van de derde generatie: mediatietheorieën'(XIII, 5, p. 311). De deskundige lezer kan, op grond vande namen tussen de puntkomma's, de hoofdstukkenindeling wel ongeveer bevroeden.