Vol 51 Nr 5 (1974)

Gepubliceerd: 1974-01-01

Artikel

  • Een exploratief onderzoek naar de arbeidssatisfaktie van leerkrachten in het basisonderwijs

    J.R.M. Corten

    Door middel van een schriftelijke enquête onderleerkrachten werkzaam in het katholieke basisonderwijs zijn, in september 1970, gegevens verzameld die betrekking hebben op de arbeids^"'itfaktie. Via faktoranalyses op de antwoorden^an dg respondenten op 48 specifiek op het onder^'J^ersberoep gerichte uitspraken, zijn vijf dimenin de arbeidsbeleving naar voren gekomen.^^''Volgens is nagegaan of er een samenhangbestaat tussen de satisfaktie met het beroep alsSeheel (gemeten met de schaal van Prayfield en^othe) en de tevredenheid op ieder van deze vijf^^^ensies. Tenslotte is nog nagegaan of er tussen""■schillende kategorieën leerkrachten en in""■schillende klas en schoolsituaties, verschillenarbeidssatisfaktie te konstateren zijn.

  • Methoden van semantisering en correctheid van het woordgebruik in de vreemde taal

    B.V. Beljaev

    Soris VasiTevic Beljaev (19001968) is de belangrijkste onderzoeker geweest op het gebied^an de psychologie van het vreemdetalenonder^ijs in de Sovjetunie. Tijdens zijn leven was hijols hoogleraar in de psychologie verbonden aan^'et Pedagogisch instituut voor vreemde talen inMoskou. In het Westen is iets van zijn werk bekend geworden doordat zijn hoofdwerk in 1963'n een Engelse vertaling verscheen (zie de lite''otuuropgave bij dit artikel). In de laatste periode^on zijn leven hield hij zich vooral bezig met de'Methoden voor het verwerven van de woordenschat,^ct onderstaande artikel werd door hem gepubliceerd in het tijdschrift Voprosy Psichologii in(no. 5, blz. 8393). Bij het lezen ervan moet'^en wel het tijdstip van verschijnen in het ooghouden: tien jaar geleden vertoonden vele experimenteelpsychologische publikaties in de Sovjct^nie aanzienlijk meer lacunes in methodologischOpzicht dan momenteel het geval is. Ook het door^^Ijaev beschreven experiment is op dit punt"onvechtbaar: hij gebruikt o.m. te weinig verschillede woorden in elk van zijn condities, om er^^fundeerde conclusies voor de methode van on''^''wijs op te kunnen baseren. De woordenschat van een vreemde taal is voorde leerlingen die op school talen Ieren het meestwezenlijke aspect van de taal. De praktische beheersing over de te leren taal wordt psychologischpas mogelijk wanneer de leerlingen in deze taalleren denken. Maar om te leren denken in eenvreemde taal moet men zich het systeem van debegrippen die door de lexicale eenheden van dietaal (nl. de afzonderlijke woorden) uitgedruktworden, goed eigen maken.

  • Een systeem van lexicale vragen in het moedertaalonderwijs'

    W. Drop, M. Jordaan, M. Steehouder, E. Vries de

    In dit artikel gaan we voor één veelgebruikte taalmethode voor het basisonderwijs exact na welkelexicale vraagtypen (typen 'betekenisvragen')er gesteld worden bij (stil)leesstukken: enkeleandere methoden zijn op dit aspect globaler doorgenomen.We constateren dat alle gevonden vragen te herleiden zijn tot zeven 'dieptevragen^ die corresponderen met de zeven meest gangbare definitietypen.Kwantitatief valt de nadruk sterk op een drietal.Juist voor dit drietal blijken de'oppervlaktevrageri"conventioneel. In de distributie van de typen over de helefnethode valt geen systematische opbouw te constateren. We pleiten ervoor een dergelijke opbouw^el na te streven: daarmee kan men de leerlingbeter leren zich zelfstandig op de meest geschiktefnanier rekenschap te geven van de betekenis vanprobleemwoorden" die hij al lezend tegenkomt.

  • Het onderwijs aan buitenlandse kinderen in Zweden

    J.M. wijnstra

    Naar aanleiding van een studiebezoek aan Zweden van 2125 januari 1974 wordt hierondereen samenvattende beschrijving gegeven van deonderwijsvoorzieningen die voor kinderen vanbuitenlanders in Zweden getroffen zijn. Dit overzicht wordt beperkt tot de voorzieningen dievoor kinderen in de leerplichtige leeftijd (716jaar) gelden. Er wordt niet ingegaan op het onderwijs aan volwassen buitenlanders. Dat is eenhoofdstuk apart. De mogelijkheden op het gebiedvan het onderwijs aan volwassenen zijn bijzondergroot en gevarieerd en worden nog regelmatiguitgebreid.

  • Multiracial Education: Need and Innovation

    J.M. Wijnstra

    In het kader van het curriculum development projekt'Education for a Multiracial Society', uitgevoerddoor de Britse National Foundation for EducationalResearch en financieel gesteund door de SchoolsCouncil, hebben Townsend en Brittan een enkêtegehouden bij drie groepen scholen voor basis envoortgezet onderwijs, te weten:

  • Het meten van de 'stelvaardigheid'

    H. Wesdorp

    Dit artikel vat een belangrijk deel van een onderzoek samen, dat tussen 1969 en 1973 aan hetR.I.T.P. werd uitgevoerd. Er worden pogingenbeschreven het meten van de 'produktiefschriftelijke taalvaardigheid' of 'stelvaardigheid' langsdirecte weg (opstelbeoordeling) te verbeteren.Tevens worden de mogelijkheden van toetsen ter(indirecte) meting van die vaardigheid verkend:de constructie en validering van twee typen toetsen'Worden beschreven. Geconcludeerd wordt, datVerbetering van de directe meting door 'beoordelaars' een arbeidsintensieve dus dure zaak is,^at voor veel Nederlandse examensituaties problemen zal opleveren. Toetsen zijn meettechnischocceptabele instrumenten, die waarschijnlijk eenbetere indicatie van iemands 'schrijfvaardigheid'Seven dan op één of enkele oordelen gebaseerdeopstelscores. Toetsen zijn echter slechts in noodsituaties toelaatbare instrumenten, omdat het'backwasheffect' op het onderwijs een negatieve'^rugslag op het curriculum waarschijnlijk niet'e vermijden is, als ze als enige eindtoetsing een rolZouden spelen.Öe in Nederland gangbare methode ter beoordeling van de stelvaardigheid heeft ernstige gebreken. Meestal wordt een 'opstel' geschreven dat vervolgens wordt beoordeeld,meestal door één, soms door twee beoordelaars. Uit de buitenlandse literatuur betreffende dit onderwerp blijkt dat de in vele Nederlandse examens gevolgde procedure hoogstonbetrouwbaar moet zijn. Dit is zeker insituaties waarin t.a.v. leerlingen belangrijkebeslissingen worden genomen, een onwenselijke zaak. Gezocht zou moeten worden naarmogelijkheden om de 'directe beoordeling' teverbeteren.

  • Organisatie ontwikkeling in schoolsystemen: een introduktie

    J.H.G.I. Giesbers, R. Vegt der van

    Het gedrag van mensen in organisaties is eenObjekt van gedragswetenschappelijk onderzoeken onderwijs. De kennis omtrent het funktioneren van verschillende grote sociale systemenneemt toe. Ten aanzien van schoolorganisaties isechter reserve vereist, hoewel ook hier op interessante ontwikkelingen gewezen kan worden. Wathet buitenland betreft denken we bijvoorbeeldaan het werk van Miles, Schmuck en Runkei,Bidwell, Gross e.a., Havelock in de VerenigdeStaten aan Richardson, Hopper, Lacey, Hoyle,Hughes in Engeland^, aan Peter, Robinsohn enThomas, Schulz en Thomas in Duitsland. Accentverschuiving ten aanzien van doelstellingen. Men kan bezwaarlijk beweren dat dedoelstellingenproblematiek op het moment geenrol speelt in ons onderwijs. Van Kemenade steldein een dagbladinterview (1973) deze problematiekals een konfrontatie tussen vier komplexedoelstellingen: kuituuroverdracht, kuituurvernieuwing, persoonsgerichte vorming en beroeps

  • Longitudinaal handschrift-onderzoek

    C.G. Hout der

  • Het meten van spreekvaardigheid

    W. Knibbeler

    De auteur geeft de beschrijving van een methodeom de spreekvaardigheid in een vreemde taal(Frans) te meten. Het is een toepassing van deintegrated approach', de testsituatie is een gesimuleerde communicatiesituatie. De beoordelingde testresultaten is echter sterk analytisch. De^^rkregen taalproducten werden aan de hand vanuitvoerige instructies getranscribeerd en langsmachinale weg verwerkt. De aldus door de computer verwerkte testresultaten werden in kwantitatieve termen geïnterpreteerd. De analytische beoordelingsmethode wordt getoetst door de kwantitatieve gegevens te vergelijken met scores toegekend^'a een globale impressionistische methode. Debeschreven methode maakt deel uit van een onderzoeksproject getiteld Evaluatieonderzoek vanMultimediale cursus Frans (SVO project^225). Bij het onderzoek van vreemdetaal verwervingSpeelt het meten van het leereffect een belangrijke•■ol. Of het nu gaat om de toetsing van een leertheorie, een onderwijsmethode of een instructiesysteem, dan wel om de evaluatie van een proêramma of een cursus, conclusies kunnen pas getrokken worden, als men erin slaagt het resultaatobjectieve termen te beschrijven. Zo het in z'nalgemeenheid een moeilijke opgave is het niveau^an taalbeheersing te beschrijven, dan geldt dit'i^eer in het bijzonder voor de productieve mondelinge vaardigheid. Deze specifieke moeilijkheidbestaat niet alleen in de keuze van een adequatemethode om authentiek spreekgedrag uit te lokken, maar ook in de beoordeling van verkregenspraakproducten. De problematiek komt voortuit het feit dat spreekvaardigheid een creatieveen daarom complexe vaardigheid is en dat bij debeoordeling van taalproducten de linguistischeintuïtie een belangrijke rol speelt.^ Op talrijkemanieren werd en wordt dan ook getracht greepte krijgen op het probleem van het testen vanspreekvaardigheid. 2 De pogingen om spreekvaardigheid te toetsen die in de zestigerjaren enhet begin van de zeventigerjaren ondernomenzijn, kan men in de volgende classificaties onderbrengen. Voor wat de testconstructie betreftconstateert men enerzijds de benadering van detotaalvaardigheid (integrated approach) en anderzijds de benadering via deelaspecten (discretepoint approach).3 Voor wat de beoordelingbetreft kan men een onderscheid maken tussende globaal impressionistische methode en de analytische methode.

  • Leerboeken-onderzoek en leergangkonstruktie

    E. Warries

    De noodzaak van het onderzoek van de leerboekenmarkt lijkt vooral te verdedigen op grond vankwaliteitseisen en de keuzeproblematiek bij hetzeer grote aanbod. De huidige stand van de research laat evenwel geen vergaande beslissingenof zelfs veroordelingen toe inzake bepaalde leerboeken. Hoewel het onderzoek wel doorgaat, magtoch niet verwacht worden dat de resultaten ervaneen definitieve oplossing zullen bieden voor hetkeuzeprobleem. De research zou zich echter eveneens kunnen gaan richten op de ontwikkeling vangeheel vernieuwde leerboeken of leergangen endaarbij gebruik maken van onderwijskundigetheorieën, methoden en technieken. Er is voor veleschoolvakken en onderwijsnivo's, zeker in denieuwe schooltypen, een vernieuwd curriculumnodig waaraan hoge eisen gesteld moeten kunnenworden. Om aan die eisen tegemoet te kunnen komen behoren de docenten de beschikking te hebbenover de beste leergangen die te produceren zijn.Daarvoor is ontwikkelingsresearch nodig net alsbij bv. de geneesmiddelenindustrie. Het zal nodigzijn de prijs van een nieuw leerboek mede te doenbepalen door een percentage ontwikkelingskosten.De ontwikkeling van een nieuwe leergang zalstapsgewijze moeten plaatsvinden. Het herzien vaneerste versies zal moeten plaatsvinden op grondvan onder meer beoordelingen van verschillendedeskundigen en meerdere proeflessen in meerdereklassen. De ontwikkelingsresearch moet een professioneel karakter krijgen, zodanig dat op wetenschappelijk verantwoorde wijze de bestaande goedegewoonten van leerboekenschrijvers geperfectioneerd worden. Daarbij moeten deskundigen uitverschillende disciplines samenwerken. Hoewel hetkiezen van de leerstof en de werkvormen in hoofdzaak door leraren gerealiseerd zal moeten worden,zal het theoretisch en vooral het methodologischkader van hun werk toch aangereikt moeten worden door onderwijskundigen. In Nederland zijnenkele aanzetten tot een dergelijke werkwijze. InIsraël werkt een leerplaninstituut waar men voorde junior high school professionele leergangen ontwikkelt. Het lijkt erg nodig dat wij in ons land ookeen centrale voorziening treffen, waar ten behoevevan de zwaarbelaste leraren leergangen wordenontwikkeld voor de vakken die daarvoor in aanmerking komen. Het wekt langzamerhand geen verbazing meer,als iemand in ons land opmerkt dat er kwalitatiefen kwantitatief iets mis is met de leerboeken voorhet nietuniversitaire onderwijs. Wij weten zeergoed dat het aanbod aan boeken voor eenzelfdevak te groot is, dat onderwijskundige doordenking bij vele boeken lijkt te ontbreken en dat doorde afwezigheid van kwaliteitsnormen de toestander wel nooit makkelijker op zal worden voordegenen die met de aanschaf van leermiddelenbelast zijn. We hebben in de Consumentengids(1974) kunnen lezen hoe enorm groot het aanta'

  • Leesindex A, leesindex B en leesindex AB voor debepaling van de leesbaarheid van Nederlands proza

    R.H.M. Brouwer

    Reeds in 1963 is in dit tijdschrift de bepaling vande leesbaarheid van Nederlands met behulp van degemiddelde woord en zinslengte (leesindex AJbeschreven. In 1972 volgde het onderzoek vanuitde factor woordkeus (leesindex B).In deze aflevering worden beide onderzoekenmet elkaar in verband gebracht. Dit levert de leesindex ABformule op. Op grond van een correlatie(r = 0.854) tussen leesindex A en leesindex ABlijkt het verantwoord de leesbaarheid van Nederlandse teksten te bepalen met behulp van de leesindex A. Het is dan toch mogelijk ook iets over defactor woordkeus te zeggen. Voor de interpretatievan de leesindex Acijfers dient men wel de oorspronkelijk bij leesindex B behorende normentabelte hanteren.Uit de onderzoeksgegevens van leesindex A isook nog een correlatie (r = —0.99) afgeleid tussen de gemiddelde woordlengte en het percentageeenlettergrepige en tweelettergrepige woordensamen. Dit levert een dubbele besparing op, t.w.minder telwerk en een eenvoudigere leesindexAformule. In deze aflevering worden beide onderzoekenmet elkaar in verband gebracht. Dit levert de leesindex ABformule op. Op grond van een correlatie(r = 0.854) tussen leesindex A en leesindex ABlijkt het verantwoord de leesbaarheid van Nederlandse teksten te bepalen met behulp van de leesindex A. Het is dan toch mogelijk ook iets over defactor woordkeus te zeggen. Voor de interpretatievan de leesindex Acijfers dient men wel de oorspronkelijk bij leesindex B behorende normentabelte hanteren.

  • Een opleidingsmodel voor Onderwijskundigen

    W.J. Nijhof

    In april 1973 verscheen er een rapport getiteld: 'Eenmodel voor een Opleiding' van een Werkgroep Opleiding Onderwijskunde van de Academische Raad0.1.v. Prof. dr. J. A. van Kemenade.*Aan de verschillende belanghebbenden in den lande werd kommentaar op de nota gevraagd, mede opbasis waarvan een definitieve nota onder dezelfdenaam werd uitgebracht in december 19731. Het Permanent Overlegorgaan Onderwijskunde(P.O.O.) een orgaan dat werd ingesteld op de TweedeConferentie Onderwijskunde te Nijmegen (1972)2,tevens adviesorgaan van de sectie Pedagogische enAndragogische Wetenschappen van de AcademischeRaad, werd verzocht een Standpunt te formulerent.a.v. bovengenoemde definitieve versie.

  • Mensenkinderen

    B. Mook

    Het uit het Amerikaans vertaalde boek van Wesley,gaat over de kinderpsychologie in theorie en praktijk.Het is geschreven vanuit een behavioristisch standpunt en gericht op een breed publiek. De schrijverbegint door zijn lezer in te luiden in de hoofdproblemen die zich voordoen bij een psychologisch onderzoek. Hij kant zich tegen de theoretische psychologiedie hij vaag cn dubbelzinnig noemt. Hij illustreertd.m.v, voorbeelden hoe moeilijk het is een oorzakelijk verband op te sporen in een psychologisch probleem. Volgens hem is de eksperimentele benaderingWaar men van observeerbaar gedrag en operationeledefinities gebruik maakt, de juiste wetenschappelijkeWeg. In het tweede deel worden praktische opvoedingsproblemen besproken, nl. duimzuigen, kontaktliefde, slapen, zindelijkheidstraining, bedwateren, voeding en spel. Bij elk van deze problemen geeft deauteur een bondig overzicht over relevante eksperimentele resultaten. Op grond hiervan formuleert hijpedagogische adviezen. Hij besluit zijn boek met eensamenvatting van de belangrijke richtlijnen voor hetopvoeden van kinderen.