Vol 43 Nr 4 (1966)
Artikel
-
ENIGE OPMERKINGEN OVER „RESEARCH" EN RESEARCHOMSTANDIGHEDEN IN DE VERENIGDE STATEN
Tijdens een recente reis in de Verenigde Staten langs een aantal researchcentra werden mij door verschillende personen toelichtingen gegevenover de algemene omstandigheden, waaronder velerlei onderzoek plaatsvindt en over de sociale conditionering van een aantal verschijnselen, dietot de voorwaarden of de begeleidende verschijnselen van de onderzoeksactiviteit behoren. Ik heb hieromtrent geen eigen opinie te geven. H^t ism.i. interessant genoeg om naar mijn zegslieden te luisteren, die hunbetoog met talrijke namen van onderzoekers, centra en publicaties illustreerden, die ik hier weglaat om begrijpelijke redenen: ze doen er niettoe. De strekking van het betoog was algemeen, niet persoonlijk. De safflenvatting wekt uiteraard de indruk van geladenheid door de accumulatie der gezichtspunten en ik waarschuw de lezer nadrukkelijk, zich opdit punt niet te vergissen. De Verenigde Staten tonen duidelijk zo zegt men mij het beeld vaneen voortdurend, vaak snel maatschappelijk opstijgingsproces. Daaraangeen deel te hebben plaatst een persoon of een groep in een negatiefdoordeelde positie. „Arm" zijn is hier een schande. Woorden als „socially disadvantaged", „culturally deprived" zijn alleen descriptief voor^le noch het een noch het ander is. Voor wie het is, zijn het scheldwoorden. Onderwijs en opvoeding volgen het opstijgingsproces slechtslangzaam hoe hard ze ook mogen proberen „bij" te zijn en zo is del^loof tussen hen die „hebben" en hen die niet „hebben" altijd nog evengroot als in de dagen van Franklin Roosevelt. In een sociale achterstandVerkeren is dus in elk opzicht een ongunstige, een schandcbrengendepositie. In de steden leidt welstand tot verplaatsing uit het centrum naar'Ie voorsteden. De openvallende plaatsen worden ingenomen door de•^aagste" groep op de prestigcIijst (recente immigranten, negers, enz.).^ centra der steden zijn de probleemgebieden.
-
Boekbeoordelingen
Dit al wat oudere bock is het werk van een begaafd opvoeder uit de prakrijk. Het geeft talrijke wenken aan de ouders, die het kind niet mogen Verwennen, noch beklagen, maar het zelfstandig moeten maken, m.a.w.het zo veel mogelijk normaal moeten behandelen. Het is een helder cn metliefde geschreven boek, dat gezien de vele vragen van ouders in verschillende tijdschriften, zeker in een gevoelde behoefte kan voorzien.
-
DE VERLICHTING EN DE PEDAGOGISCH-DIDACTISCH-ONDERWIJSKUNDIGE SITUATIE IN DE ACHTTIENDE EEUW
Dit artikel is een hoofdstuk uit JeanJacques Rousseau Pedagoog, een werk dat eerstdaags verschijnt in de Agon Bibliotheek, uitgave n.v. Uitgeversmaatschappij AgonElsevier, Amsterdam/Brussel. We kunnen volstaan met een beknopte karakteristiek, vooral bedoeld alsachtergrond voor haar pedagogiek en didactiek. Zij is een Westeuropesebeweging, geworteld in Engeland, Frankrijk, Nederland en Duitsland.Haar oorsprong ligt in de vroege zeventiende eeuw; haar bloeiperiodevalt in de eerste drie kwart der achttiende eeuw; zij werkt na tot diep in denegentiende eeuw, pedagogischdidactisch zelfs tot in de twintigste.
-
STUDEREN IN NEDERLAND: EEN (ONVERVULDE) VLAAMSE WENS UIT DE VORIGE EEUW
Het BelgischNederlands Cultureel Akkoord is twintig jaar oud. Menheeft bij die gelegenheid de balans opgemaakt van wat tijdens de afgelopen twee decennia door Noord en Zuid verwezenlijkt is in het kader vandit akkoord. Het is een indrukwekkende lijst geworden. Zo heeft meno.m. kunnen vaststellen, dat sedert 1946 steeds meer studenten en navorsers gebruik hebben gemaakt van de door beide regeringen beschikbaar gestelde beurzen en subsidies om zich in het andere land verder tebekwamen of er vertrouwd te worden met het universitaire leven en hetwetenschappelijk onderzoek. Dit is een verheugend verschijnsel. En hetstemt des te meer tot vreugde, wanneer men bedenkt, dat het tientallenjaren geduurd heeft, vooraleer de mogelijkheid tot dergelijke toenaderingen uitwisseling geschapen werd. In 1927 hadden België en Nederlandweliswaar reeds de basis gelegd voor een versterking van de intellectuelebetrekkingen door het instellen van twee beurzen ten behoeve van hendie hun studiën of onderzoekingen wensten voort te zetten in het bevriende land, maar door gebrek aan financiën kon toen geen concretevorm gegeven worden aan het plan. Daarmee bleef een wens, die sederthet midden van de negentiende eeuw in het Zuiden gekoesterd werd, aldie tijd onvervuld. Op de z.g. Nederlandse Congressen, die sinds 1849 „tot behoud van deNederlandse stam en tot behoud van de gemeenschappelijke taal" beurtelings in Noord en Zuid waren georganiseerd, was van Vlaamsezijde inderdaad bij herhaling de wens geformuleerd, dat iets zou ondernomen worden om de verwaarlozing van het nederlandstalig onderwijsin Vlaanderen tegen te gaan. Met dat „iets" bedoelde men vaak: steun enaanmoediging uit het Noorden. Maar hoe meer de Vlamingen hun „taalbroeders" om begrip en belangstelling smeekten, hoe meer de Nederlanders argwanend en afwerend reageerden. Het was om de moed erbijte verliezen. Klachten als die van de Gentse hoogleraar J. F. J. Heremans waren dan ook legio:
-
OVER DE SAMENWERKING VAN HISTORICI EN DE BEOEFENAREN VAN DE HISTORISCHE PEDAGOGIEK
De redactie heeft mij gevraagd om te reageren op het artikel van Van derVelde in het juninummer van P.S. Deze reactie zal voornamelijk neerkomen op een aantal gedachten mijnerzijds over hetzelfde onderwerp dieniet veel van die van mijn collega zullen verschillen, omdat wij beidenovertuigd zijn van dezelfde goede zaak en in grote lijnen dezelfde opvattingen huldigen. Men kan er zich over verwonderen dat men in Nederland met de studie van de historische pedagogiek niet ver gekomen is,althans niet wat de geschiedenis van de school en de didactiek aangaat.Daarover verbaast zich tenminste I. J. Brugmans i en hij gebruikt zelfshet woord „verwijt". Is dit verdiend? Nederland is geen land van opzienbarende denkbeelden op het gebied van onderwijs en opvoeding. Hetbezit, vergeleken met het buitenland, weinig grote pedagogen en heefteerder zijn kracht gezocht in een zekere aandacht voor het gewone doenen het vanzelfsprekende dagelijkse leven dan in originele denkbeelden.Begrijpelijk bij een van oudsher burgercultuur met weinig heroieke trekken. Wel heeft het gemiddelde peil van onderwijs en opvoeding hier vergeleken met omringende cultuurlanden altijd hoog gelegen. In de Middeleeuwen kunnen onze latijnse scholen de vergelijking met elders uitstekenddoorstaan, en wat het volksonderwijs betreft, mogen we vaststellen dati 1500 analfabetisme betrekkelijk zeldzaam was. De goede traditie vande Universiteit van Leuven werd na de Reformatie te Leiden voortgezetcn het hoge gemiddelde is in het algemeen, met enkele inzinkingen in de16e en 19c eeuw, gebleven tot de 20c eeuw. We zien dus een goede school cn een degelijke opvoeding. Maar wat isover dergelijke „gewone" zaken nu te schrijven? Het is daarom niet teVerwonderen dat een „geschiedenis van de van de didaktiek bij het lager,^y het voortgezet onderwijs" ontbreekt. En dunkt me, als deze verschijnt zal ze wellicht minder opzienbarende dingen bevatten dan men"iisschien geneigd is te verwachten.
-
Opvoedkunde en maatschappij
Aangezien de opvoeding in het grote maatschappelijke verband verloopt,zal nóch de opvoedkundige zinvol werk ten bate van de praktische opvoeding kunnen doen, nóch de wetenschap der opvoedkunde een zuiverebeschrijving van het opvoedingsgebeuren kunnen geven, wanneer zij nietsteeds het maatschappelijk gebeuren in het oog houden. Het gaat er de opvoedkundige om, kinderen zover te helpen komendat zij straks als volwassen mensen kunnen leven in, en naar vermogenbouwen aan de maatschappij van morgen. Dan zal de wetenschap, diehem tot uitgangspunt dient, het geheel van de invloeden moeten trachtente overzien, die dat kind op de weg naar volwassenheid steunen of hinderen. Hoe zijn die invloeden en hoe verschuiven die; welke andere vormen krijgt het leven van kinderen, dat van volwassenen; wat zijn, inverband daarmee, de zaken die juist nu bijzondere aandacht van de opvoeding vragen?
-
Boekbeoordelingen
peter m. roeder, arthur pasdzierny, willi wolf, „Sozialstafiis und Scliulerfolg. Bericht über empirische Untersuchungen". Pädagogische Forschungen, Veröffentlichungen des ComeniusInstituts. Reihe: Erziehungswissenschaftliche Studien. Quelle und Meyer, Heidelberg, 1965, S. 79, DM 8.—.In dit boekje, waarin verslag wordt gedaan over twee pedagogische onderzoekingen, wordt in het voorwoord de verzuchting geslaakt, dat de wetenschappelijke opleiding en vorming aan universiteiten en pedagogische hogescholen tot nu toe de leraren veel te weinig gelegenheid hebben geboden zichte bekwamen in pedagogisch onderzoek. Een bezwaar is voorts dat de onderzoekers niet alleen hun arbeidsinspanning geven en hun tijd beschikbaarstellen maar vaak ook de kosten van hun onderzoek moeten betalen. Eenomstandigheid, die zich ook in ons land voordoet. Het eerste onderzoekvan Roeder over „Sprache, Sozialstatus und Bildungschancen" toont opnieuw aan dat hoe hoger dc sociale status der ouders is, des te sterker zijgeneigd zijn, bij optredende leermoeilijkheden van hun kinderen, hen tochde middelbare schoolopleiding af te laten maken. Voorts is nog eens onderstreept dat een laag taalniveau in een gezin, de schoolloopbaan van het kindongunstig beïnvloedt. De drang naar meer en beter onderwijs of naar maatschappelijke stijging^ moet voldoende sterk zijn;• men moet weten welke instellingen daartoe geëigend zijn.n het onderzoek is naar voren gekomen, dat, in tegenstelling met de eerstej' "dungsweg", in de tweede het aandeel van personen uit maatschappelijk^ gere groeperingen groter is. Ook zijn er die vroeger om allerlei redenen"n middelbare schoolopleiding niet hebben kunnen voltooien maar dit,tl er geworden, alsnog doen. Voorts blijken in het algemeen de leerpres'es Van hen, afkomstig uit de lagere sociale milieus, beter te zijn dan vanscn sociaal hogere milieus behoren. Wat echter het beheer
-
Pedagogische Kroniek
In deze kroniek is reeds eerder aandacht gevraagd voor onderzoekingenen experimenten in Amerika en Israël m.b.t. kinderen, die opgroeien envolwassen worden in de sociaal lagere milieus der samenleving.Het is verheugend thans de aandacht te kunnen vestigen op een studievan de heer Th. G. Bolleman, bibliothecaris aan het pedago^sch instituut der rijksuniversiteit te Utrecht en studerend voor het doctoraalexamen pedagogiek. In deze studie wordt een voorlopig, zij het nietvolledig, overzicht geboden van publicaties op het gebied van het in zijnontwikkeling en opvoeding sociaal belemmerde kind. Ook worden enkelerecente publicaties over deze problematiek critisch geanalyseerd.De auteur heeft zich in het bijzonder beziggehouden met een bevolkingsgroep, die in de Amerikaanse litteratuur wordt aangeduid met de termen: „culturally deprived", „culturally disadvantaged", „culturallyhandicapped". Ook wordt deze groep wel aangeduid met „sociallydeprived". De toenemende belangstelling in Amerika, aldus de heerBolleman, voor de maatschappelijk achtergeblevenen wordt klaarblijkelijk gestimuleerd door de wens het in de onderste laag der bevolkingaanwezig geachte leervermogen te benutten teneinde de technischeprestaties van de natie als geheel op te voeren. De Russische prestatiesop het gebied van ruimteonderzoek en ruimtevaart moeten mede totdeze wens hebben bijgedragen. Het sociaal belemmerde kind is in het algemeen het kind dat opgroeit in gezinnen, die sociaal weinig aanzien genieten, wonen in de volks enachterbuurten der grote steden, financieel in kommervolle omstandigheden verkeren en vaak kinderrijk zijn. Voorts hebben de ouders weinigof geen culturele belangstelling, beperkte maatschappelijke contacten,onvoldoende inzicht in het functioneren van de school en geen aandachtvoor het onderwijs van hun kinderen. Mede daardoor zijn de leerprestaties laag en de schoolvorderingen gering. In dit verband wijst deschrijver er op dat in het algemeen de taal van deze kinderen een armoedig karakter heeft: korte en vaak onafgemaakte zinnen, veel grammaticale en syntaktische onjuistheden, weinig differentiatie in de vormen,een zeer beperkt vocabulair en een frequent gebruik van veelal'dezelfdetermen. Voorts ontbreekt het „deprived kind" aan woorden, die ab
-
VOORUITLOPEND OP EEN PUBLICATIE OVER HET BRUGJAAR
Het is schrijver dezes gebleken, dat er misverstanden bestaan aangaandede vraag, of onderzoek dat is verricht in verband met de brugklas,behalve in een rapport, ook zijn neerslag zal vinden in een meer algemeen toegankelijke publicatie. Daarom stelt hij er prijs op een dergelijkepublicatie die binnen afzienbare tijd zal verschijnen, aan te kondigen.Deze uitgave verschijnt bij de Stichting Onderwijs Oriëntatie, waarinverenigd zijn de uitgevers: J. M. Meulenhoff, J. Muusses, P. Noordhoff,Nijgh en van Ditmar, Spruyt, Van Mantgem en De Does en W. J. Thiemeen Cie. De fa. Muusses treedt als „patroon" op.Een indruk ervan krijgt de lezer behalve uit de inhoudsopgave vanhet boek uit het eerste gedeelte van het eerste hoofdstuk, bedoeld terintroductie, dat hieronder wordt afgedrukt. Bij lezing bedenke men dus.dat het stuk niet werd geschreven als afzonderlijk tijdschriftartikel.
-
„DE ONTMOETING VAN KIND EN WERELD IN HET BASISONDERWIJS"
Een nabeschouwing over de conferentie, door de Werkgemeenschapvoor Vernieuwing van Opvoeding en Onderwijs W.V.0. georganiseerdvan 1315 oktober 1966 te Amersfoort. Wat nu volgt is geen verslag. Niet alleen, omdat een gedetailleerd verslag elders zal worden gepubliceerd, maar vooral, omdat de schrijver van deze regels bewust geen verslaggeving nastreeft. Hij schrijft slechtseen aantal gedachten neer, die bij hem opgeroepen werden door hetdeelnemen aan de bijeenkomst, die in de titel werd vermeld. Zó is hethem verzocht door de redactiesecretaris van dit tijdschrift, en iets andersacht hij niet op zijn weg te liggen.
-
KEES BOEKE
De beweging van de vernieuwing van opvoeding en onderwijs is voortgekomen uit de daadkracht van enkele pioniers, die de tekortkomingenvan de traditionele opvoedings en onderwijsmethoden scherp onderkenden en die. door intuitie en wetenschap geleid, vorm wisten te gevenaan nieuwe opvoedingsidealen. In deze kring van de pioniers, waarvanons de namen van Decroly, Montessori, Kerschensteiner, Dewey, Washburne, Ferrière, Cousinet als voorgangers aan het begin van deze eeuwgegeven zijn, heeft Kees Boeke door zijn persoon en door zijn werk voorons land zijn plaats als radicale vernieuwer van opvoeding en onderwijsverworven. In een land waar traditionalisme, praktische nuchterheid enfantasieloze behoudzucht meer gewaardeerd wordt dan persoonlijkevisie en stoutmoedige inventie, is de waardering voor een figuur alsKees Boeke steeds vermengd geweest met gevoelens van afwijzing: eenutopist, wiens denkbeelden wel aangehoord werden, maar die men tenslotte niet uitvoerbaar kon achten. Zo is in Boeke veeleer de persoonte zien, die buiten de officiële wetenschap, buiten de officiële organisatieVan het onderwijs, buiten de traditionele wegen, zijn denkbeelden heeftmoeten ontwikkelen en realiseren. In die strijd heeft hij zich tot eenunieke persoonlijkheid ontwikkeld, in wiens leven het geloof in de opvoeding van de mens en de arbeid aan de mens tot een eenheid kondenworden. Boeke is een symbool geworden van de eenheid van denken, gelovencn leven, zoals die slechts in zijn persoon tot uiting kon komen. Deze..eenmaligheid" doet alle overwegingen over een algemene betekenisVoor opvoeding en onderwijs maar betrekkelijk lijken. Deze betekenisl^an niet ervaren worden in zijn geschriften of in de door hem gestichteschool: De Werkplaats, maar bovenal in het directe contact met zijnpersoon. Zo hebben velen van ons het ervaren.
-
DE ONDERWAARDERING VAN DE EXPRESSIEVAKKEN OP DE SCHOOL VOOR H.A.V.O.
Wie met h.a.v.o. experimenteert, zal ook het prozaïsche jargon van de lessentabel virtuoos moeten hanteren, maar zelfs de vindingrijkste manipulator komt al heel gauw tot de ontdekking, dat enkele hoogmogende lieden, grijs van ervaring, voor de nieuwe school voor hoger algemeen voortgezet onderwijs een basistabel in elkaar hebben geschroefd,die als minimum poneert, wat in de praktijk als een volstrekt maximumgaat gelden. M.a.w.: de veelgeroemde vrijheid is minimaal en, zoals nual blijkt, in de eerste drie leerjaren afwezig. Het lijkt er soms op, datde samenstellers van deze tabellen enerzijds van de gedachte zijn uitgegaan om al hun broeders te hoeden voor alle misstappen, die maar begaan kunnen worden en dat zij zich anderzijds tot doel hebben gesteldom zoveel mogelijk aan dë eisen van de diverse leraren vakbonden tegemoet te komen. Met dit uitgangspunt moesten zij wel falen en dit alleenal zou tot blijvende voldoening kunnen stemmen, ware het niet. dat hethuidige compromiskarakter van de basistabel zeer onbevredigend moetwerken, vrijwel alles aan banden legt, maar wat veel erger is: een beschamende nalatenschap van het huidige onderwijsbeleid voor de komendevijftig jaar dreigt te bestendigen.
-
AUTOINSTRUCTIE Reflexie op een conferentie
Driehonderd conferentiegangers bezochten gedurende drie dagen deeerste nationale conferentie voor programmed learning te Engeland.Ruim veertig voordrachten gaven een genuanceerd beeld over demogelijkheden en de practijk van de geprogrammeerde instructie opdit ogenblik. Een tentoonstelling gaf, in aansluiting op de demonstraties en de theorie, een overzicht van de vele vormen waarin G.I.leermiddelenop de markt komen of in experimenten worden gebruikt.Een volledig verslag van alles wat er gezegd is zal waarschijnlijk inde loop van augustus 1966 verschijnen bij de uitgeverij Methuen,
-
DE IN CIJFERS UITGEDRUKTE RESULTATEN VAN HET VAK NEDERLANDS OP DE EINDEXAMENS GYMNASIUM EN H.B.S. IN 1965
Uit het nadere antwoord van de staatssecretaris van onderwijs enwetenschappen van 27 september 1965 op de vragen van de ledenvan de Tweede Kamer der StatenGeneraal dr. J. A. G. Tans endr. H. A. Schuring naar een vergelijking van de eindexamenresultatenvan 1961 t/m 1965 blijkt, dat deze gegevens slechts voor deze gelegenheid in een overzicht zijn verwerkt. Weliswaar verschaffen zeenig inzicht in de resultaten in verhouding tot die van vorige jaren,maar van een analyse van het examen is nog geen sprake, want daarvoor moeten er meer gegevens beschikbaar zijn. Voor een beoordeling van het examen en van de examenresultaten van het vak Nederlands bevatten de examenlijsten stellig onvoldoende gegevens. Hieropis het plan gerezen alsnog door middel van een enquête te trachtende beschikking over de in cijfers uitgedrukte resultaten te verkrijgen.Prof. dr. J. Koning, directeur van de afdeling leraarsopleiding van hetPedagogischdidactisch Instituut van de Universiteit van Amsterdambleek bereid zijn medewerking te verlenen. Voor zijn steun en dievan de medewerkers op het instituut spreek ik hier graag mijn dank uit.
-
EFFECTIEF BEROEPSBEGELEIDEND ONDERWIJS II
In 1963 werd onder supervisie van Prof. Dr. N. Perquin door wetenschappelijk medewerkers van het Pedagogisch Instituut en het Instituut voor Sociale Psychologie van de Rijksuniversiteit te Utrecht gestart methet onderzoeken van een nieuwe opzet van het parttime onderwijs opzijn pedagogischdidaktische effectiviteit. De nieuwe opzet heeft betrekking op het leerplan, de lestijden, het programma, de lesmethodiek enhet pedagogisch klimaat van het onderwijs op een drietal zelfstandigescholen voor parttime beroepsonderwijs. De leerlingen van deze scholenontvangen, in het algemeen na hun l.t.s., een tweejarige opleiding inleerlingstelselverband voor banketbakker, automonteur, schilderen, timmeren of metaalbewerken. Zij werken vier dagen per week in het bedrijfen gaan één dag per week naar school. Een studiecommissie van deKatholieke Raad voor Vakopleiding bereidde deze proef voor.
-
Boekbeoordelingen
Council for Cultural Cooperation, School Systems, a guide, Council ofEurope, Strasbourg 1965, 350 p.Dit is een gids van de Europese schoolstelsels, omvattende de leden van deCouncil for Cultural Cooperation plus Finland. Elk van de 18 hoofdstukken geeft een korte beschrijving van het schoolstelsel in een van dezelanden, vergezeld van diagrammen en statistieken. De schoolsoorten zijner terecht in de nationale terminologie vermeld met een interpretatie inhet Engels. Dezelfde uitgave bestaat in 't Frans. Een bijzonder nuttig werk.Alleen: in World Survey of Education van de Unesco vindt men soortgelijke gegevens. Ze zijn niet zo up to date als in dit werk. Ik maak mij echter zorgen over het gebrek aan samenwerking tussen de verschillendeinternationale lichamen
-
ASPEKTE VAN DIE ONTMOETING TUSSEN DIE INHEEMSE BANTOE STELSEL EN DIE WESTERSE STELSEL VAN OPVOEDING EN ONDERWYS
Ten einde 'n behoorlike indruk te kry van die probleme waardeur opvoedkundiges, dosente en onderwysers gekonfrcwiteer word wat teenswoordig gemoeid is met die onderwys van die Bantoe in SuidAfrika,is dit belangrik om ook kennis te dra van die heersende pedagogieseStrominge in WesEuropa ten tyde van die invoering en vestiging van 'nWesterse skoolsisteem vir die Bantoe. Dit is 'n aanvaarde feit dat diedenke oor opvoeding en onderwys in enige besondere tydperk steeds 'nneerslag is van die heersende filosofiese, psigologiese, volkekundige enander insigte. Prins skryf in die verband: „Zo zal het geen verwonderingwekken dat in een zekere periode een bepaalde golfbeweging op filosofisch en psychologisch terrein tevens beslag legt op het denken en hethandelen van de mens in het algemeen en op het denken en het handelen van de opvoeder c.q. de didacticus in het bijzonder." ^
-
VROEG LEREN LEZEN?
Nu dit artikel geschreven wordt, is de sensatie rondom de introductie inNederland van Domans leesmethode „How to teach your baby to read"weer weggeëbd. De herinnering daaraan geeft niettemin aanleiding toteen enkele opmerking vooraf. Terwijl wij aan de mensen die onderwijsmethoden gebruiken strengeeisen van bevoegdheid stellen, is iedereen vrij om een methode voorwelk vak dan ook uit te geven. Waarschijnlijk heeft dat meer positievedan negatieve kanten. In dit geval springen de laatste sterk naar vpren.Een uitgever, niet geremd door nauwe banden met de pedagogischewereld of door kennis van de problemen op het gebied van leesmethodiek, lanceert een bewerking van een Amerikaanse methode, daarbijblijk gevende van een bewonderenswaardigefficiënte beheersing vanreclametechniek. Een persconferentie, die resulteerde in uitgebreide enweinig distantienemende verslaggeving; een stand en demonstraties ineen groot warenhuis; een T.V.uitzending. Tot in de T.V.uitzendinghad men kans gezien, iedere pedagogisch deskundige, van wie eventueelkritische opmerkingen verwacht konden worden, buiten spel te houden.Een weinig bevredigend gebeuren.
-
OVERGANGSBESLISSINGEN IN HET V.H.M.O.
Aan het einde van het schooljaar wordt in de overgangsvergaderingen op elke school, voor alle leerlingen van alle klassen, beslist of zij al danniet zullen worden bevorderd. Zoals bekend bepaalt de vergaderinghierbij haar eigen beleid. Verschillende scholen gebruiken de cijferlijstenen eventueel daarbij komende gegevens over de leerlingen dus niet noodzakelijkerwijze op dezelfde manier. In grote lijn is er echter vrij veelovereenstemming, voor zover het om hetzelfde schooltype en dezelfdeklas gaat: er zijn zekere „belissingsregels" waar iedereen zich in feiteaan houdt. Die beslissingsregels staan echter nergens te boek. Rectorenen ervaren leraren kennen ze natuuriijk wel maar zij publiceren ze helaasniet.