Vol 51 Nr 1 (1974)

Gepubliceerd: 1974-01-01

Artikel

  • Taak en positie der paedagogiek in de opbouw ener nieuwe gemeenschap

    Ph. Kohnstamm

    Ik mag wel aannemen, dat ik Uw zo talrijketegenwoordigheid op dit uur mag toeschrijvenaan het feit, dat Gij evenals ik vervuld zijt vanhet besef, dat er dringende behoefte is in onsland en in ons volk aan doordachte en doelbewuste opvoeding. Inderdaad, ons land, verarmd en uitgeplunderd, beroofd van die talrijkehulpmiddelen, waardoor welvaart en zelfs velerlei comfort in ons land mogelijk was, ons landheeft allereerst nodig het overdenken van al dieproblemen, wier oplossing kan medewerken omte komen tot materiële herbouw. Dc problemenvan nijverheid en landbouw, van handel enverkeer, zij vragen de volle aandacht; zij vragenook de volle aandacht van hen, die verantwoordelijk zijn voor onderwijs en opvoeding. Maar toch veel groter nog dan die behoefte aanniatcriële herbouw is de noodzaak om de geestelijkzedelijke ontwrichting te bestrijden. En deeerste scriptie, die mij ter hand werd gesteld,nadat ik mijn werkzaamheden hier mocht hervatten, had dan ook tot onderwerp 'Onze verdoolde Jeugd'. Zeker, daar is veel aan te doen,al is het gelukkig ook zo, dat er hoopvolletekenen zijn, dat er krachtig en nieuw leven opallerlei punten te constateren valt. Maar tal vanproblemen staren ons aan met een ernstig, somsook met een dreigend uiterlijk. En wanneer wijdan zo in de toekomst zien, dan dringt zich nogveel nijpender aan ons pp die vraag: Wat kanopvoeding hier doen, wat moet opvoedkundeons hier leren?

  • Een nieuwe paedagogische duimstok

    P.A. Diels

    Het is het noodlot van onze Ncdcrlandschepacdagogiek, dat zij de reputatie iiceft van vrijwel onleesbaar tc zijn. Welke oorzaken er voordezen ongewenschten roep zijn aan te wijzenvalt op het oogenblik ecnigszins buiten hetkader van het onderwerp, dal wij in deze bladzijden willen behandelen. Ondanks de moeite,die men zich getroost om zoo vroeg mogelijk soms op vcerticnjarigen leeftijd al de kweekclingetjes de beginselen van wat men parlementair'zielkunde' noemt bij te brengen, slaan deonderwijzers na het hoofdactecxamen met eenzucht van verlichting hun paedagogiekboekendicht en wijden zich voortaan aan degelijkerstudie. Op dcp leeftijd, dat de vakstudie eerstzou kunnen beginnen, is zij voleindigd. Belangstelling en liefde voor de zaak is er duswel. Een verhandeling over het meten der schoolvorderingen, om bij het laatste onderwerp teblijven, zou stellig gewaardeerd worden, vooralindien ze geschreven werd door iemand metgroole kennis van zaken, die tegelijk leesbaaren kan het zijn met ceriigen geest zijn gedachtenuiteenzet. Zulk een deskundige is Dr. P. B.Baltard, inspecteur van het Londensche onderwijs, auteur van eenige zeer aanbevelingswaardige werken over tests'^. Het is niet een van zijngeringste verdiensten, dat hij de stof behandeltmet een verborgen humor, die herinnert aanJ. K. Jerome. Wanneer een voorbericht opentmet een zinnetje als: 'The mental tester sharesthe fate of all reformers in being sometimesmisunderstood; and he shares the weakness ofall mankind in preferring to be understood' enwanneer hij eenige regels verder verklaart:'The mental tester is in fnct the old examinerin a new guise. His puzzles, when he has any,are examination questions: they are tests, notjests' dan weet men wel, wat men te verwachten heeft. Een verwachting, die niet beschaamdwordt. Want dit werk prikkelt tot nader onderzoek en tot tegenspraak. Wij zullen de loftrompet maar niet verder steken en alleen de hoopuitspreken, dat wij den dag hopen te beleven,waarop een onzer Nedcriandsche paedagogenonze vaderlandsche literatuur met een soortgelijkwerk van practische beteekenis verrijkt.

  • Maatschappelik milieu, algemene intelligentie en de selectie voor het middelbaar onderwijs

    . Kuiper

    Over de verhouding tussen maatschappelikmilieu en algemene intelligentie zijn verschillende theorieën opgesteld, waarvan ik er enkelekort wil aanstippen.I. Hoe hoger milieu, hoe hoger intelligentie,immers alleen de intelligenten weten op deschatten der aarde beslag te leggen. Zelf scheppenzij zich de betere maalschappclikc verhoudingen,waarin ze leven. Vervolgens doen erfenis encrfelikheid het hunne, om deze toestand tebestendigen, terwijl de hogere standen geregelddoor de knapste koppen van onderop wordenaangevuld. Omgekeerd kunnen domme zoonsvan rijke en knappe vaders zich in de hogebetrekkingen veelal niet handhaven, ze rakenachterop of verkwisten hun vermogen.

  • Is het probleem van het „zittenblijven" onoplosbaar?

    W.H. Brouwer

    Toen de Minister van Onderwijs, Kunsten enWetenschappen twee jaar geleden aan de TweedeKamer mededeelde, dat het aantal zittenblijversen nietgeslaagden voor de eindexamens jaarlijks 150 millioen kostte, schrikte hij daarmedeook een veel wijdere kring van Nederlanders op,waaronder velen, die zich gewoonlijk niet in deeerste plaats voor onderwijsproblemen interesseren. Ook toen de Minister in antwoord op eengestelde vraag deze opgave nader verklarend,het bedrag enigszins terugbracht en verschillendeschryvers in de pers het nog verder wilden reduceren, bleef de indruk achter, dat naast hetpaedagogische ook het economische aspect vandit probleem zeer ernstig moet worden genoemd.

  • Verslag tweede conferentie onderwijskunde

    J. CORTEN, W.J. GIELEN, TH. HENDRIKS, D.J.P. LAAR

    In september 1970 vond op initiatief van het Instituut voor Onderwijskunde van de R.U. teGroningen het eerste interuniversitaire overlegplaats over de onderwijskunde tussen de Nederlandse en enkele Belgische universiteiten.Tijdens dit overleg, dat als eerste in zijn soorthet karakter van kennismaking en eerste oriëntatie droeg, kwamen enerzijds enkele thema'smet betrekking tot de onderwijskunde als wetenschappelijke (inter)discipline aan de orde, anderzijds de struktuur en inhoud van de opleidingtot onderwijskundige.^Ter voorbereiding van een tweede konferentiewerd een stuurgroep gevormd, bestaande uitdr. P. van den Broek (Leiden), dr. E. de Corte(Leuven), drs. S. van Eyndhoven (G.U., Amsterdam), drs. Th. Hendriks (Nijmegen) en drs. W.Wardekker (Groningen).Besloten werd de tweede konferentie te wijdenaan enkele thema's welke ook de deelnemers aande eerste hadden bezig gehouden, nl.: de plaatsvan de ondenvijskunde in de sociale wetenschappen en differentiaties in de opleiding tot onderwijskundige.Om redenen van aktualiteit werd de verhouding tussen onderwijskunde en onderwijsbeleidals onderwerp daaraan toegevoegd.

  • De nieuwe basiswet op het onderwijs in de Sovjet-Unie

    J. Reus de

    De onderwijsexplosie in de SovjetUnie is in krachttoegenomen. Op 19 juli kwamen de beide Kamersvan de Opperste Sovjet bijeen en keurden een nieuweBasiswet voor het Onderwijs goed. Deze wet zalop 1 januari 1974 in het gehele land rechtskrachtkrijgen. Het Project voor deze wet was reeds op5 april in alle belangrijke vakbladen en publiciteitsmedia verschenen en stond eigenlijk al meer danzes jaar in het gehele land ter discussie, hetgeen hetkorte tijdsverloop tussen de publicatie en de definitieve wetsafkondiging verklaart. Panacin, viceminister van Onderwijs, wijst eropdat een alomvattende federale onderwijswetgevinggelijke tred moest houden met de ontwikkeling vanhet onderwijs zelf en met de maatschappelijktechnische vooruitgang in de verschillende delen van deUSSR. Hij herinnert eraan, hoe gedurende velejaren de deelrepublieken de dienst uitmaakten inhet onderwijs — een direct gevolg van de doorLenin en Stalin gevoerde nationaliteitenpolitiek.