Vol 43 Nr 1 (1966)
Artikel
-
DE STICHTING VOOR ONDERZOEK VAN HET ONDERWIJS
Op 9 juni 1965 heeft de Minister van Onderwijs en Wetenschappen Dr.T.A. Diepenhorst bij notariële akte de „Stichting voor Onderzoek van hetOnderwijs" opgericht. Hieronder volgen enkele opmerkingen omtrentde plaats, de taak en de mogelijke werkwijze van deze nieuwe instelling.Ik leid deze in met een herinnering, die meer dan 45 jaar terugreikt. ^ Bij deWet van 21 februari 1919, Stb.49, werd de Onderwijsraad ingesteld. Deverwachting van Minister De Visser was dat hij de eerste stap zou kunnenzijn om tot verbetering van het onderwijs in zijn verschillende geledingente geraken. Die verbetering scheen hem nl. alleen mogelijk wanneer hetDepartement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen gestadig voeling zou houden met en voorlichting zou zoeken bij personen, die geachtkunnen worden de onderwijs en opvoedkundige vraagstukken te beheersen en die in staat waren te midden van de velerlei inzichten de elementen van waarde voor onze volksontwikkeling op te sporen, te schiftenen voor te dragen. Reeds aanstonds had Kohnstamm in een welkomstartikel tot de Onderwijsraad er evenwel zijn twijfel over uitgesproken, ofde Raad zijn taak als gids voor de verbetering van het onderwijs wel zoukunnen vervullen, indien hij niet de beschikking zou krijgen over de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek.
-
SOCIAAL FUNCTIONEREN
Sinds 1961 wordt door het Nederlands Instituut voor Preventieve Geneeskunde een sociale opleiding verzorgd onder de naam: „trainingsconferentie tussenmenselijke verhoudingen in organisaties".Deze conferenties brengen leidinggevende mensen bijeen uit het bedrijfsleven, de geneeskunde en het maatschappelijk werk. In minderemate uit het onderwijs en de opvoeding.Middels het opdoen van groepservhringen dient meer inzicht en gevoeligheid verkregen te worden voor het sociaal gebeuren in groepen.
-
DE STRUCTUUR VAN DE ONDERWIJSSITUATIE
Eind 1962 verscheen in dit tijdschrift van de hand van Dr. J.de Miranda(met medewerking van Dr. P. M. van Hiele) een bijdrage tot de discussieover de grondslagen van de didactiek (i). De schrijver tracht aan te tonen dat er een onderwijssituatie bestaat met eigen structuur, te onderscheiden van de pedagogische situatie. Hij is vanmening dat het bestaan van een dergelijke, in wezen nietpedagogische,onderwijssituatie voorwaarde is voor de ontwikkeling van een zelfstandigedidactiek.
-
Pedagogische kroniek
Op de redactievergadering van december 1965 is besloten in PaedagogischeStudiën een kroniek te doen verschijnen waarin pedagogische feiten en gebeurtenissen uit binnen en buitenland zullen worden vermeld al of niet metcommentaar. Daarmee zal worden gepoogd in journalistieke vorm delezers(essen) van ons tijdschrift wetenschappelijk, actueel en veelzijdignieuws te bieden.Prof. Torsten Husen, hoogleraar aan de universiteit van Stockholm, is vanmening dat onderzoek, naar de omvang der scholen voor voorgezet onderwijs, noodzakelijk is. In Zweden is, gezien de leerplannen en de opleidingsmogelijkheden, 900 leerlingen per school het meest gunstig. Uiteen oogpunt van discipline is echter dit aantal leerlingen te groot daar ereen sterke toename van disciplinaire problemen op een school ontstaat,wanneer het aantal van 600 leerlingen belangrijk wordt overschreden.Prof. Husen vindt een nadere bestudering van deze problematiek noodzakelijk en acht dit mogelijk, daar er momenteel goed opgeleide onderzoekers ter beschikking staan en i % van de onderwijsuitgaven in Zwedenaan research kan worden besteed. Voor het komende jaar is voor dit doel2 % aangevraagd. Een enthousiast hoofd van een school voor geestelijk gehandicapte kinderen heeft kunnen vaststellen dat het zwemmen een heilzame invloed uitoefent op de lichamelijke en psychische conditie van zijn leerlingen. Hetaantal zwemuren heeft hij dan ook weten te vergroten en met medewerkingvan een zweminstructrice leert hij zijn kinderen duiken en de verschillendezwemslagen beoefenen. De vorderingen zijn zo goed dat de kinderen opeen niveau worden gebracht dat zij een zwemdiploma kunnen behalen.Op zichzelf is een zwemdiploma niet zo belangrijk maar voor het geknaktezelfvertrouwen van de kinderen, daar zij merken ook iets te kunnen presteren, blijkt dit waardevol te zijn.
-
Boekbeoordelingen
Müller bezint zich in het eerste referaat een artikel van 18 blz. op de overdracht die geboden wordt door de opvoedingsstijl van de daaraan te grond liggende houding en interesseert zich vnl. voor de demokratische grondhouding.Mollenhauer laat in de volgende 16 blz. zien, hoe in de opvoedingsraad zicheen intieme en direkt persoonlijke win elivesking voltrekt. De beide stukkenbieden aldus een bijdrage tot de problematiek van het pedagogisch kontakt. Dit boekje leidt ons terug naar de verouderde positie, waarin denken over opvoeding niet uitgaat van een in de wereld aangetroffen feit dat de mens nu eenmaal klein begint, zichzelf niet in leven kan houden, op zichzelf de betekenis vande dingen niet leert kennen, enz. van de andere feitenreeks, dat het opvoedenvan een kind een impliciete keus is vóór de voortzetting van menselijk levenals menselijk, vóór de voortzetting van de menselijke arbeid, enz. van dederde feitenreeks, dat mensen verantwoordelijk zijn voor de konsekwenties vanhun eigen daden, maar dat kinderen niet om hun leven gevraagd hebben en erdus niet verantwoordelijk voor gesteld kunnen worden, maar toch verantwoordelijke mensen worden moeten, enz. enz. Genoeg om eerst maar eens van uit tegaan en te bekijken, wat het vóóronderstelt. Hier wordt, als vanouds, weer vande meest algemene vraagstukken uitgegaan (Wat is filosofie? Wat is kennis?Wat is een waarde? enz.) en de sfeer van dgl. algemene filosofische vragenWordt maar nauwelijks verlaten. Laten we het een inleiding in de wijsbegeertenoemen. Voor pedagogen of pedagogisch geïnteresseerden vervult dit boekjegenerlei speciale funktie. m.j.l.
-
LERAARSOPLEIDING, GROEPSPROCESSEN,EN DEMOCRATISCHE GEZINDHEID: EEN VERGELIJKENDE BESCHOUWING
Er kan een zekere naïveteit schuilen in de gedachte dat men leraren kanvormen door middel van een pedagogischdidaktische opleiding. NI. danwanneer men vergeet dat leraren al gevormd zijn nog voordat ze aan dezeopleiding beginnen. De invloed van eigen opvoeding, van cultuurpatroon, van het onderwijssysteem waarmee de a.s. leraar in intensief dagelijks contact is geweest, is van een betekenis die niet mis te verstaan is.Men zou het zo kunnen stellen dat de eigenlijke leraarsopleiding maarmoet zien iets te veranderen of nog iets toe te voegen aan wat door hetleven en het onderwijs zelf al verregaand gevormd is. Zeker houden wijdit voor mogelijk, maar alleen dan wanneer men aansluit bij bestaandeopinies en opvattingen over leraarsgedrag; wanneer men het feit niet negeert dat diep gewortelde attitudes in verband met opvoeding en onderwijs vaak aanwezig zijn, ook al behoeft de persoon in kwestie zich daarvan niet scherp bewust te zijn. Dissonantie tussen aanwezige opvattingenen attitudes en nieuw inzicht dat wordt aangeboden, zou gemakkelijkkunnen leiden tot afwijzing van het laatste.
-
KWEEKSCHOOLOPLEIDING EN LAGER ONDERWIJS ANDERHALVE EEUW GELEDEN GEZIEN DOOR EEN SPAANSE BRIL NAAST VEEL WAARDERING OOK WEL ENIGE CRITIEK
Die bril had niet de hertog van Alva doch zijn landgenoot, de Spaansejurist, staatsman en veelzijdig geleerde Ramon de la Sagra op zijn neus.En het kan niet ontkend worden, dat hij er in de eerste helft der vorigeeeuw opmerkzaam, belangstellend en scherp door gezien heeft. Ook inons land en in België, toen pas in politiek opzicht een zelfstandige staatgeworden los van Nederland, al kon onze koning Willem I dat nog steedsniet geheel verkroppen. De la Sagra, hoewel een Spanjaard in hart en nieren, vol liefde voor zijn land en volk, leefde in de dagen van koning Ferdinand VII, regentesMaria Christina en hun dochter Isabella II, toen reactionnairen en progressisten in burger en Carlistenoorlogen als verwoede kemphanen hetland ten onder leken te brengen. De eenmaal zo machtige kolonialistische staat Spanje had het in 1820 moeten dulden, dat vele van zijn koloniën zich dat jaar onafhankelijk verklaarden. Alleen Cuba, Puerto Rico,de Philippijnen en enkele plaatsen in Afrika mocht het moederland voorlopig nog behouden. Economisch en financieel stond een bankroet voorde deur en het gewone volk vocht machteloos tegen armoede en honger.
-
HET LEICESTERSHIREPLAN EN DE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN HIERVAN VOOR HET NEDERLANDSE ONDERWIJS
Het Leicestershireplan mag beschouwd worden als een belangrijke variant in de huidige organisatie van het Engelse onderwijs.Met de invoering van de EducationAct (1944) werd tevens de mogelijkheid geschapen om Scholengemeenschappen te stichten. De Scholengemeenschappen werden en worden ondergebracht in grote gebouwencomplexen, waarin het onderwijs voor alle schoolleeftijden en op veleniveaus plaatsvindt.Daar het stichten van kostbare gebouwen en het verkrijgen van de benodigde gronden ook in Engeland dikwijls onoverkomelijke bezwarenmet zich meebrengen, heeft men in het graafschap Leicester naar anderewegen voor de vorming van scholengemeenschappen gezocht. Het onderwijs is daar georganiseerd volgens bijgaand schema:
-
OPVOEDEN-DOOR-ONDERWIJZEN
Gaarne wil ik van de door de redactie van Paed. Stud. geboden gelegenheidgebruik maken om te reageren op de kritiek van de heer Tuinman maarniet om mijn artikel (geschreven in 1961) geheel te verdedigen en ook nietom uitvoerig in te gaan op de vele punten die de heer T. naar voren brengt.Door ernstige en langdurige studie van zijn uiteenzetting kwam ik n.1. totde conclusie, dat de heer T. vrijwel geen argumenten aanvoert tegen dehoofdlijn van mijn betoog. Wel tracht hij geheel te goeder trouw, daartwijfel ik geen moment aan door zijn kritiek een discussie te ontwikkelenop een terrein waar m.i. de belangrijke strijdpunten niet liggen. Door uitvoerig op zijn punten in te gaan kan ik slechts een tamelijk vruchteloosdebat van theoretische aard verwachten. Het is mij echter om enige zeerpraktische zaken te doen, die zodoende juist niet de aandacht zouden'krijgen, die ik voor hen vroeg. In het volgende zal ik dit standpunt toelichten. Als voorbeeld van de onduidelijke en daardoor onvruchtbare probleemstelling kies ik in de eerste plaats de uiteenzetting in II4 en II5. De heer T."leent hier tegenover mij te moeten aantonen, dat de onderwijssituatie"ïet onvolwassen leerlingen tevens een opvoedingssituatie is. Ook veelandere plaatsen in zijn betoog zijn op het bereiken van deze conclusiegericht. Maar had hij deze conclusie niet ook in mijn artikel kunnen lezen?In mijn artikel stelde ik mij eerst (par.3) op het standpunt, dat iederesituatie met volwassene(n) en kind(eren) een opvoedingssituatie is, waarna bij de bespreking van de onderwijssituatie met onvolwassen leeriingen^Par.7) zonder meer geconcludeerd werd dat hier nu tevens een opvoedingssituatie is. Ik ging vrij uitvoerig hierop in, onderscheidde bijv. verschillende mogelijkheden: de mislukte opvoedingssituatie, het opvoedingsmilieu dat voor volwassene en kind verborgen is in de onderwijssituatie, de opvoedingssituatie waarin de volwassene welbewust opvoe'^'ngshandelingen stelt, die door het kind echter vanzelfsprekend argeloosaanvaard worden en tenslotte de opvoedingsrelatie, waarin ook het kind^eet waarom het gaat. Zijn wij het op dit punt nu eens of niet? Zo ja,daarom heeft de heer T. hier dan blijkbaar overheen gelezen? Zo neen,^aar zit dan het verschil van mening?
-
Pedagogisch nieuws
In Flehite Tijdschrift voor verleden en heden van OostUtrecht, le jaargang,vonden we onderstaandeResolutie van de Magistraat van Amersfoort d.d. lo september 1616,staaltje van vroegzeventiende eeuwse kinderbescherming"van overheidswege:„Alsoe onlancx (Godt beter 't)veel ongelucken gebeurt zijnvan het overrijden van kynderen,door het haestich jagen met wagen ende paerdenofte quade toesichtvan de voerluyden,soe ist dat die Regeerdersom 't selve te voorcomen,eenen ygelick,rijdende in ende door den stadt,verbieden bij deesen,met haer wagens ende peerden te moegen draven,ordonnerendedat sij deselve voortaen sullen mennen,gaende voet voor voet,opte verbeurte van drye gulden,soo wye contrarie doet."
-
Boekbeoordelingen
Dit boek wil veel tegelijk: o.a. ouders, onderwijzers, maatschappelijk werkersoriënteren over de functie van de „Erziehungsberatung"; tevens bestuurders enoprichters van pedagogische adviesbureaus ten aanzien van de organisatie informeren; tenslotte de toekomstige specialisten in deze bureaus een beeld vanhet werk geven. Gevolg: een boek dat vlot leest, soms goede praktische raadgeeft, maar de zaken wel wat simplistisch stelt.Theoretisch is het geheel niet sterk. Men kan de schrijver wel volgen, wanneerhij ongunstige invloeden van de geïndustrialiseerde samenlevingsvorm op deopvoeding aanwijst. Maar als hij min of meer romantisch terugverlangt naarde verleden tijd met zijn Familien und Hauswirtschaft, als hij de samenlevingvan gezinnen met grootouders idealiseert als pedagogisch zo gunstig dankrijgt men toch wel een kriebelig gevoel! Gelukkig is hij realistisch genoeg omte weten dat het verleden niet terugkomt en herhaaldelijk de vraag onder ogente zien: hoe nu verder in deze maatschappij?
-
DE VERHOUDING VAN DE WETENSCHAP DER OPVOEDING TOT DE PRAKTIJK!
Ik ben gevraagd om vanmorgen voor U te spreken over de verhoudingvan de wetenschap der opvoeding tot de praktijk.Ik heb gezien dat ik op de agenda aangekondigd ben als hoogleraar inde pedagogiek. Dit is een kleine onjuistheid. Sinds enkele jaren luidt mijnopdracht niet meer pedagogiek maar opvoedkunde. Wat de inhoud van mijn taak betreft is hier geen wijziging in het spel.Het betreft een zuiver formele zaak, om nl. de in het Statuut aangeduidewetenschap ook in de opdracht tot uitdrukking te brengen. Maar toenik even bij deze kleine vergissing stilstond werd ik mij de ironie der situatie bewust. Want zoals ik op het ogenblik de zaak zie zou het mij nietmogelijk zijn een leeropdracht in pedagogiek zonder nadere aanduidingte vervullen. Ik geloof niet meer dat men pedagogiek zonder meer alswetenschap kan aanduiden, of dat iemand onder deze benaming aan zijnuniversitaire opdracht zin kan geven.
-
OPVOEDING, VORMING EN ONDERWIJS
Het blijkt dat in de Commissie voor Culturele Coördinatie van de Raadvan Europa de medewerkers grote moeilijkheden ondervinden op pedagogischdidactisch gebied; vooreerst met de uiteenlopende terminologiemaar vooral door het feit dat dezelfde termen soms een verschillend begrip dekken. Naar vernomen wordt zou een Europese Conferentie van de Ministersvan Onderwijs in dit verband voorgesteld hebben een soort vergelijkendwoordenboek aan te leggen met pedagogischdidactische termen en hunbetekenis. Dit artikel is bedoeld als een bijdrage om althans voor het Nederlandse taalgebied tot overeenstemming te komen. Het wil in de eersteplaats de meest fundamentele termen nader beschouwen nl.: opvoeding,vorming en onderwijs.We zullen vooreerst onze eigen zienswijze omtrent deze termen trachtente omschrijven om deze daarna even te confronteren met een andere recente opvatting. Voor de analyse wordt uitgegaan van de volgende opvattingen:
-
Pedagogische kroniek
Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft onlangs het Statistisch Zakboek 1965 samengesteld waarin vele interessante gegevens zijn verwerkt.De in het boekje opgenomen grafieken zijn wel bijzonder informatief.Zie bijv. grafiek 3 „Overschotten binnen en buitenlandse migratie 1963/1964, per provincie". In één oogopslag kan worden geconstateerd dat inFriesland zich geen buitenlandse arbeiders vestigen en dat de bevolkingmassaal deze provincie verlaat. Zal Friesland waar voor De Koe eenstandbeeld in Leeuwarden is opgericht straks een recreatieprovincieWorden? De provincies Gelderland en Utrecht blijken eveneens een merkwaardige ontwikkeling door te maken. Zij worden bezet door grote groepen buitenlanders en door nederlanders uit de andere provinciën. LimburgWordt straks, volgens het beeld van de grafiek, internationaal gebied!De oorspronkelijke bewoners vertrekken en de buitenlanders stromendaar binnen! Zonder oorlogsverklaring en wapengeweld komen daaronderdanen van vreemde mogendheden zich vestigen! Uit Zeeland vertrekken daarentegen én de eigen bevolking én de buitenlanders. De migratie van de bevolking blijkt een boeiend aspect van de samenleving tezijn. Grafiek 4 is nog interessanter. Het ziet er voor de Friezen toch wel somber uit. Het vertrek uit deze provincie is niet alleen opvallend hoog maarVan de gezinnen, die er blijven, verdrinken verhoudingsgewijs de meestekinderen. Daarbij is het aantal jongetjes, dat verdrinkt, vier maal zo grootals dat van de meisjes. Deze zwerven blijkbaar minder buiten en zij zullenminder roekeloos zijn. In Limburg is het aantal verdronken kinderen hetl'iagst. Men heeft daar trouwens meer zand dan water.
-
Boekbeoordelingen
Dit boek, versehenen in de reeks Anthropologie und Erziehung, houdt zich bezig met de vraag hoe opgroeiende jonge mensen moeten worden georiënteerd in de hedendaagse economische en sociale orde. Het is een poging om te komen toteen didactische theorie dienaangaande voor de hoogte klassen van het Duitsegymnasium. Het tegenwoordige Wirtschaftsgymnasium heeft zich, naar de mening van de schrijver nog niet tot een zakelijke en organisatorische eenheidkimnen ontwikkelen. Hij komt met een model voor een andere aanpak.