Vol 52 Nr 2 (1975)

Gepubliceerd: 1975-01-01

Artikel

  • Locating teacher competency:An action description of teaching

    D.H. Kerr

    Kerr en Soltis trachten in dit artikel een drietal zakente realiseren. Ze pogen een theoretisch adekwate handelingsbeschrijving van het onderwijzen te ontwikkelen, om met behulp van een dergelijke beschrijving een zinvolle diskussie op gang te brengen overhet identificeren van onderwijsvaardigheden. Tegelijkertijd willen de auteurs aantonen dat de filosofie(van onderwijs en opvoeding) een vruchtbare bijdragekan leveren tot het oplossen van theoretische vragen,die voortvloeien uit een praktische problematiek.

  • Nogmaals: De tragedie der werkwoordsvormen

    I. Velde der van

    Men sta mij toe in mijn reactie op dit artikel te beginnen met een persoonlijk woord.Toen ik 70 werd heb ik, mij baserende op de mogelijkheid van een voorlopig nog blijvende goedegeestelijke en lichamelijke gezondheid, twee besluiten genomen:1. Vóór mijn 75e jaar mijn bestuursfuncties en redactieschappen neer te leggen;2. in mijn 80e jaar te stoppen met alle publicaties.In mijn lange leven en in de vele functies die ik hebbekleed, waaronder 31 jaar lang het mederedactieschap van Pedagogische Studiën (19381969) met7 ik meen te mogen zeggen een aktief aandeel, hebik te velen gekend die niet op tijd 'afscheid' namen,dan dat ik tot de categorie wilde behoren, die menop grond van leeftijd en 'prestaties' graag ziet gaan.Aan beide besluiten heb ik mij (ik ben nu 81) totop heden gehouden. Maar Oudkerk Pools artikelnoopt mij toch wel tot een wederwoord. Of ik opeen eventuele latere reactie zijnerzijds nog zal ingaan, is voor mij de vraag.

  • De betekenis van het bewegingsonderwijs aan kleuters voor de kognitieve ontwikkeling

    H.F. Pijning

    Vanaf het moment dat het schoolrijpheidsonderzoekzich is gaan richten op de informatieopname en informatieverwerking van de kleuter, is de betekenisvan de zintuigelijkgrootmotorische ontwikkelingvoor het leren lezen, schrijven en rekenen duidelijkgeworden. Vooral de samenwerking van beweging enwaarneming, alsmede de ordening van ruimte en tijdzijn belangrijke preintellektuele aspekten. De ontwikkeling van deze aspekten kan door middel vanbewegingsonderwijs gestimuleerd worden, mits ditonderwijs procesgecentreerd is. Dit wordt met behulpvan enkele voorbeelden geadstrueerd. Zowel het traditionele als meer recente schoolrijpheidsonderzoek heeft op de betekenis van de zintuigelijkmotorische ontwikkeling voor hogere kognitieve funkties als lezen, schrijven en rekenen gewezen. Goede kleuterscholen besteden dan ook veelaandacht aan deze sensomotorische ontwikkeling,veelal echter hoofdzakelijk gericht op fijnmotorische aktiviteiten als tekenen, schilderen, het leggenvan Puzzles, het werken met mozaïeken, etc.Het zijn o.a. Dumont/Kok, Frostig en Van derLaan, maar vooral Bladergroen en Kephart, die indit verband tevens op de betekenis van het grootmotorische bewegen, zoals dat in het bewegingsonderwijs aan kleuters gerealiseerd wordt, hebbengeattendeerd. Het merendeel van deze auteurs achtdeze zintuigelijkgrootmotorische ontwikkeling, alsbasis voor het leren op de basisschool, minstens zobelangrijk, zo niet belangrijker, dan de zintuigelijkfijnmotorische ontwikkeling,' getuige de volgende

  • Rapport. Plan voor een experiment geïntegreerd voortgezet onderwijs

    M.J.I. Bos

    Het bestuur van de Stichting Katholieke Onderwijscentrale te Enschede en het bestuur van de StichtingKatholieke Technische School voor Enschede en Omstreken te Enschede hebben in augustus 1971 besloteneen werkgroep o.l.v. prof. dr. E. Velema in het leven teroepen, met de opdracht wegen aan te geven tot eenexperiment Geïntegreerd Voortgezet Onderwijs. Ditbesluit bespoedigde het bestuurlijk samengaan vanbeide in de nieuwe Stichting Katholiek Onderwijs,Enschede.Met de samenstelling van deze werkgroep, bestaandeuit de directies en enkele leraren van de fuserende scholen, uitgebreid met deskundigen, heeft het bestuur eengelukkige hand gehad. De werkgroep kreeg de volgendeviervoudige opdracht:

  • Opleidingen tot counselor in de Verenigde Staten

    N. Deen, D. Vries de

    Dit artikel sluit aan bij de bijdragen van De Vriestover schoolcounseling in de Amerikaanse highschool.Gedurende 1972 en 1973 hadden wij de gelegenheid kennis te nemen van de opleidingsprogramma's die in een aantal Amerikaanse universiteitenworden gerealiseerd, en van de daaraan ten grondslag liggende theoretische uitgangspunten.Aansluitend aan de vorige artikelen, hebben wijer voor dit artikel de voorkeur aan gegeven eenaantal opleidingsvormen te beschrijven op een zodanige wijze, dat de theoretische basis min of meerimpliciet kan worden behandeld. Eén waarschuwing vooraf moet aan de lezer worden gegeven.Een groot, onoverzichtelijk aantal universiteiten enuniversiteitjes in de V.S. leidt op tot counselor,in parttime of fulltime opleidingen. De hierbehandelde selectie is weliswaar niet volstrekt willekeurig of toevallig, maar door de gebondenheidaan de reisplannen van de auteurs ook niet volstrektrepresentatief. Bovendien is ook in de V.S. eenproces van veranderingen gaande, zowel in de scholen zelf als in de opleiding van leraren en anderedienstenverleners (pupil personnel workers), waardoor beschrijvingen als deze snel verouderen. Overde historie van guidance en counseling schreefDe Vries al eerder. In grote lijnen sluit de opleidingtot counselor bij de daar beschreven ontwikkelingenaan.

  • Evalueren van Onderwijsinnovaties

    L.J. BOSCH

    Algemeen gesteld zou men het onderwerp van dekonferentie kunnen formuleren als: Hoe kunnenoverheid, onderzoekers en ondeiwijsmensen hunverantwoordelijkheid voor het evalueren van onderwijsinnovaties gestalte geven?In een paper en een inleiding werd door prof.R. Stake van de Universiteit van Illinois, die doorCERI als expert voor dit projekt was aangetrokken,het onderwerp van de konferentie nader toegelicht.Stake konstateerde, dat de verantwoordelijkheidvoor het onderwijs niet meer ekspliciet berust bij dedirekt betrokkenen de leerkracht, leerling en ouders maar in toenemende mate wordt gedeeldmet mensen en instanties die verder verwijderd zijnvan het onderwijsleerproces. Allerlei representantenvan de overheid en andere maatschappelijke instituties zijn mede verantwoordelijk voor en hebbenbemoeienis met steeds meer aspekten van het onderwijssysteem. Voor het nemen van beslissingen hebben deze instanties informatie nodig. Daarom is het nodig datde evaluatie van vernieuwingsplannen niet alleengebaseerd is op persoonlijke, subjektieve indrukkenen fragmentarische evaluatieaktiviteiten, maartevens op systematisch en breed opgezet evaluatieonderzoek. Systematisch evaluatieonderzoek is eennoodzakelijke aanvulling op de ervaringskennis vande praktikus en de theoretische inzichten van dewetenschapper.

  • Meten en konserveren

    K. Meyer

    Nagegaan wordt over welke kognitieve vaardighedeneen kind de beschikking moet hebben wil het kunnenkonserveren. Na een analyse van de theoriëen vanPiaget en Gal'perin op dit punt blijkt dat GaVperinmeten als voorwaarde voor de konservatie ziet, terwijlPiaget meten juist als een gevolg ervan beschouwt.Een verklaring voor het gevonden verschil moeto.i. gezocht worden in de verschillende uitgangspunten die gehanteerd worden bij de theorievormingomtrent de kognitieve ontwikkeling. Bij Piaget ligtde nadruk op een beschrijving van deze ontwikkeling,terwijl GaVperin naar een verklaring ervoor zoekt.Ten slotte wordt getracht beide opvatitngen in éénmodel te integreren, waarbij wordt aangegeven hoedit model onderzocht kan worden. In de kognitieve ontwikkeling van een kind tussenhet vijfde en tiende levensjaar vormt het konservaticfenomeen een van de meest opvallende, en waarschijnlijk daardoor, ook een van de meest bestudeerde verschijnselen. Ook dit artikel handelt overhet konservatieverschijnsel, en meer in het bijzonderover de kondities waaronder het optreedt.

  • Vlietstra Eredoctor

    F.V.E. Vliegenthart

    Voor de tweede keer heeft in Nederland een pedagoogeen eredoctoraat gekregen. Enkele jaren viel deze onderscheiding ten deel aan D. Q. R. Mulock Houwer voorfjn belangrijke werk in de kinderbescherming; op 8januari van dit jaar werd de bul uitgereikt aan N. Y.yiietstra, zeer velen bekend door zijn stimulerende werkin de gehandicaptenzorg, waarvan een groot deel binnenzijn functie als hoofdinspecteur van het buitengewoononderwijs valt. Dan is er zijn brede kijk op het totale onderwijsgebeuren. waarin het buitengewoon onderwijs gezien wordteen onmisbare schakel, maar een schakel die alleenwerkelijke functie mag vervullen, nl. noodzakelijkehulp geven aan echt gehandicapte kinderen. Die schakelJ^ag niet tot een instrument verworden, waarmee meneigen taak soms te beperkt ziend 'gewoon' onderwijs'aat sleutelen aan al die leerlingen die niet langs een