Vol 44 Nr 4 (1967)
Artikel
-
het schoolwezen als economisch verschijnsel
In zijn verzamelwerk Innovation in Education schrijft Matthew B.'^'les: „in most cases the initiation for change in an educational systemäppears to come from outside".i Dit is de uitkomst van waarnemingende Verenigde Staten. Ik neem aan dat ook in andere landen deeerste aanzet voor verandering komt van buiten de enclave, die het^hoolwezen nu eenmaal in de maatschappij vormt. De geschiedenisJ^n het Nederlandse onderwijs lijkt mij in deze richting te wijzen,barbij denk ik in de eerste plaats aan de invloeden, die er van kerkstaat op zijn uitgegaan en aan de maatschappelijke krachten, die erhebben ingewerkt. Niets verhindert ons echter het begrip „vanUiten" ruimer te interpreteren dan door de Amerikaanse auteur is beOok de inwerking van voorbeelden van over de grenzen is in deS^schiedenis van vele landen nawijsbaar en Nederiand vormt ander
-
HET VOORTBESTAAN VAN ONS VAK
De titel van dit schrijven is ontleend aan een artikel van Velema(1966). Velema breekt een lans voor het beoefenen van opvoedkunde alseen gedragswetenschap op empirische basis. Hij acht zulk een nieuweoriëntatie niet alleen zeer gewenst, maar noodzakelijk: „De opvoedkunde staat met de rug tegen de muur". Als opvoedkundigen zulk eennieuwe oriëntatie niet op zich nemen, dan zullen andere gedragswetenschappen deze taak overnemen. De hoeksteen tot deze nieuwe ontwikkeling is de methodologie, en, aldus Velema, „het voortbestaan vanons vak is ermee gemoeid". Schrijver dezes wil graag beginnen met te zeggen dat hij volledig instemt met de gedachtengang van Dr. Velema. Het is goed om ditsoort geluid te horen in de Nederlandse pedagogische wereld, en ditartikel is hoofdzakelijk geschreven ter ondersteuning van Velenia'spositie. Helaas is het de schrijver niet mogelijk geweest om volledig optle hoogte te blijven van de ontwikkelingen in hel Nederlands denkenomtrent opvoeding cn onderwijs in het laatste tiental jaren.
-
Die historiese pedagogiek in sy bestaansrelasie
Daar is met waardering kennis geneem van die twee artikels van I.Van der Velde en N. F. Noordani i, want die benadering van hierdietwee skrywers met betrekking tot die Historiese Pedagogiek en die bevordering daarvan hou iets goeds vir die toekoms in. Daar is egtereen faset wat nadere verduideliking regverdig en in hierdie artikel dieaandag sal opeis.
-
Boekbeoordelingen
De indrukwekkende beweging, die er in de laatste decenniën in het Europese schoolwezen gaande is, staat in onlosmakelijk verband met de sociaaleconomische ontwikkeling, zoals deze zich onder invloed van natuurwetenschap en techniek in dit deel van de wereld voltrekt. De determinerende factoren werken in West en OostEuropa beide en dp inwerkingervan in de onderwijswereld vertoont analoge trekken. In dit geschriftwordt deze verwantschap op een aantal punten: onderwijseconomie, veranderingen in de beroepen, introductie tot de wereld van de arbeid in hetalgemeen vormend onderwijs, enz. aangetoond. De auteur citeert daarbijuit geschriften van beiderlei herkomst en laat dan de vele punten vanovereenkomst zien. Hij waarschuwt terecht tegen de gedachte dat deoriëntatie aan beide zijden van het IJzeren Gordijn nu ook volstrektdezelfde zou zijn. Dit is een systematisch opgebouwd bock. Het eerste deel heeft betrekkingop de vraag naar het wezen van de Bildung. Het bevat een exposé over degrondstructuren ervan. Het tweede deel heeft betrekking op de vraag naarhet Wezen van de maatschappij. Het bevat een beschouwing over de grondstructuren van de maatschappij, voorafgegaan door een historisch overzicht. Het derde deel bespreekt dan de onderlinge verhouding van Bildungmaatschappij, de problematiek, die daarin begrepen is, en dc taken, diev^daag voor ons staan.
-
„DE UNIVERSITEIT IN ONTWIKKELING"
In zijn openingswoord heeft Idenburg, die op voortreffelijke wijze, zoals wij van hem gewend zijn, de leiding in handen had, de nieuwe positie van het universitaire onderwijs scherp geanalyseerdDe traditionele exclusiviteit van de universiteit als burcht van weten^hapsbeoefening. los van de verdere maatschappelijke onm.kkehng.heeft haar zin grotendeels verloren. De moderne universiteit ^ent daar^om als een gdntegreerd deel van het gehele schoolwezen beschouwdte worden.
-
TERUGKOPPELING EN ONDERWIJZEN
1. Onderwijzen is doelgericht sturenDeze wellicht wat kreupel geformuleerde paragraaftitel, geeft tochwel de essentie van elk onderwijsproces weer.De docent tracht zijn leerlingen zodanig te manipuleren, dat zij bepaalde doelen bereiken. Daartoe oefent hij een sturende activiteit uit. Het vorenstaande lijkt vanzelfsprekend. Het meeste onderwijs wordtechter niet expliciet volgens het proces van sturen gegeven. Tot voorkort werd er toch in het algemeen uit gegaan van een onderwijsprocesdat was gebaseerd op enkele gegeven en nauwelijks variabele grootheden. Het zijn de grootheden die, generaliserend gezien, karakteristiek zijn voor de klassikale methode. Binnen dat systeem stond, in deextreme vorm dus, eigenlijk alles van te voren vast.
-
EEN ONDERZOEK NAAR DE BEHEERSING VAN DE REKENSTOF IN HET G.L.O.
Voor kinderen, die met ernstige leermoeilijkheden te kampen hebben,bestaat de mogelijkheid van aanmelding bij een school voor buitengewoon onderwijs. Daarnaast kan thans in diverse plaatsen de hulpvan schooladviesinstanties ingeroepen worden.Een verantwoord advies is slechts te geven op grond van een uitgebreid onder2X)ek. De eerste vraag waarop dit onderzoek een antwoordmoet geven, is de ernst van de achterstand. Hiervoor gelden verschillende criteria. Een eerste criterium is de vraag of de achterstand ineen bepaald vak „algemeen" is of zich beperkt tot enkele specifiekemaar essentiële onderdelen van de leerstof. Een tweede criterium ishoe „groot" de achterstand is. Een derde criterium is van geheel andereaard: worden de lacunes in feite veroorzaakt door een vroeger ge"i'ste aansluiting op het onderwijs, b.v. door ziekte van het kind,verandering van school of iets dergelijks, of wijzen de lacunes op eenfundamenteel gemis aan begrip? Niveaubepaling, lacuneonderzoeken foutenanalyse pt)gcn op deze vragen een antwoord te geven.Zijn deze vragen eenmaal beantwoord dan wordt het mogelijk opbasis hiervan een definitief oordeel te geven over de ernst en de aardVan de geconstateerde achterstand.
-
EEN HALVE OPLOSSING
In de loop van 1966 zijn er blijkens een artikel van Dr. H. van EykLevende Talen nr. 239/april 1967 een drietal didactische studie'Jeenkomsten gehouden voor leraren Nederlands, in Eindhoven, Amsterdam en Meppel. Aan deze bijeenkomsten namen ongeveer 90 docenten deel. Er was een centraal agendapunt: de vraag naar een mini'^umprogramma voor grammatica. De behoefte aan een minimumpro^ramnia werd vrijwel algemeen gevoeld; het merendeel der deelnemerste één minimumprogramma wenselijk voor alle schooltypen, zekeroor de lagere klassen (brugklas). ^ parallel loopt met de vraag die wij stelden aan het begin van^ e studie: Grammatica op de lagere school? (Paedagogische Stujjj'^" XXXVI. 1959, blz. 15). Men achtte drie doelstellingen mogelijk,ronder aangegeven, maar ze werden merkwaardigerwijze alle drie^j^^^^ßvorm gesteld. Deze wijze van formulering zou kunnen duischa /'^"wezige onzekerheid, althans op een tekort aan weten{j,.. en didactische overtuiging. Dat deze onzekerheid bestond,
-
Pedagogische kroniek
In The Times Educ. Supp. van 84'66 wordt medegedeeld, dat theUnited States Office of Education financieel in staat wordt gesteld eenaantal plaatselijke onderwijslabcratoria te stichten overeenkomstig titel IV van de Elementary and Secondary Education Act van 1965. Deze laboratoria zullen niet alleen de research op het gebied van het onderwijs ter hand nemen, maar tevens de leerplanontwikkeling 'stimuleren, didactische technieken doen toepassen, de leerkrachten voorlichten over nieuwe onderwijsmethoden en er op toezien dat ondervvijsresultaten worden geëvalueerd.
-
Boekbeoordelingen
Er is „dank zij het gezag van de heersende macht en de stabiliteit van hetregeringsbeleid", zoals Majault zegt, in Frankrijk een radicale onderwijshervorming aan de gang. Zo iets voltrekt zich, gelijk wij ook in Nederlandervaren, niet zonder onrust: de leraren weten niet, waar ze aan toe zijn,en de ouders zijn de weg in het stelsel van scholen kwijt geraakt. Dit boekis ter voorlichting geschreven. Het bestaat uit drie delen: een tekening vande radicale veranderingen, die zich in het cultuurpatroon voltrekken en deconsequenties ervan voor het schoolwezen; een beschrijving van denieuwe onderwijsorganisatie; een aantal bijlagen met verordeningen, statistische gegevens en een bibliografie. De gegevens in de bijlagen zijn elders niet steeds gemakkelijk te vinden;het is nuttig dat ze hier voorkomen. Indien er omtrent dit welverzorgdeboek iets zou zijn op te merken dan ware het dat de relatie tussen de veranderende menselijke situatie en de onderwijshervorming dus tussen dcdelen 1 en 2 te weinig tot haar recht komt. Ik zou mij kunnen voorstellen dat degenen, voor wie dit boek is bestemd, nu toch nog zoudenvragen: waarom grijpt de regering in op de wijze, zoals zij het doet. Erware uit officiële teksten voldoende materiaal te putten geweest voor helvinden van het antwoord. pn. J
-
HET CENTRUM VOOR DIDACTIEK EN ONDERWIJSBEGELEIDING
Na de Tweede Wereldoorlog valt in Nederland een toenemende aandacht voor de onderwijsproblemen van het wetenschappelijk onderwijste constateren. De kennisoverdracht werd tot een probleem. Zij. diebij het wetenschappelijk onderwijs betrokken zijn, onderkennen meeren meer dat de leer en werkmethoden van de studenten, de onderwijsmethoden van de docenten, de leerstofinhouden, de coördinatie, eventueel de integratie van studieprogramma's, de studieduur en het stu'iierendement. alsmede de methoden van examineren vraagstukken2'in die studie en onderzoek behoeven.i
-
HET ONDERWUS IN BIOLOGIE IN DE TWEEDE LEERKRING VAN DE KWEEKSCHOOL
In een voor het Didaktisch Instituut (afd. Biologie) van de R.U. teUtrecht gemaakte doctoraalscriptie werden enige gedachten ontwikkeldover het onderhavige onderwerp, die wij ter overdenking willen geven.Het terrein der speciale didaktiek is er immers één, waar iedere bijdrage welkom is.Het biologieonderwijs heeft op de kweekschool een dubbele betekenis,speciaal in de tweede leerkring:Er moet een hoeveelheid kennis worden bijgebracht.Er moet geleerd worden, hoe deze kennis over te dragen op kinderen.In de derde klassen van de kweekscholen zitten leerlingen, die op dekweekschool zelf twee jaar lang twee uur per week biologieonderrichthebben gehad. Maar er komen ook leerlingen met m.in.s. of een anderemiddelbare opleiding. Deze komen van verschillende scholen en hebbenniet dezelfde stof gehad. Dat is echter niet het ergste. Eventuele leemten in hun kennis zouden ze door het zelfstandig uitwerken van takenwel kunnen opvullen. Dat veronderstelt men althans. Helaas valt datbitter tegen. Het leerprogramma zit toch al aardig vol.
-
ENKELE INDRUKKEN VAN HET CONGRES „POSSIBILITiES and LIMITATIONS of EDUCATIONAL TESTING" (mei 1967)
Van 16-24 mei werd in Berlijn het Congres „Possibilities and Limitations of Educational Testing" gehouden. De beide auteurs van dit artikel werden door de Universiteit van Amsterdam in staat gesteld aan dit Congres deel te nemen. Zij leverden de volgende bijdragen: R. F. van Naerssen: A signal/noise ratio index used for item selecüon in teachermade tests.
-
ENKELE OPMERKINGE AANGAANDE DIE WETENSKAPLIKHEID VAN DIE PEDAGOGIEK
In hierdie artikel gaan dit nie om uitsluitsel te gee aangaande die Vraag of die Pedagogiek 'n vorm van Wetenskap is al dan nie. Pedagoësoos onder andere Langeveld, Perquin, Strasser, Waterink, en anderest reeds afdoende aangetoon dat die Pedagogiek as wyse van wetenskapsbeoefening gereken moet word. Die vraag wat hier aan die orde's. is hoe die Pedagogiek as moderne Wetenskap daaruit sien.Wanneer van „moderne" gepraat word, is die implikasie dat daar'n niemoderne Pedagogiek is wat nie meer aanvaarbaar is nie onidit nie wetenskaplik verantwoord kan word nie. So moet onderandere 'n Pedagogiek wat die eic outonomie (11) (17) inboet deur toelaat dat hy deur 'n bepaalde lewensopvatting of een of ander vakwetenskap op sleeptou geneem word, as niemodem beskou word.odanige Pedagogiek het onherroeplik beland in die sektor van die toeSepaste, intrinsiek afhanklike wetenskappe, want hy het homself wesencn totaal geheg aan 'n ander objeksgebied as die opvoedingsituasie(18. 151154).
-
Boekbeoordelingen
Drie stromingen komen in deze voordracht aan de orde: Renaissance, Reformatie, Humanisme, stromingen die Bonger ieder afzonderlijk, in hun verband,in overeenstemming en tegengesteldheid overziet en in een summier maargoed samenhangend betoog verwerkt. Door de gehele voordracht heen is devraag naar de religiositeit centraal gesteld. Was het (Italiaanse) humanisme aof antigodsdienstig? De 18e en 19e eeuwse opvattingen, waarin de humam'sten „een soort vrijdenkersrepubliek vormden, die zich vrolijk maakte over deviri obscuri, de scholastische Dunkelmänner", hebben „voorgoed afgedaan".De humanisten in Italië en na hen in Frankrijk, Duitsland, Engeland en de Nederlanden, hebben de kerkleer onaangetast gelaten en zijn naast die leer ernstigbezig geweest met religieuze vraagstukken. Het humanitasideaal is een opvoedingsideaal. De grootste gaven van de mens zijn zijn denkvermogen en zijn«aal, een zienswijze die zich in latere eeuwen heeft gehandhaafd. De belangrijkste Duitse en Nederlandse humanist enworden besproken: Wimpfeling,Rcuchlin, Von Huiten Agricola met de Moderne Devotie, Erasmus. Interessant is wat Bonger zegt over tweeërlei Reformatie: de z.i. a en antihumanistische taal van Luther. Zwingli en Calvijn; de vrijzinnige, spiritualistische,naar het mystieke neigende tak die in Zwitsedand, Duitsland. Nederland enPolen grote invloed heeft verkregen cn waaruit de cis der verdraagzaamheid's gesteld. Dat de voordracht sluit met een ode aan Coornhert. de typische'6c eeuwse humanist, viel te verwachten. Hij wordt op een Iijn gesteldmet de Italiaanse „uomini universali". een eerbetuiging, waarvoor deze bescheiden Nederlander vermoedelijk teruggeschrokken zou zijn. Een voordracht die veel bekends, maar ook veel nieuws geeft.
-
Pedagogisch nieuws
Die konferensie is gereël deur 'n komitee waarin landswye verteenwoordiging gegee is aan opvoedingsinstellings, psigiatriese, maatskaplike en mediese instansies. Die daaglikse sittings is in drie sessies verdeel wat van 9.00vm. tot naastenby 10.00 nm. geduur het. Nie minder nie as ses referate isper dag gelewer en die probleme van die gestremde kind is in al sy pluriformiteit en vervlegtheid benader. Dit het duidelik geblyk dat die sorg van die gestremde kind soveel menigvuldige aspekte het, dat die organisasie van die versorging en opvoeding vanhierdie kinders van land tot land ingrypend verskil. Baie van die werk wordop 'n liefdadigheidsbasis verrig en veral kerkgenootskappe beskik oor hcdwat sulke tuistes. Ook die Departement van Voikswelsyn is aktief gemoeidmet die versorging van veral die onopvoedbare gestremdes. Volgens dicnuwe wetgewing sal alle spesiale skole in S.A. die verantwoordclikheidvan die Departement Onderwys, Kuns en Wetenskap word. In Nederlandstaan hierdie werk alles onder die Departement van Onderwys en wort^bv. 62.000 gestremde kinders in 640 spesiale skole deur 4.400 ondcrwyzers onderrig. Dit is interessant dat onderwys in Nederland 28% vandie begrotingsuitgawes uitmaak.