Vol 93 Nr 2 (2016)

Gepubliceerd: 2016-01-01

Artikel

  • Beoordelingsinstrumenten in de kunstvakken – een review

    T. Groenendijk, M. Damen, F. Haanstra, C. Boxtel van

    Dit paper presenteert resultaten van een reviewstudie naar beoordelingsinstrumenten en beoordelingscriteria in de kunstvakken (dans, beeldende kunst, muziek en theater) voor het basis- en voortgezet onderwijs. De onderzoeksvraag is: Welke beoordelingsinstrumenten voor de kunstvakken in het basis- en voortgezet onderwijs zijn in de literatuur tussen 2000 en 2013 beschreven en wat wordt daarin beoordeeld? De resultaten betreffen 74 instrumenten beschreven in 65 artikelen in 30 Engelstalige peer reviewed tijdschriften. Het meest voorkomende instrumentarium bevat een taak waarin leerlingen zich uiten in het artistieke medium en een scoringsinstrument in de vorm van criteria of een rubric. De instrumenten gebruiken een zeer breed spectrum aan beoordelingscriteria. De kunstdisciplines verwijzen ieder naar hun eigen vakspecifieke competenties, al zien we op een hoger abstractieniveau wel overeenkomsten. Technische vaardigheden en creativiteit zijn bijvoorbeeld competenties die bij alle disciplines – ieder op hun eigen manier - beoordeeld worden.

  • Sociale participatie in het secundair onderwijs in Oostenrijk gemeten met de Social Participation Questionnaire

    M.G.P. Hessels, S. Schwab

    In Oostenrijk wordt voor de nabije toekomst gestreefd naar inclusief onderwijs voor alle leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften. Deze leerlingen blijken echter vaker het risico te lopen sociaal geïsoleerd te raken. In deze studie rapporteren we over de psychometrische kwaliteiten van een Duitse versie van de Social Participation Questionnaire (SPQ; Koster, Nakken, Pijl, Van Houten en Spelberg, 2008), zoals we die in Oostenrijk hebben toegepast. De SPQ is ingevuld door de leerkrachten van 460 leerlingen in het secundair onderwijs, waarvan 55 een gediagnosticeerde specifieke onderwijsbehoefte hadden. De Duitstalige SPQ blijkt goede psychometrische karakteristieken te vertonen. De vier subschalen, evenals de totale SPQscore, blijken een goede betrouwbaarheid te hebben voor leerlingen met en zonder specifieke onderwijsbehoeften. Zoals verwacht, schatten leerkrachten de sociale participatie van leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften lager in dan die van de andere leerlingen. Dit geldt voor de totale SPQ-score en voor drie van de vier subschalen (Contacten en Interacties, Vriendschappen en relaties en Sociale zelfperceptie). De onderhavige studie bevestigt, over het algemeen, de resultaten van de studies in het Nederlandse en Vlaamse onderwijs.

  • Het verband tussen ongewenst gedrag en de leerpsychologische basisbehoeften van leerlingen in het voortgezet onderwijs.

    R.J. Oostdam, M.J.C. Koerhuis, R.G. Fukkink

    Er is veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen de leerpsychologische basisbehoeften van leerlingen en hun leermotivatie. Er is echter nog nauwelijks gekeken naar de samenhang tussen deze basisbehoeften en uiteenlopende vormen van ongewenst gedrag in de klas, terwijl ongewenst gedrag in de klas wel een grote impact kan hebben op het onderwijs. Inzicht krijgen in de relaties van dergelijk gedrag met andere factoren in de klas is van belang om dit gedrag te voorkomen of te doorbreken. In het voorliggende onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre ongewenst gedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs gerelateerd is aan de mate waarin zij percipiëren dat zowel docenten als medeleerlingen hun behoefte vervullen aan competentie, autonomie en verbondenheid. De resultaten laten voor de verschillende schooltypen een significante samenhang zien tussen bepaalde vormen van ongewenst gedrag in de klas en de mate waarin tegemoet wordt gekomen aan deze leerpsychologische basisbehoeften. Bij ongewenst gedrag ten aanzien van schoolwerk en teruggetrokken gedrag spelen zowel docenten als medeleerlingen een rol. Daarnaast spelen docenten vooral een rol bij onvriendelijk gedrag in de klas, terwijl bij delinquent gedrag juist de opstelling van medeleerlingen bepalend is.

  • Het vergroten van de mondelinge taalvaardigheid van jonge leerlingen door samenwerkend leren Success for All lessen

    M. Veldman, S. Doolaard, T.A.B. Snijders, R.J. Bosker

    In deze studie is onderzocht of leerlingen die een jaar lang Success for All-lessen hebben gevolgd een hoger niveau van mondelinge taalvaardigheid tijdens groepswerk laten zien dan leerlingen in een controleconditie. Success for All (SfA) is een schoolverbeteringsprogramma met als hoofddoel het vergroten van de taal/leesvaardigheid van alle leerlingen. Samenwerkend leren is een belangrijk component van het programma, naast verschillende andere componenten zoals ouderbetrokkenheid en tutoring. Aan het eind van het schooljaar, werkten groep 3-leerlingen (6 á 7 jaar oud) samen aan een groepstaak, d.w.z. het bespreken van een sociaal dilemma, in groepjes van vier leerlingen. In totaal participeerden 160 leerlingen in deze studie: 96 leerlingen in de SfA-conditie en 64 leerlingen in de controleconditie. Met behulp van een codeerschema zijn alle uitingen van de leerlingen gecodeerd. Wilcoxon rank sum testen laten bij de SfA-leerlingen een hoger niveau van mondelinge taalvaardigheid zien. In vergelijking tot de leerlingen in de controleconditie uiten de SfA-leerlingen meer uitgebreide elaboraties van proposities en stellen ze meer open elaboratievragen. De resultaten deze studie wijzen erop dat samenwerkend leren in SfAlessen bijdraagt aan de mondelinge taalvaardigheid van jonge basisschoolleerlingen.