Vol 48 Nr 1 (1971)

Gepubliceerd: 1971-01-01

Artikel

  • 'Theoretische' en 'Praktische' pedagogiek

    H. Nieuwenhuis

    Het zou me niet verwonderen wanneer menigeenbij het lezen van bovenstaande titel zijn voorhoofd fronst en de verzuchting slaakt: 'Wat valtdaar nu nog over te zeggen?' De termen theoretische pedagogiek en praktische pedagogiekzijn al zó lang gangbaar en bovendien zó algemeen geaccepteerd. Zij worden dus blijkbaarvoldoende duidelijk bevonden om zonder verdercommentaar gebruikt te worden.

  • De functie van algemene en concrete doelstellingen in het didactisch proces

    E. Corte de

    Aan de problematiek der onderwijsdoelstellingenwerd in de recente didactische literatuur vrij veelaandacht besteed. Omwille van het fundamenteelbelang van de doelstellingen voor de uitbouw vanhet didactisch proces, is deze bijzondere aandacht ongetwijfeld gerechtvaardigd. De onderwijsdoelen vormen immers de basis zowel voorde ontwikkeling van onderwij sstrategiëen (ofonderwijsleersituaties) als voor de constructievan evaluatieinstrumenten.

  • Naar een model voor de inventarisatie van didactisch wenselijke onderwijsdoelstellingen

    E. Corte de

    In een vroegere publikatie hebben wij in hetvraagstuk der onderwijsdoelstellingen vier onderling afhankelijke probleemgebieden onderscheiden, nl. het formuleren, het inventariseren,het classificeren en het evalueren van onderwij sdoeleni. De kwestie van de inventarisatie vandoelstellingen vormt het object van onderhavigartikel.Tot de problematiek van het inventariseren behoren deze vragen, die betrekking hebben op hetverzamelen van onderwijsdoelen. Doelstellingenvan het onderwijs beschouwen we als omschrijvingen van veranderingen in de gedragingsvormen, die men bij de leerlingen wil nastrevenen bereiken. Het inventariseren bestaat erin, tebepalen welke gedragingsveranderingen men bijde leerlingen wil realiseren door middel van hetonderwijs. Als achtergrond voor de uiteenzetting betreffende het voorstel van model voor het inventariseren van didactisch wenselijke doelstellingen,wensen we even in te gaan op volgende tweeaspecten van het vraagstxik der inventarisatie:de dringende behoefte aan adequate inventarisatiemethoden en de complexiteit van de inventarisatieproblematiek.

  • „Onderwijs in groepsverband"

    L.J. Bosch den van

    Het onderzoek naar de mogelijkheden van degroep als onderwijsmethode begint in Nederlandpas sinds kort op gang te komen. Daarbij valt hetop, dat behoudens enkele opvallende uitzonderingen dit onderzoek zich vooral richt ophet werken met groepen in het hoger onderwijs.Twee van de belangrijkste faktoren die dezeontwikkeling hebben bevorderd zijn: de oprichting en de snelle groei van bureaux vooronderwijsresearch aan de Universiteiten en Hogescholen en de invloed die de publikatie van VanBoekraad en Nieuwstadt 'Aantekeningen vooreen radenuniversiteit' op de didaktiek van hethoger onderwijs heeft. Geleidelijk zien we nu eennieuwe ontwikkeling, n.1.: de realisering van eenaantal ideeën over projektonderwijs breidt zichvan het hoger onderwijs, via het hogere beroepsonderwijs, uit naar lagere onderwijsniveaux.Zet deze ontwikkeling door dan zal 'de projektmethode' weer terugkeren in het basisonderwijs. Hiermee komt het ideaal van de grondleggers van de projektmethode, John Dewey enKilpatrick, weer in het vizier, niH: hetJiele_onderwijs baseren op Projektstudie.

  • Comité d'experts sur Ie miüeu social des élèves

    J.H. Grandia

    In de week van 4 tot 8 januari 1971 zijn in Palais Wilson te Genève een aantal deskundigen bijeen geweest op uitnodiging van het Bureau Internationalki'Education om gezamenlijk de betekenis en invloedna te gaan van het sociale milieu voor leergedrag en'eerprestaties der leerlingen en het deelnemen aanhet voortgezet onderwijs. De deskundigen hebbeno^er deze problematiek bijdragen ingeleverd, dietullen worden verwerkt in een discussiestuk voor dezitting van The International Conference ofEducation, die in september 1971 in Genève zalWorden gehouden.

  • „De Struktuur der Onderwijsvernieuwing"

    Ph.J. Idenburg

    Het is duidelijk dat de principiële discussie omtrent de doeleinden der onderwijspolitiek en destruktuur van het overheidsapparaat, dat diepolitiek moet dienen, door regering en parlementbeide vooralsnog wordt ontlopen. De feitendwingen om die fundamentele problemen,2'J het onder een ietwat gewijzigde titel, niette"lin onder ogen te zien. Die titel: 'de strtiktuur^er onderwijsvernieuwing' kwam van de zijde^an staatssecretaris Grosheide bij de behandeling^an de onderwijsbegroting in de Tweede Ka"^eri. Het onderwerp, dat in de kamerstukken^ordt opgevoerd als één van de vele onderwerpen, Waarover veelbelaste bewindslieden hun gedachten moeten laten gaan, is namelijk met hetde aanhef genoemde identiek. 'Innovation'^gt Philip H. Coombs2 'must become a way of"fe for education'.Het vraagt van velen een mentale omzettingdit te erkennen. Traditioneel is immerser in wetten vastgelegde onderwijs^^.rukturen bestaan, die bestemd zijn om decen"'ën te blijven. Het is vanzelfsprekend dat ze"Jdens hun levensduur wel eens moeten worden^^ngepast. Maar het constante domineert. Van, geldt dat verandering onze maatschappij•^^rakteriseert en de bestaanswijze van het on^^f^ijs zal dienen te kenmerken. In dit lichtgezien is vernieuwing niet een incident maar het^Perende verschijnsel. Wie de vraag stelt ope'ke wijze de overheid de onderwijsvernieuwing"^oet benaderen, komt derhalve terecht bij alle^"ïcipiële problemen, die ik in mijn artikel«or een constructieve onderwijspolitiek^ aan de^^^ heb gesteld. Die vraag kan zonder tot het

  • De „natuurlijke" agogische situatie: Objekt van een deskriptieve agologie?

    J.D. Imelman

    Sinds de opkomst en groei der andragogischeWetenschappen is het wetenschapsgebied van het'agogein' verruimd en tegelijkertijd opgesplitstin twee deelgebieden: de pedagologie en deandragologie (Ten Have, 1968; Van Beugen,1969; Nieuwenhuis, 1968). Dat neemt niet wegdat genoemde schrijvers niet nalaten te wijzenop het gemeenschappelijke dat er tussen beideWetenschapsterreinen bestaat. Daaraan, èn aanhet feit dat vele wetenschappelijke beschouwingen van vroegere datum het begrip 'opvoeding'lang niet altijd alléén beperken tot intentionelerelaties tussen 'volwassenen'en 'onvolwassenen',ontleen ik het recht in het navolgende het begrip'agogisch'te hanteren.Het geven nu van empirische beschrijvingenbetreffende agogische verschijnselen acht Nieuwenhuis een 'volkomen legitieme wijze van wetenschapsbeoefening'. Hij stelt echter dat ditterrein van onderzoek: 'hoe voeden de mensende facto op en waarom doen ze zoals ze doen', tot"u toe geheel verwaarloosd is (Nieuwenhuis,

  • Enkele funkties van centra voor vernieuwing van het universitaire onderwijs

    J.W. Holleman, G.W. Ackers,

    Aan bijna alle nederlandse universiteiten en hogescholen bestaat momenteel een centram vooronderzoek en ontwikkeling van wetenschappelijkonderwijs. Een van de primaire doelstellingenvan deze centra is het bevorderen van vernieuwing van het universitaire onderwijs. Het doelvan het onderhavige artikel is het onderscheidenen definiëren van enkele funkties die centra voorvernieuwing van het universitaire onderwijskunnen vervullen. We spreken ons niet uit overdc vraag hoe dergelijke 'vernieuwingscentra'optimaliter georganiseerd moeten zijn (in lokale,kanwel interuniversitaire, danwel landelijke organisatieverbanden). We zullen in dit artikel tot de konklusie komendat dit historisch gegroeide onderscheid tussen'onderzoek' (RenD) en 'ontwikkeling' (IenC) verwarring kan scheppen in het denken over onderwijsvernieuwing. Vruchtbaarder is het onderscheiden van een aantal funkties die ten dienstevan onderwijsvernieuwing moeten worden vervuld.

  • Naar een effektief gebruik van microteaching

    H.j. Kooreman

    Nu microteaching als onderwijsmethode bij deopleiding van leerkrachten ook in Nederland watnieer wordt toegepast, is het gewenst een aantaluitgangspunten te geven die tot een effektievergebruik ervan kunnen leiden. In het eerste gedeelte Worden deze uitgangspunten (die tevens grotendeels steunen op resultaten van empirischonderzoek) meer in het algemeen uitgewerkt. Inhet tweede gedeelte wordt aangegeven hoe opgrond hiervan een elTcktiever gebruik van microteaching mogelijk is. Met leerwinst als formeel doel van het onderW'jzen is nog niets gezegd over de inhoudelijke kant. De inhoud moet worden afgeleid uit dedoelstellingen van het (betreffende) onderwijs.Daar deze doelstellingen meestal impliciet en vrijvaag zijn, is waarschijnlijk de meest vruchtbaremethode de diskussie over de doelstellingen tebeginnen met de al gespecificeerde eisen (tentamens, schoolvorderingentoetsen, examens e.d.)van het betreffende schoolsysteem. De vraagmoet dan beantwoord worden of deze gekonkretiseerde eisen werkelijk weergeven wat wemet het onderwijs beogen. Wordt deze vraagnegatief beantwoord dan volgt al snel: maarwat beogen we dan wel? Het grote voordeel isechter dat dan niet vaag (en vrijblijvend) gepraatkan worden over doelstellingen, maar deze gekonkretiseerd moeten worden. Men zou gechargeerd kunnen zeggen: de diskussie over doelstellingen van het basisonderwijs moet beginnen bijde diskussie over de schoolvorderingentoetsen.

  • Van interview- naar interactie-practicum: beschouwing van een veranderende onderwijssituatie

    K.A. SOUDIJN

    Miles, die een omvangrijk boek over 'onderwijsinnovatie' heeft geredigeerd (1964) merkt op, dater nog geen werkelijk goede theorie over 'socialeVerandering' bestaat. Het beschouwen van concrete voorbeelden kan een beter begrip (en verdere theorievorming) ten goede komen.In dit artikel willen wij een bepaalde onderwijssituatie in ogenschouw nemen: een practicum, zoals dat gegeven wordt voor prekandidaats studenten in de psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. In 1968 zijn van dit pracf'cum, dat een verplicht onderdeel van de studie's, de doelsteHing en de vorm nogal ingrijpendgewijzigd. Sindsdien hebben verdere wijzigingenplaatsgevonden. Van deze wijzigingen en vooral^an problemen die aan de veranderingen verbonden bleken te zijn, willen we hier een kortoverzicht geven.