Vol 89 Nr 6 (2012)
Artikel
-
De stem van de praktijk: docentperspectieven op docentenontwerpteams
In docentontwerpteams (DOTs) werken docenten – vaak met onderzoekers en inhoudsexperts – aan het (her)ontwerpen van onderwijs. De verwachting is dat dit bijdraagt aan professionalisering van de docenten en de implementatie van curriculummaterialen. Zo zouden DOTs bij kunnen dragen aan de kruisbestuiving tussen onderzoek en praktijk. Onderzoeksliteratuur naar DOTs is beperkt en kan deze aannames maar deels bevestigen. Aanvullend is meer inzicht gewenst in perspectieven van docenten op DOTs. Hiertoe werd een vakbladscan uitgevoerd gericht op het verzamelen van anekdotisch bewijs: niet systematisch onderzochte ervaringen van docenten die waardevol zijn voor collega’s. De inhoudsopgaven van vijfentwintig vakbladen zijn doorzocht. Met een leeswijzer gebaseerd op van de onderzoeksvragen afgeleide criteria werden twaalf vakbladartikelen beschreven en vergeleken. De vakbladscan laat DOTs zien die door docenten zijn geïnitieerd vanuit een concrete probleem- en doelarticulatie. Docenten richten zich primair op het verbeteren van leerresultaten en motivatie. De DOTs leiden volgens docenten tot relevante, bruikbare ontwerpen en succesvolle implementatie in termen van betere leerresultaten, en meer samenhang en samenwerking in de school. Ondanks de beperkingen levert een vakbladscan interessante aandachtspunten op die nader onderzocht kunnen worden.
-
Stapsgewijze verbeteringen in het onderwijs en samenwerking tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk
Grootschalige vernieuwingen in het onderwijs hebben vaak niet tot de verwachte resultaten geleid. Vernieuwingen zijn kansrijker wanneer ze voortkomen uit knelpunten die scholen zelf ervaren en als ze kleinschalig en stapsgewijs worden ingevoerd. Deze discussiebijdrage bespreekt knelpunten en succesfactoren bij samenwerking tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk, op grond van een advies van de Onderwijsraad (2011) en ervaringen in drie projecten. Draagvlak onder scholen en leraren blijkt een cruciale voorwaarde voor bruikbaar onderzoek. Het zelf indienen van voorstellen door scholen helpt om het eigenaarschap bij de vernieuwing en het onderzoek te vergroten. Daarnaast is het inzetten van onderzoeksdocenten kansrijk. Bij de uitvoering van het onderzoek moet een evenwicht worden gevonden tussen wetenschappelijke kwaliteit en praktische bruikbaarheid. Een nauwe samenwerking tussen onderwijsonderzoek en -praktijk is daarbij van groot belang. De Onderwijsraad pleit voor de vorming van netwerken van scholen, universiteiten, hogescholen en onderwijsontwikkelaars in universitaire onderwijscentra
-
Cross-professionele samenwerking in de context van ontwikkel- en onderzoeksprojecten in het voortgezet onderwijs
In ontwikkel- en onderzoeksprojecten op middelbare scholen is sprake van cross-professionele samenwerking tussen betrokkenen uit de praktijk en externe onderzoekers/adviseurs. Dit artikel presenteert een analyse van deze samenwerking aan de hand van de onderzoeksvraag: Wat is de aard van de cross-professionele samenwerking tussen docenten, schoolleiders en onderwijsonderzoekers/adviseurs in ontwikkel- en onderzoeksprojecten in termen van redenen voor samenwerking, rol- en taakverdeling, en communicatiestructuur? Gegevens zijn verzameld in interviews met betrokkenen uit twaalf projecten, uit documenten en kennisdeelbijeenkomsten. De resultaten laten zien dat de verschillende participanten dezelfde redenen voor samenwerking kunnen hebben, maar ook dat externe onderwijsonderzoekers/adviseurs aanvullende doelen kunnen hebben. Bij rol- en taakverdeling is van belang wie sturing geeft aan onderzoek en ontwikkeling en welke onderzoekstaken iedere betrokkene oppakt. De communicatiestructuur hangt samen met de rol- en taakverdeling, maar ook met de grootte van het project. Op basis van de resultaten zijn vier typen samenwerking onderscheiden, die een verschil laten zien in de mate van sturing van onderzoek door de school en door de externe partij.
-
Het profiel van onderwijsonderzoekers en hun opvattingen over samenwerking met de onderwijspraktijk
De impact van onderwijsonderzoek is de laatste jaren steeds meer zelf object van onderzoek geworden. Verschillende studies laten zien dat onderzoeksresultaten de praktijk te weinig bereiken en scholen onvoldoende aanzetten tot veranderingen die gebaseerd zijn op wetenschappelijke bewijskracht. Eén van de sleutels tot praktijkverbetering is een versterkte samenwerking tussen onderzoekers en practici. Dat practici voorstander zijn van een intensere samenwerking met onderzoekers is alom geweten, maar over de opvattingen van onderwijsonderzoekers hierover is minder bekend. De huidige bijdrage wil hieraan tegemoet komen door te onderzoeken hoe onderwijsonderzoekers denken over zichzelf, over de rollen van onderwijsonderzoek en over samenwerking met de praktijk. Hiertoe werden vragenlijstgegevens verzameld bij 199 Vlaamse en Nederlandse onderwijsonderzoekers. Naast instrumentontwikkeling gaat deze verkennende studie in op het profiel van de onderwijsonderzoeker in Vlaanderen en Nederland. Vervolgens wordt stilgestaan bij de opvattingen over samenwerking met de praktijk en worden deze opvattingen in relatie gebracht met achtergrondkenmerken van de onderzoekers. In de discussie wordt stil gestaan bij de vraag of opvattingen van onderzoekers over samenwerking met de praktijk voldoende in overeenstemming zijn met de huidige context waarbinnen onderzoekers zich professioneel bewegen.
-
Bruggen slaan tussen beleid, praktijk en wetenschap in curriculumontwikkeling en -onderzoek
Curriculumontwikkeling is in principe gebaat bij kennis uit onderzoek, maar aan de onderzoeksmatige onderbouwing van curriculumbeleid valt nog veel te verbeteren. Sociaalpolitieke en pragmatische argumenten domineren vaak de besluitvorming. In dit artikel wordt een pleidooi gevoerd voor het adequaat benutten van onderzoek binnen een integrale benadering van curriculumontwikkeling. Daartoe worden drie luiken geïntroduceerd. Het uiteindelijke ontwikkelwerk (tweede luik) wordt vooraf gegaan door monitoring en (trend)analyse van informatie uit onderwijspraktijk, wetenschap en samenleving. Bevindingen daaruit leiden via debat en overleg tot verbeter- en innovatieprojecten (tweede luik). Door bij dat overleg en debat relevante ketenpartners te betrekken wordt tevens een basis gelegd voor implementatie en opschaling van die projecten (derde luik). Tijdens het tweede luik wordt via een cyclisch proces van analyse, ontwerp en evaluatie de kwaliteit van de curriculuminnovatie geoptimaliseerd en wordt bewijs verzameld voor de kwaliteit ervan.
-
De R&D functie in het onderwijs: drie modellen voor kennisbenutting en -productie
In deze reviewstudie werden drie modellen onderzocht op de wijze waarop zij de relatie tussen onderzoek en praktijk vormgeven: Research Development Diffusion (9 studies), design research (18 studies); en de kennisgemeenschap (12 studies). De studies zijn geanalyseerd op drie aspecten: actoren en hun rollen, gebruikte kennisbronnen, en kennisproductie. De uitkomsten van de review geven een beeld van de interactie tussen onderzoekers en practici, het gebruik van kennis, en de bijdrage aan de productie van nieuwe kennis. Op basis van de bevindingen pleiten wij voor expliciete aandacht voor de methodologie van onderwijskundig ontwerpen om de schakel tussen onderzoek en praktijk op natuurlijke wijze vorm te geven.
-
Notitie: Het Interuniversitair Centrum voor Onderwijswetenschappen: terugblik en vooruitblik
In 2012 is het Interuniversitair Centrum voor Onderwijswetenschappen (ICO) opnieuw erkend door de Koninklijke Nederlandse Akademie voor Wetenschappen (KNAW). In dit artikel blikken de auteurs terug op de evaluatie van ICO die in het kader van de accreditatie is uitgevoerd. Deze evaluatie richtte zich op de kwaliteit van het onderwijs aan promovendi, het onderzoek dat door leden van de onderzoekschool wordt uitgevoerd en de samenwerking tussen leden van de onderzoekschool. Op de drie genoemde punten waren de doelstellingen die ICO in de periode 2006- 2011 nastreefde gericht. Het artikel wordt afgesloten met een blik op de toekomst die met de erkenning van ICO door de KNAW voor de periode 2012-2017 dit jaar een aanvang heeft genomen. In de nieuwe erkenningsperiode wil ICO met een gedegen onderzoekersopleiding actief bijdragen aan de versterking van het onderwijsonderzoek en de vergroting van de samenhang van de onderwijswetenschappen in Nederland en België. Met het oog op deze ambitie streeft ICO ook naar versterking van de internationale samenwerking.
-
Naar nieuwe samenwerkingsvormen tussen onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk
De bruikbaarheid en relevantie van onderwijsonderzoek voor de onderwijspraktijk is een regelmatig terugkerend thema in discussies tussen onderzoekers en practici. Deze problematiek is niet nieuw en speelt al zolang de onderwijskunde zich als wetenschap heeft ontwikkeld. Het idee van een linking science, waarin praktijk en theorie op een natuurlijke manier elkaar versterken, is al geopperd door Münsterberg en Dewey. Recent wordt, mede in het licht van veranderingen in de praktijk, gepleit voor samenwerkingsvormen tussen onderzoek en praktijk die gebaseerd zijn op interactie en gelijkwaardigheid. De bijdragen in dit themanummer beogen een aandeel te leveren aan de discussie over wenselijke samenwerkingsvormen tussen onderzoekers en practici, zowel vanuit het perspectief van de praktijk als van het wetenschappelijk onderzoek.
-
Onderwijsonderzoek en onderwijspraktijk, once the twain shall meet!
Deze bijdrage geeft een korte reflectie op de studies in dit themanummer over de problematische relatie tussen onderwijsonderzoek en de onderwijspraktijk. De studies benaderen het probleem vanuit uiteenlopende perspectieven, zijn mede daardoor in vele opzichten divers en bestrijken naast onderzoek van onderwijs ook onderwijsinnovatie en professionalisering. Getracht wordt enige ordening en samenhang aan te brengen om tot een beter overzicht van het probleemgebied te komen.