Vol 80 Nr 3 (2003)
Artikel
-
IN MEMORIAM Dr. Jos L. van der Linden, 1948-2003
Op 6 februari 2003 is Jos van der Linden overleden op de leeftijd van 55 jaar. Hij was universitair hoofddocent bij de opleiding Onderwijskunde.
-
Strategische kennis over het oplossen van informatieproblemen: een exploratief onderzoek
Ontwikkelingen binnen de huidige informatiemaatschappij en vernieuwingen binnen het onderwijs zorgen ervoor dat vaardigheden in het omgaan met informatie als waardevol moeten worden beschouwd. In een exploratief onderzoek werd een model gehanteerd waarmee getracht is een beeld te krijgen van de strategische kennis die studenten hebben omtrent het proces van informatieprobleemoplossen. Voor en na een training (waarin aan de hand van dit model werd gewerkt) werd aan vier studenten van de Open Universiteit Nederland (OUNL) een taak voorgelegd, waarna een diepte-interview werd gehouden. Na analyse hiervan werd bekeken welke strategische kennis bij de studenten aanwezig was en of hier veranderingen in konden worden aangetoond. Ten opzichte van het model werden de belangrijkste veranderingen aangetroffen op de fasen Probleemdefinitie, Zoeken en Vinden, en Verwerken, en binnen de categorie Regulatie.
-
Leidt hogere motivatie tot betere prestaties? Motivatie, informatieverwerking en studievoortgang in het hoger onderwijs
De relatie tussen drie student-achtergrondkenmerken, motivatie in termen van verwachtingen, waarden en affecties, diepgaande leerstofverwerking, en studievoortgang in termen van gerealiseerde studielast is onderzocht met behulp van padanalyse. Na drie maanden en na negen maanden van het eerste jaar hebben 535 eerstejaarsstudenten van de Rijksuniversiteit Groningen een ‘self-report’- vragenlijst ingevuld over hun motivatie en diepgaande leerstofverwerking. Zoals verwacht, lieten de analyses zien dat het gemiddelde eindexamencijfer en ook de sekse van belang zijn voor de motivatie. Verder is gebleken dat motivatie in termen van verwachtingen, waarden en affecties van invloed zijn op diepgaande leerstofverwerking. Ten slotte lieten de analyses een negatief verband zien tussen de mate van diepgaande leerstofverwerking en studievoortgang. De implicaties van deze resultaten en een aantal aanbevelingen voor vervolgonderzoek worden in het artikel besproken.
-
Is het ene examen het andere? Over de stabiliteit van schoolonderzoek en centraal examen
Examens zijn zowel voor de betrokken leerlingen als voor de samenleving van groot belang. Om over een vaste maatstaf te beschikken, zijn met de Mammoetwet de centrale examens (CE) ingevoerd, die in combinatie met de schoolonderzoeken (SO) (nu schoolexamens) de uiteindelijke cijfers op het examen bepalen. Over de waarde van het centraal examen om alle leerlingen van een bepaalde jaargang op een vergelijkbare wijze te beoordelen, is weinig discussie. Over de mogelijkheden om ook over de jaren heen de kwaliteit te bewaken is meer controverse. Dat geldt ook voor de waarde van het schoolonderzoek bij het beoordelen van de prestaties van leerlingen. In dit artikel beantwoorden we drie vragen: 1 In hoeverre geven verschillen in de SO-cijfers tussen scholen en jaren verschillen in de vaardigheid van de leerlingen op die scholen weer? 2 In hoeverre geven verschillen in de CEcijfers in opeenvolgende jaren verschillen in de vaardigheid van de leerlingen weer? 3 Heeft het gebruik van normhandhavingsonderzoek dat sinds 1996 plaatsvindt, geleid tot een grotere gelijkwaardigheid van het CE-cijfer over jaren? De opzet van het schoolonderzoek als een schoolgebonden waardering voor de prestaties van leerlingen laat een vergelijking tussen scholen en jaren niet toe. Voor het bepalen van de cijfers gebruiken scholen vermoedelijk de schoolpopulatie en de prestaties in voorafgaande jaren als referentiekader. Dit leidt tot over de jaren heen stabiele resultaten die eventuele verschillen in vaardigheid van de leerlingen tussen jaren maskeren. De constructie, de correctie, de normering en de afname van de centrale examens vormen een garantie dat de examenresultaten gebruikt kunnen worden om de prestaties van leerlingen binnen een jaar op een gelijkwaardige wijze te beoordelen. Die garantie geldt niet voor de examens van verschillende jaren. De resultaten tussen de verschillende jaren wijken sterker van elkaar af dan redelijkerwijs toegeschreven kan worden aan veranderingen in het vaardigheidsniveau van leerlingen. Het normhandhavingsonderzoek dat vanaf 1994 door het Cito wordt uitgevoerd en is bedoeld om tot een meer gelijkwaardige cijfergeving te komen, heeft niet geleid tot afname van de verschillen tussen de gemiddelde CEcijfers in opeenvolgende jaren. De centrale examens zijn dus geen betrouwbaar middel om ontwikkelingen van de vaardigheden van leerlingen over de jaren te volgen. Dit betekent ook dat het voor de slagingskans van leerlingen uitmaakt in welk jaar ze examen doen.
-
Het welbevinden van leerlingen in het secundair onderwijs in Vlaanderen
In het voorliggend onderzoek staat het ontwikkelen van een valide en betrouwbaar meetinstrument voor het welbevinden van leerlingen secundair onderwijs in de schoolsituatie centraal. In de eerste fase werden bestaande onderzoeksgegevens en -instrumenten gescreend, teneinde belevingsaspecten en indicatoren met betrekking tot het welbevinden te inventariseren. Dit resulteerde in een interpretatieschema dat een leidraad vormde voor het ontwikkelen van het bevragingsinstrument. In de exploratiefase maakten voorgestructureerde leerlingenpanels het mogelijk de geïnventariseerde belevingsaspecten te toetsen aan de belevingswereld van de jongeren zelf. In de derde fase, het kwantitatieve deel, werden items geconstrueerd rond de belevingsaspecten die werden weerhouden na de panels. Het constructiemateriaal bestond uit de literatuurgegevens, aangevuld met het materiaal uit de panelgesprekken. Experts werden geraadpleegd over de geconstrueerde vragenlijst. In een laatste fase werd, na toetsing en bijsturing van het instrument, de experimentele versie van de vragenlijst afgenomen bij 2000 leerlingen. De samenhang tussen verschillende belevingsaspecten en het algemeen schoolwelbevinden werd daarbij onderzocht