Vol 89 Nr 3 (2012)

Gepubliceerd: 2012-01-01

Artikel

  • Hu meertalig? De bruikbaarheid van een sneltoets tweetaligheid voor kinderen

    D. Veldhuis, A. Vermeer, D. Yan

    In veel (taal)onderwijsonderzoek is het al dan niet tweetalig zijn van proefpersonen een achtergrondfactor die van belang kan zijn bij het interpreteren van de uitkomsten. Van tweede en derde generatie kinderen is echter vaak onduidelijk of, en in welke mate, zij tweetalig zijn. Om in de behoefte aan een korte, makkelijk af te nemen toets te voorzien, is een ‘sneltoets tweetaligheid’ met items die lichaamdelen aanduiden ontwikkeld, waarmee in minder dan vier minuten tweetalige kinderen op hun taalvaardigheid in twee talen getest kunnen worden. De voordelen van de toets zijn dat deze gemakkelijk uitvoerbaar is, dat de toets toe te passen is in verschillende talen, niet specifiek gerelateerd is aan een bepaald taaldomein (zoals de thuistaal, of de schooltaal), en dat de resultaten van de toets vergelijkbaar zijn in de twee talen, doordat de frequentie van het voorkomen van items gerelateerd is aan de verwervingsvolgorde. In dit artikel is de bruikbaarheid, de validiteit en de betrouwbaarheid van de toets onderzocht bij 113 Turkse en zestien Chinese kinderen in Nederland. Uit de resultaten kwam naar voren dat zowel de Turks-Nederlandse kinderen als de Chinees-Nederlandse kinderen in groep 1 al dominant waren in het Nederlands.

  • Leraren en hun intentie tot het gebruik van digitale leermaterialen in hun onderwijspraktijk

    M. Vermeulen, F. Acker van , K. Kreijns, H. Buuren van

    Het ministerie van OCW heeft in 2009 het initiatief genomen om door middel van het project Wikiwijs het gebruik van (open) digitaal ontsloten leermaterialen te stimuleren in het onderwijs. Voor een succesvolle invoering van Wikiwijs moet het aantal deelnemende leraren voldoende groot zijn. Omdat uit verschillende onderzoeken blijkt dat zelfs als alle mogelijke voorwaarden voor gebruik van ICT zijn gecreëerd, leraren ICT toch maar zeer beperkt gebruiken, is in het kader van het Wikiwijs-initiatief een vragenlijstonderzoek uitgevoerd in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs, om te verkennen door welke individuele kenmerken de intentie digitale leermaterialen te gebruiken wordt bepaald. Op basis van het Geïntegreerde Model voor Gedragsvoorspelling, is het vermoeden dat self-efficacy, houding en subjectieve norm een centrale medierende rol spelen bij de intentie van leraren om DLMs in hun onderwijs in te zetten. Uit de resultaten blijkt dat deze kernvariabelen de invloed van individuele factoren zoals ICT-angst, ICT-vaardigheid, ervaren ondersteuning en persoonlijk ondernemerschap op de intentie tot het gebruik van digitale leermaterialen voor een groot deel verklaren.

  • Discussie: Wetenschap en vakmanschap en de toekomst van de onderwijs/leerwetenschappen

    J.A. Bulterman-Bos

    Wetenschap dankt haar bestaansrecht voor een belangrijk deel aan de knowhow die zij ontwikkelt om praktische problemen op te lossen. In deze discussiebijdrage worden argumenten aangedragen om wetenschap op vakmanschap voort te bouwen: a) vakmanschap versterkt het waarnemingsvermogen van de onderzoeker, wat onmisbaar is voor de ontwikkeling van de wetenschap, b) het toepassen van theorie maakt het mogelijk om anomalieën te ontdekken wat een bron van wetenschappelijke verrijking kan zijn, c) verbinding met vakmanschap maakt het mogelijk dat wetenschap (kritisch) voortbouwt op bestaande sociaal-culturele praktijken. De analyse leidt tot de conclusie dat onderzoek in een dualistische structuur waarin wetenschap gescheiden is van vakmanschap niet tot knowhow leidt, maar tot knowledge that. Vanuit deze stelling wordt gereageerd op het onlangs verschenen rapport van het ministerie van OCenW “Wetenschap en Vakmanschap (Coonen en Nijssen, 2012).”

  • Boekbespreking: Explanatory latent variable modeling of mathematical ability in primary school: crossing the border between psychometrics and psychology

    M. Veldhuis, M. Heuvel-Panhuizen den van

  • Eigenbelang en het gebruik van het passief en actief kiesrecht bij hogeschoolstudenten

    I. Bernaerts, J. Syroit, B. Soetens, J. von

    In dit artikel gaan we na hoe eigenbelang een rol speelt in de participatiebereidheid van studenten in de hogeschool, zoals in hun gebruik van het passief kiesrecht (kandideren als studentvertegenwoordiger) en van het actief kiesrecht (stemmen voor kandidaat-studentvertegenwoordigers). Hiervoor zijn studenten uit eenVlaamse hogeschool betrokken in twee vignetexperimenten (N1 = 366 en N2 = 288). De resultaten wijzen uit dat hun bereidheid tot kandideren en stemmen toeneemt naarmate ze meer invloed hebben in de raden. Indien in de raden studieonderwerpen worden behandeld, is deze participatiebereidheid hoger dan bij algemene beleidsonderwerpen. Het compenseren van het vertegenwoordigerswerk bevordert enkel de bereidheid tot kandideren. Compensaties (voornamelijk geld) stimuleren de kandidaatstelling, vooral wanneer studieonderwerpen in de raden aan bod komen, of wanneer studenten er veel invloed hebben. In het gebruik van het actief kiesrecht heeft het voorzien van compensaties geen effect. Indien studenten het interpersoonlijk contact in de medezeggenschapscontext als respectvol beoordelen, dan is de bereidheid om zowel te kandideren als te stemmen hoger dan wanneer dit niet het geval is. Tot slot concluderen we dat het gebruik van het passief kiesrecht mede verklaard wordt door de inschatting van de eigen medezeggenschapscompetenties bij de studenten. Deze onderzoeksbevindingen bevestigen dat het eigenbelang van studenten een belangrijke rol speelt in hun bereidheid om te participeren in medezeggenschap. Het medezeggenschapsbeleid van een hogeschool moet niet alleen rekening houden met de belangen en behoeften van de studenten, maar ook met hun participatiecompetenties.