Vol 89 Nr 1 (2012)
Artikel
-
Conferentieverslag EARLI 2011
EARLI 2011. Tweejaarlijkse bijeenkomst van de European Association of Researchers in Learning and Instruction, 30 augustus - 3 september 2011, Exeter, Verenigd Koninkrijk Deze tweejaarlijke bijeenkomst van de EARLI is dit jaar georganiseerd door de Universiteit van Exeter, in Zuid-West Engeland. De locaties waar de sessie werden gehouden, waren verspreid over drie zogenaamde hubs op de universiteitscampus.
-
Attitudes van leerkrachten, ouders en leerlingen ten aanzien van inclusief onderwijs: Een overzichtsstudie
Het onderwijs in Nederland en omliggende landen is er steeds meer op gericht om ook leerlingen met beperkingen onderwijs op maat te bieden binnen het reguliere (basis)onderwijs. Deze ontwikkeling wordt veelal aangeduid met ‘inclusief onderwijs’. Het realiseren van inclusief onderwijs blijkt echter niet eenvoudig te zijn. Een deel van de leerlingen met beperkingen vindt in sociaal opzicht moeilijk aansluiting met klasgenoten. Een belangrijke factor daarin zou de attitude van leerkrachten, ouders en medeleerlingen kunnen zijn. In deze overzichtsstudie worden de attitudes van leerkrachten, ouders en leerlingen beschreven. Tevens wordt er een overzicht gegeven van variabelen die een positieve invloed hebben op de attitudes. De uitkomsten van de studies laten zien dat alle drie groepen overwegend neutrale attitudes hebben. De discussie gaat in op de consequenties voor inclusief onderwijs in Nederland en mogelijkheden voor interventies om attitudes te bevorderen.
-
Leerkracht zijn met mijn lerarendiploma? Neen, dank u. Een onderzoek naar de redenen van gekwalificeerde leraren om niet te starten in het onderwijs na afstuderen of na korte tijd eruit te stappen
Een tekort aan leraren is een probleem waarmee Vlaamse scholen kampen. Deze tekorten worden deels toegeschreven aan afgestudeerde leraren die ervoor kiezen niet in het onderwijs te stappen, of na enkele jaren het onderwijs te verlaten (‘exit attrition’). Ingegeven vanuit Human Capital Theory (Tye en O’Brien, 2002) wordt onderzocht waarom afgestudeerde leraren van de initiële lerarenopleiding, na een investering van minstens drie jaar succesvolle studie, niet (meer) geneigd zijn om in het onderwijs te werken. Een survey-onderzoek werd uitgevoerd bij 235 Vlaamse leerkrachten (van 2309 gecontacteerde afgestudeerde leraren), die vijf jaar na afstuderen in 2001-2002, niet (meer) werkzaam zijn in het onderwijs. Een derde van hen (N = 81) heeft nooit in het onderwijs gestaan na afstuderen. De topreden om niet (meer) werkzaam te zijn in het onderwijs is het gebrek aan toekomstperspectief, zoals gebrek aan zekerheid van werk en loon en beperkte doorgroeimogelijkheden. Deze reden geldt echter significant meer voor de uitgestroomde leraren met onderwijservaring. Hetzelfde patroon wordt vastgesteld voor het gebrek aan steun door directie en collega’s, gevolgd door hoge taakbelasting en moeilijke relaties met ouders. Met andere woorden, hoe langer de investering van leraren in opleiding en vroege carrière, hoe meer en hoe zwaarder negatieve ervaringen wegen bij de beslissing om uit het onderwijs te stappen. Initiatieven gericht op de loopbaan van leraren en op extra steun, ook naar taakbelasting en relaties met ouders, tijdens de eerste vijf jaren bieden perspectief.
-
Een algemene benadering werkt niet. Disciplinaire verschillen als verklaring van studievoortgang in het hoger beroepsonderwijs
In dit artikel combineren we concepten uit Tinto’s interactionele theorie over de oorzaken van studie-uitval en Becher’s theorie over wetenschapsgebieden ter verklaring van studievoortgang van eerstejaarsstudenten in het hoger beroepsonderwijs. De data zijn verzameld via een online-vragenlijst, afgenomen bij ruim 8.000 eerstejaarsstudenten van vijf hogescholen (respons 30%). Eerst is voor een selectie van de totale responsgroep (N=1.876) een lineair structureel model getoetst waarin voorbereiding, ervaringen en studiegedrag in het eerste jaar studievoortgang verklaren. Vervolgens zijn modellen voor de sectoren Economie (N= 920), Techniek (N= 313), Gezondheidszorg (N= 284), en Gedrag en Maatschappij (N= 359) ontwikkeld en vergeleken. De ‘intentie om te blijven’, gemeten na drie maanden in het eerste jaar, blijkt in alle sectoren de belangrijkste voorspeller van studievoortgang. Goede voorbereiding op actief leren en academische kennis en vaardigheden in de vooropleiding beïnvloeden tevredenheid over aansluiting en studievoortgang. De factoren geslacht, vooropleiding, voorbereiding op actief leren in de vooropleiding, contacturen en zelfstudie laten per sector belangrijke verschillen zien in effecten op eerstejaarservaringen en studievoortgang. De resultaten impliceren dat een generieke benadering voor het verklaren van studievoortgang, rendementsanalyses, kwaliteitszorg en verbetering van de aansluiting onvoldoende is. Meer aandacht is gewenst voor verschillen tussen sectoren.