Vol 49 Nr 3 (1972)
Artikel
-
PLAN in de praktijk
In het tweede artikel over PLAN wordt uitvoerigerinformatie gegeven over de wijze waarop PLANin de school wordt gerealiseerd. Met betrekking totde interne schoolorganisatie wordt de groeperingvan leerlingen aangeduid. De inrichting van delokaalruimte is belangrijk in verband met de zelfwerkzaamheid van de leerlingen en de ontwikkelingvan hun gevoel van verantwoordelijkheid voor hetleermateriaal. De leerlingen kennen geen vastedagindeling, zij bepalen zelf welke activiteiten inhet opgestelde werkschema ('module') op een bepaald moment verricht moeten worden.Het raamwerk van TLVs is in PLAN van essentiële betekenis. Getoond wordt hoe een TLU is ingericht. Op een aantal problemen waarmee de leerling krijgt te maken in PLA N wordt terloops ingegaan. Duidelijk wordt dat individualisering nietsynoniem is met isolement. Vele groepsactiviteiten^ijn mogelijk. Leerling en leerkracht gaan op bepaalde wijze met elkaar om, waarbij een aantal afspraken in acht wordt genomen. De rol van deleerkracht is in vergelijking met de traditioneleWerkwijzen aanzienlijk gewijzigd. Met behulp vaneen overzicht ontleend aan de PLANuitvoering teHicksville (N.Y.),krijgt men een indruk van deWerkzaamheden van de leerkracht. De condities van(^nderwijsgedrag waarover de leerkracht dient tebeschikken in een systeem van individualisering^an het onderwijs, zijn in voorlopige versie door^len Heathers geformuleerd. In de Nederlandsesitutatie van vernieuwing van onderwijs kan aanPi'ojecten zoals PLAN (en IPI) veel worden ontleend.
-
Methodische aspekten van het 'Participatie Onderwijs'in het instituut voor vorming en opleiding
In ons land nemen ongeveer 300.000 jongerenbeneden 18 jaar niet deel aan enige vorm vanvervolgonderwijs. Ongeveer 40.000 van deze'werkende jongeren' ontvangen een beroepsopleiding in het leerlingwezen, die globaal bestaat uit 4 dagen werken in het bedrijfslevenonder bepaalde opleidingskondities en één dagdaarop aansluitend onderwijs. Dan is er nog eengroep van 30 ä 40.000 jongens en meisjes dieéén dag per week deel neemt aan Vormingswerk.
-
De problematiek van de middenschool
In Pedagogische Studiën van juliaugustus 1971 is eenartikel verschenen van L. van Gelder en J. F. Vos,getiteld 'Misverstanden rondom de middenschool'.In dit artikel haken de beide schrijvers in op eenander artikel van N. L. Dodde, verschenen in Intermediair van 9 april 1971, waarin deze een opsomminggeeft van een aantal argumenten, gebruikt door vooren tegenstanders t.o.v. de middenschool. Doddespreekt zich uit voor een driedelige middenschool:een voor de (zeer) begaafde leerlingen, een voor deminder begaafden en de derde middenschool is danvoor de grote middenmoot, i. Bij het lezen van hetartikel van Van Gelder en Vos heb ik me afgevraagdof de conclusies, die de schrijvers trekken betreffendede middenschool, wel geheel wetenschappelijk houdbaar zijn.De schrijvers gaan in belangrijke mate uit van eenindeling van Bühl, die twee hoofdtypen in de onderwijssystemen onderscheidt: de 'Säulenschule' en de'Einheitsschule', welke weer onderverdeeld kunnenworden in elk twee subtypen.
-
Internationale Onderwijsconferentie, Geneve 1971
Van 15 tot 23 september 1971 vond in het PalaisWilson te Genève de 33e zitting van de 'InternationalConference on Education' plaats. Deze bijeenkomstenworden sinds vele jaren door het 'InternationalBureau of Education' (I.B.E.), dat sinds kort deeluitmaakt van de UNESCO, georganiseerd. Aan deconferentie namen afgevaardigden deel van eenkleine 100 aangesloten landen en ruim 30 organisaties. Ter discussie stonden twee rapporten, die doorhet secretariaat van het I.B.E. waren voorbereid.Aan de behandeling van het tweede, dat als themahad 'The social background of students and theirChance of success at school' zijn de volgende notitiesgewijd. Via vragenlijsten was in 1970 bij de onderwijsactiviteiten van de ledenstaten informatie overde stand van zaken ter zaken in deze landen ingewonnen. Voorts werd een voorbereidende literatuurstudieverricht (1971). Aan het begin van 1971 werd aan dehand van dit materiaal en een voorlopige schets vanhet discussiestuk een vijfdaagse voorbereidendeWerkbespreking gevoerd, waaraan ook een achttientalnationale en internationale deskundigen, waaronderdr. J. H. N. Grandia, deelnamen. Grandia (1971)deed van deze besprekingen verslag in PedagogischeStudiën. Gedurende vijf dagen negen zittingen hebben ongeveer honderd deelnemers de 'Commission' het ruim 60 dichtbedrukte pagina's tellende discussiestuk paragraaf voor paragraaf behandeld. Het isdaarbij niet ingrijpend aangetast, evenmin als deontwerpaanbeveling. Dat kon ook moeilijk, wanthet rapport 'werkdocument' gaf overwegendalgemeen gedeelde inzichten weer, die slechts hieren daar enigszins gerelativeerd werden, zonder veelnieuwe informatie te bieden of prikkelende stellingente poneren. De discussies hadden dan ook meestalhet karakter van commentariërende monologen, hetgeen uiteraard nog versterkt werd door de omvangvan het gezelschap, de opstelling van de zitplaatsen de deelnemers waren in een grote zaal ter weerszijdenvan lange rijen tafels gezeten en het overigens uitstekend functionerende viertalige simultaanvertaalsysteem. Heel veel discussies die echt die naam verdienden hadden betrekking op redactionele kwestiesdie soms nogal politiek gevoelig waren. Dit allesneemt echter niet weg, dat er in een aantal van deinterventies veel interessants te beluisteren viel,onder andere van de zijde van de afgevaardigden vanIerland, de Verenigde Staten en Engeland, maar ookvan een aantal afgevaardigden uit de Afrikaanseontwikkelingslanden.
-
Der Aufgabenkreis der Pädagogischen Soziologie
Een bundel uit de al enkele jaren lopende 'Akademische Reihe. Auswahl representative Texte; Pädagogik', onder redactie van Röhrs.Het is een omvangrijk werk geworden, waaraanzeventien auteurs van nogal uiteenlopende signatuurbijdragen hebben geleverd. Vier artikelen zijn uit hetEngels vertaald, namelijk van Basil Bernstein, Robert Havighurst, Talcott Parsons en D. F. Swift.Met uitzondering van de artikelen van Aloys Fischer,waarmee het boek begint, dateren de meeste bijdragenuit de zestiger jaren.Zoals de samensteller in een summier voorwoordmeedeelt, is het de bedoeling de lezer een overzichtte bieden van de stand van zaken van de 'Pädagogische Soziologie' en tevens verdere studie op ditbelangrijk geachte terrein te stimuleren. De opzet vandeze bundel, alsmede de keuze van auteurs en tekstendoen mij twijfelen aan het resultaat van deze bedoeling. In het eerste deel: 'Begriff und Aufgaben der Pädagogische Soziologie', dat beoogt de uitgangspunten,object en werkwijze te schetsen van de sociologie vanonderwijs en opvoeding, vinden we zes bijdragen.Slechts één hiervan is van de hand van een onderwijssocioloog, namelijk van D. F. Swift, waarover straksmeer. Van de overige auteurs uit dit deel, Fischer,Röhrs, H. Möller en W. Lempert, blijkt het openingsartikel van Fischer soms venassend up to date.Vooral waar hij een aantal terreinen opsomt voor deonderwijssociologie vermoedt men niet dat dezetekst uit de dertiger jaren stamt. De meeste vandeze taakstellingen zouden niet misstaan in eenhedendaags program voor onderwijssociologischonderzoek. (Waarom wordt overigens het jaarwaarin dit artikel is verschenen nergens vermeld?)
-
De opleiding van „teachers" in Engeland en Wales
Natuurlijk had Gilbert Highet gelijk toen hij inThe Art of Teaching een uitermate stimulerendboek dat voor iedere docent verplichte literatuurZou moeten zijn schreef: 'We are all teachers'(London 1951, p. 5); het is evenzeer waar dat hetgrootste en belangrijkste deel van 's mensenonderwijs en leeractiviteiten buiten de schoolplaatsvindt; een en ander neemt echter niet wegdat het formele, geïnstitutionaliseerde onderwijs'n de school onze aandacht alleszins waard is endat de vak en beroepsopleiding van professioneleonderwij sgevers nationaal en internationaalterecht van buitengewoon belang wordt geacht.Helaas geldt voor de broodnodige beroepsopleiding de onsterfelijke opmerking van Dr. Johnsondie in de achttiende eeuw het preken van eenVrouw op de kansel vergeleek met het op deachterpoten lopen van een hond en daarvan zei:'Sir, it is not done well, but one is surprised tofind it done at all.'Dit artikel is een beschrijving van het tweesporig systeem volgens welk men in Engeland en^ales 'teachers' opleidt. Schotland is buitenlieschouwing gelaten omdat het onderwijssysteem daar historisch en actueel op vele puntenVan de rest van Groot Brittannie verschilt; in detitel is het woord 'teacher' niet vertaald omdat de^ngelse Colleges of Education en University^epartments of Education leerkrachten afleverendie na een proeftijd van een jaar van het Miniserie van O. en W. de status Q.T., d.w.z.vualified Teacher krijgen, waarbij geen verderOnderscheid gemaakt wordt naargelang het®iveau kleuter, basis, of voortgezet waarop"^en doceert. In het officieuze spraakgebruik
-
De leerkrachtenopleiding in België
De leerkrachten voor de Belgische scholenworden betrokken uit een uitgebreide en gevarieerde waaier van opleidingsmogelijkheden.Als inleiding daarom ook een vlug en ruw geschetst overzicht: de kleuterleidsters worden opgeleid in denormaalscholen voor kleuterleidsters, de onderwijzers(essen) voor de lagere of basisschool krijgen hun vorming in de lagerenormaalschool; de leraars(essen) lager secundair onderwijsworden gevormd in de middelbare normaalschool', de leraars(essen) hoger secundair onderwijsmaken een academische studie af, waarbinnenzij een aggregaatsopleiding moeten volgen; de praktijkleraars(essen) van het secundairtechnisch onderwijs zijn enerzijds afgestudeerden van hetzelfde technisch onderwijs, die naenkele jaren beroepspraktijk een normaalcursusafmaken, of anderzijds opgeleid worden in demiddelbare technische normaalschool; andere soorten leraars(essen), meestal lesgevend in de bijzondere vakken (plastische opvoeding, muzikale opvoeding, catechese, handenarbeid, soms ook lichamelijke opvoeding)worden gevormd in allerlei cursussen met dagof avondstudie of kunnen langs speciale examens de nodige getuigschriften behalen.
-
De opleiding van docenten in Oost-Duitsland en Zweden
In deze bijdrage bepalen wij ons hoofdzakelijktot de feitelijke inrichting van de docentenopleidingen in beide landen. Voor een genuanceerdeinterpretatie van de opleiding en van de problemen zou een schets van de onderwijssystemen^an OostDuitsland en Zweden, van hun ontwikkelingen van de faktoren die tot die ontwikkelinghebben bijgedragen, zijn vereist. De omvang van^it artikel zou daarmee in te ruime mate wordenoverschreden. Wij verwijzen voor dit aspekt danOok naar de beschikbare literatuur. Een tweedebeperking heeft betrekking op de te bespreken•docentenopleidingen. Wij laten in deze bijdragealle opleidingen, die een meer specifiek karakter•dragen, buiten beschouwing. de inrichting van een opleiding die afgestemdWas op de doelstellingen van de socialistischeeenheidsschool;"" de aanpassing van de opleiding aan de politieke, economische, sociale en wetenschappelijke ontwikkelingen.Na een eerste periode van wederopbouw envan het onderwijssysteem, werd inDas Gesetz über das einheitliche sozialis^'sche Bildungssystem' aangenomen. Deze wet^^vat de inrichting van het totale onderwijsJ^teem in OostDuitsland. De inhoud van dezerichtinggevend voor de verdere ontdeze achtergrond worden deelplannen en dokumenten uitgewerkt, die bijdragen tot de verderekonkretisering van de doeleinden der wet. Bijzondere aandacht wordt daarbij geschonken aande opleiding der docenten. Margot Honecker,de minister van onderwijs in OostDuitsland,heeft op het zevende pedagogische congres in1970 nog eens nadrukkelijk op de betekenis vande docentenopleiding gewezen. Het is niet bijwoorden gebleven. In een dokument 'Konzeptionzur perspektivischen Entwicklung der Ausbildung von Fachlehrern der algemeinbildendenpolytechnischen Oberschule in der D.D.R. fürden Zeitraum 1968 bis 1980', dat in het kader vande derde hervorming van het universitair onderwijs in 1969 werd aangenomen door de politiekeorganen, wordt de docentenopleiding vanuit devolgende gezichtshoek bekeken:
-
Nieuwe ontwikkelingen in de opleidingen voor onderwijzend personeel in Niedersachsen (BRD)
Evenals in Nederland staan elders de inhoud ende structuur van de onderwijzersopleiding terdiscussie. Ook in de Duitse Bondsrepubliek isdit het geval. Op het moment, dat dit artikel totstand kwam, was nog veel overleg gaande enbleek nog veel onbeslist. Met andere woorden:er kan de lezer nu nog niet veel meer dan eenmomentopname aangeboden worden. Deze zalbestaan uit een schets, waarin de hoofdlijnen,die tenderen in de richting van een vernieuwdeonderwijzersopleiding, aangegeven worden. Degegevens, waarop dit artikel berust, werden verkregen a) door informatie ter plaatse; b) doorverwerking van materiaal vaak in gestencildevorm eveneens ter plaatse verkregen. In hetvolgende zullen wij vooral de aandacht vestigenop de vernieuwing aan de Pädagogische Hochschule Niedersachsen. De opleiding tot onderwijzer vond aanvankelijk plaats in de z.g. Lehrerseminar van de 19e/begin 20e eeuw. De opleiding aan de Lehrerseminar was gericht 'auf einen guten, methodischsicheren Unterricht', d.w.z. 'im Sinne des Herbartianismus'2. feite kwam dit neer op vermethodieking van het onderwijs. Omstreeks 1925hebben de opleidingen aan de Lehrerseminarplaats gemaakt voor de opleiding tot onderwijzer
-
„Her-, bij- en nascholing" van leerkrachten
In het Interimrapport van de C.O.L. was op p. 17 eenpassage opgenomen die destijds in de kringen vanleraren van het v.h.m.o. nogal wat kwaad bloed zette.De tekst vermeldt aldaar: 'dat het programma van deopleiding voor de akten niet de indruk moet vestigen,dat degene die een akte behaalt, zijn studie als afgesloten kan beschouwen. De commissie acht regelmatige bij en nascholing, waar nodig ook herscholing,vruchtbaarder dan een zeer langdurige opleiding zelf.Bij en nascholing zijn onmisbaar op grond van devoortdurende ontwikkeling van de wetenschap en dezich wijzigende pedagogischdidactische inzichten'. In 'Opleiding van leraren voor de school van morgen' heb ik de term ,herscholing' gereserveerd voordie gevallen waarin een leraar op^een geheel nieuweonderwijssituatie moet worden voorbereid. Zo'n geval kan zich voordoen, wanneer het onderwijs dooraan de (experimentele) lerareninstituten opgeleideleraren dermate is vernieuwd, dat vooral oudere docenten daarin|moeilijk meer kunnen functioneren.
-
Die Pädagogik M. J. Langevelds. Untersuchungen zu seinem
" het jaar dat Langeveld zijn ambt neerlegt, verschijnt Hohmann's studie. Dit is voor (zover ik weet)eerst niet al te beknopte (114 p.) uiteenzetting vanLangevelds pedagogiek. Het is voor Nederland wel'cht een weinig beschamend, dat het een Duitser"^oest zijn, die de moeite heeft genomen, om een anayse te geven van de belangrijkste werken van de nuemeritushoogleraar.Na lezing van Hohmann's boek dringt zich onmiddellijk de vraag op, of hierin 'alles' over Lange'a IS gezegd, zodat een nadere studie over hem" voorlopig overbodig zou zijn.'^ijn ontkennend antwoord berust op de volgendeargumenten: Hohmann heeft zich uitsluitend beperkt tot dieWerken van Langeveld, die in het Duits zijn vertaald of geschreven (Diese Auseinandersetzungengehen ausschlieslich von den deutschsprachigenSchriften Langevelds aus, die jedoch schon reinquantitativ nur einen Bruchteil seiner Veröffentlichungen insgesamt ausmachen.)
-
Onderzoek naar de leesbaarheid van het Nederlands gezien vanuit de factor woordkeus
Ten vervolge op een in 1963 gepubliceerd artikelover leesbaarheid bepaald door de factor gemiddelde woord en zinslengte, volgt nu een benaderingvanuit de factor woordkeus. Ook bij dit onderzoekis uitgegaan van een indeling van de Nederlandselectuur. Per onderscheiden lectuurgenre zijn vantwee hiervoor karakteristieke schrijvers één boekbekeken. De boeken zijn doorgemeten m.b.v. eenaselecte steekproef per boek. Van deze steekproeven is nagegaan welke woorden vermeld zijn in de'woordfrekwentielijst' van De la Court e.a. Deniet in de lijst voorkomende woorden werden omgezet in gewogen 'outsiders' op grond van hetgegeven dat een outsider die verschillende malenin een tekst voorkomt niet steeds dezelfde moeilijkheidsgraad voor de lezer behoudt. Om de nauwkeurigheid van de indexcijfers te kunnen bepalenzijn 95%betrouwbaarheidsgrenzen berekend. Metbehulp van deze nauwkeurigheden kon door samenvoeging van verschillende categorieën alsmedetoepassing van afronding een indeling naarmoeilijkheid worden vastgesteld.