Vol 88 Nr 5 (2011)

Gepubliceerd: 2011-01-01

Artikel

  • Impliciete metingen van groepsstereotiepe houdingen van leraren

    L. Hornstra, L. Bergh den van , E. Denessen

    In onderzoek naar de effecten van groepsstereotiepe houdingen die leraren van leerlingen hebben, wordt doorgaans gebruik gemaakt van zelfrapportages, veelal in de vorm van vragenlijsten, om deze houdingen te bepalen. Bij het gebruik van zelfrapportages bestaat het gevaar dat sociaal wenselijke antwoorden worden gegeven. Impliciete methoden uit de sociale psychologie zoals de impliciete associatie test en priming kunnen dan uitkomst bieden. We illustreren het gebruik van deze methoden aan de hand van eigen onderzoek naar de effecten van groepsstereotiepe houdingen van leraren op de prestaties van leerlingen. Dit laat zien dat met impliciete metingen van vooroordelen – in tegenstelling tot vragenlijsten – een relatie kan worden vastgesteld met prestaties van leerlingen uit groepen waarover vooroordelen bestaan.

  • In Memoriam Professor Rogier Eikeboom

    B. Oers van

    Begin juni 2011 is Professor Rogier Eikeboom onverwacht overleden. Vanaf 1976 tot 1985 was hij lid van de redactieraad van Pedagogische Studiën waarin hij als specialist op het gebied van de vreemde-talendidactiek en van de Sovjetpsychologie (zoals dat toen genoemd werd) zijn bijdrage heeft geleverd.

  • Het verband tussen islamitische religie, religiositeit en onderwijsprestaties

    O. Agirdag, M. Hermans, M. Houtte van

    Recent heeft een invloedrijke studie aangetoond dat migrantenleerlingen die afkomstig zijn uit islamitische landen slechter presteren dan andere leerlingen en dat het aandeel van leerlingen uit islamitische landen op school negatief samenhangt met de onderwijsprestaties van andere leerlingen (Dronkers, 2010). Deze resultaten werden geïnterpreteerd als gevolgen van islamitische religie en religiositeit, hoewel de variabelen religie en religiositeit niet werden opgenomen in het onderzoek. In deze studie proberen we een beter zicht te krijgen op de effecten van islamitische religie en religiositeit op de onderwijsprestaties van leerlingen op basis van gegevens van 2.845 leerlingen (gemiddelde leeftijd 11,62) uit 68 Vlaamse basisscholen. De resultaten van multilevel-analyses wijzen uit dat de islamitische leerlingen niet slechter presteren dan andere leerlingen, wanneer er gecontroleerd wordt voor het land van herkomst. Het land van herkomst is wel gerelateerd aan de onderwijsprestaties. Ten tweede vinden we dat het aandeel van moslimleerlingen op school geen effect heeft op de onderwijsprestaties van andere leerlingen. Ten slotte is de mate van islamitische religiositeit niet lineair, maar eerder curvilineair (U-vormig) gerelateerd aan de onderwijsprestaties. De implicaties voor het onderwijsonderzoek en het onderwijsbeleid worden besproken.

  • Conferentieverslag van de Onderwijsresearchdagen 2011 in Maastricht

    M. Koopman, P. Vos, M. Vries de , R. Wesselink, S. Wools, P.J.B. Gorissen, C. Gorissen, J. Strien van , J. Huizenga

    De OnderwijsResearchDagen zijn dit jaar gehouden in Maastricht. In dit nummer brengen de divisies Leren en Instructie, Domein-specifieke aspecten van Onderwijs, Bedrijfsopleidingen, Beroepsonderwijs en Volwasseneducatie, Methodologie en Evaluatie, en ICT en Onderwijs verslag uit. Daarnaast zijn er verslagen van de verschillende promovendisessies.

  • Schooleffectiviteit en prestatieniveau natuuronderwijs in groep 6: secundaire analyses op TIMSS-2007 data

    M.R.M. Meelissen, H. Luyten

    In internationaal perspectief zijn Nederlandse groep 6 leerlingen aanmerkelijk minder goed in natuuronderwijs dan in rekenen-wiskunde. Dit blijkt uit Trends in International Mathematics and Science Study (TIMSS)-2007, waar in 36 landen een internationale toets voor rekenen-wiskunde en natuuronderwijs onder 10- jarige leerlingen is afgenomen. Bovendien is Nederland één van de zeven TIMSS-landen waar jongens significant beter in natuuronderwijs presteren dan meisjes. Aan de hand van het schooleffectiviteitsmodel van Scheerens (2008) is met meerniveau-regressieanalyses op de data van bijna 3300 leerlingen, geëxploreerd in hoeverre de in TIMSS gemeten context-, input-, en procesfactoren samenhangen met toetsprestaties in natuuronderwijs in Nederland. Gecontroleerd voor een aantal leerlingkenmerken (sekse, etniciteit, aantal boeken thuis en wel/geen vertraagde leerling) blijken vooral contextkenmerken (gemiddeld leerlinggewicht van de school en denominatie) voorspellers te zijn van prestaties in natuuronderwijs. Er is tevens een positief verband tussen de perceptie van de schoolleider over het schoolklimaat en de prestaties van leerlingen op de toets. Leerlingen lijken verder beter te presteren op de TIMSS-toets naarmate de leerkracht zich beter toegerust acht om les te geven in de verschillende leerstofonderdelen van natuuronderwijs. Ook het gemiddelde oordeel van de leerlingen over het cognitieve en sociale klimaat in de klas hangt positief samen met prestaties in natuuronderwijs.

  • Notitie. Impliciete metingen van groepsstereotiepe houdingen van leraren

    L. Hornstra, L. Bergh den van , E. Denessen

  • Staan jongens in het primair en voortgezet onderwijs op achterstand?

    G. Driessen, A. Langen van

    In het buitenland is er al enige tijd grote ongerustheid over het feit dat jongens in het onderwijs in een achterstandspositie dreigen te geraken. Om het tij te keren zijn daarom in verschillende landen beleidsmaatregelen genomen. Ook in Nederland heeft het ministerie van OCW zijn zorg geuit. In deze overzichtsstudie worden verschillen tussen jongens en meisjes in Nederland in kaart gebracht. Daarbij wordt gefocust op het basisonderwijs, het speciaal (basis)onderwijs en de eerste fase van het voortgezet onderwijs. Drie aspecten staan centraal: cognitieve competenties (prestaties), niet-cognitieve competenties (attitudes, gedrag) en schoolloopbaankenmerken (onderwijsniveau, doorstroom, profielen, diploma’s). Gebruik wordt gemaakt van landelijke cohortgegevens, peilingsonderzoeken, populatiebestanden en reviewstudies. De resultaten laten zien dat er qua cognitieve competenties geen sekseverschillen zijn; die zijn er wel wat de niet-cognitieve competenties betreft, waarbij jongens met name qua gedrag en werkhouding ongunstiger scoren. Jongens nemen ook op de meeste onderdelen van de schoolloopbaan een minder gunstige positie in dan meisjes. Er zijn bij dit alles geen aanwijzingen dat de huidige situatie sterk verschilt van die van vijf tot tien jaar geleden.

  • In Memoriam. Professor dr Rogier Eikeboom

    B. Oers van