Vol 78 Nr 6 (2001)

Gepubliceerd: 2001-01-01

Artikel

  • Discussie ‘Ten dienste van de school’

    J.H. Slavenburg, G. Dam ten

    Commentaar vanuit onderwijsondersteuning en lerarenopleiding op het advies van de Onderwijsraad over de educatieve infrastructuur in Nederland. Onder de titel “Ten dienste van de school” heeft de Onderwijsraad een advies uitgebracht over de educatieve infrastructuur in Nederland. Tot die infrastructuur worden gerekend: lerarenopleidingen en hun nascholingsinstituten, onderwijsbegeleidingsdiensten, landelijke pedagogische centra, Cinop, SLO, Cito en “het onderwijsonderzoek”.

  • Discussie 'Ten dienste van de school'. Commentaar vanuit onderwijsondersteuning en lerarenopleiding op het advies van de Onderwijsraad over de educatieve infrastructuur in Nederland

    J.H. Slavenburg, G. Dam ten

  • Bevordert de WEB de macrodoelmatigheid van het beroepsonderwijs?

    L. Borghans, H. Heijke

    De Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) heeft tot doel te zorgen dat beroepsopleidingen voorzien in een maatschappelijke behoefte, dat afgestudeerden goede perspectieven geboden worden op de arbeidsmarkt, en dat de inhoud van de opleidingen bijdraagt aan de algemene vorming en een duurzame en brede beroepskwalificatie. In de procedures van de wet gaat daarom expliciet aandacht uit naar de macrodoelmatigheid. In dit artikel wordt een theoretisch denkkader gepresenteerd dat inhoud geeft aan het begrip macrodoelmatigheid. Kern van dit denkkader is dat het streven van de wet niet kan zijn om zo goed mogelijk aan alle wensen van werkgevers tegemoet te komen, maar dat beslissingen over de inrichting van het beroepsonderwijs steeds gebaseerd moeten zijn op een zinvolle afweging, gegeven de beschikbare mogelijkheden. Aan de hand hiervan bespreken we het functioneren van de WEB in de praktijk. Onze belangrijkste conclusies zijn dat er in de huidige wetgeving te veel ‘incentives’ bestaan om te komen tot smalle gespecialiseerde opleidingen. Daarnaast zou een veel grotere verantwoordelijkheid voor het onderwijs bij de scholen kunnen worden gelegd. Deze instellingen zouden dan echter verantwoording moeten afleggen voor de effecten van hun beleid in zijn totaliteit en niet, zoals nu het geval is, voor vele beslissingen afzonderlijk. Voor deze toetsing en ter ondersteuning van het beleid van de LOB’s en de ROC’s moet er een duidelijke visie zijn op de doelen van het beroepsonderwijs en moet men kunnen beschikken over goede arbeidsmarktgegevens.

  • Tussen voorschrift en autonomie: het organiseren van attractief beroepsonderwijs

    L. Nieuwenhuis, R. Mulder, M. Jellema, H. Berkel van

    Deze bijdrage handelt over een evaluatiestudie naar de impact van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) op kwaliteitsaspecten van aanbod en examens in het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE). Als criterium voor kwaliteit is gekozen voor attractiviteit van beroepsonderwijs: de mate waarin de BVE erin slaagt om deelnemers te motiveren voor en voor te bereiden op een leven lang leren, gericht op het verkrijgen en behouden van werk. Interne en externe consistentie van opleidingsprogramma’s worden gehanteerd als intermediaire criteria. De relatie tussen wetgeving en primair onderwijsleerproces verloopt trapsgewijs: processen op institutioneel niveau en op organisatieniveau hebben een eigenstandige invloed. Aan de hand van twee aspecten wordt de relatie tussen wetgeving en attractiviteit geïllustreerd: de inrichting van examinering en toetsing en van de beroepspraktijkvorming. Geconcludeerd wordt dat de sector “onderweg” is, maar dat de actuele kwaliteit nog veel te wensen overlaat. Meer wettelijke voorschriften zijn waarschijnlijk contraproductief: uitdagend onderwijsbeleid zal vooral moeten bestaan uit globale voorschriften en een continue dialoog tussen uitvoerders en beleidsmatige en institutionele belanghebbenden.

  • Flexibilisering van het middelbaar beroepsonderwijs: mythe of mogelijkheid?

    E. Bruijn de , W. Esch van

    In dit artikel worden de resultaten van twee evaluatiestudies ten aanzien van de werking van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs nader beschouwd. Centraal daarbij staat het concept flexibilisering dat uiteengelegd wordt in vier categorieën, namelijk: organisatorische flexibilisering, flexibilisering van opleidingstrajecten en van het curriculum en pedagogisch-didactische flexibilisering. Responsiviteit en transparantie worden gedefinieerd als de twee centrale dimensies van een flexibel stelsel van beroepsopleidingen. Uit de resultaten van de studies blijkt dat van een dergelijk stelsel nog geen sprake is. In de onderwijspraktijk krijgt flexibilisering van het onderwijsproces nog nauwelijks gestalte. Ook de wet zelf blijkt inconsistenties te bevatten die belemmerend werken voor de realisatie in de onderwijspraktijk. Het artikel eindigt met enkele relativeringen ten aanzien van het streven naar flexibilisering van het onderwijsproces. Een volledig geflexibiliseerd onderwijsproces is onmogelijk en onwenselijk. Pedagogisch-didactische flexibilisering vanuit het perspectief van de loopbaan van deelnemers is daarentegen een weg die binnen de grenzen van het mogelijke en wenselijke, naar een meer responsief en transparant stelsel van beroepsopleidingen zou kunnen leiden. Meer ruimte voor de (professionalisering van) actoren in de onderwijspraktijk en minder centrale aansturing is daarbij een voorwaarde.

  • De effectiviteit van de kwalificatiestructuur secundair beroepsonderwijs

    J. Brandsma

    In deze bijdrage wordt ingegaan op de ontwikkeling en het onderhoud van de kwalificatiestructuur secundair beroepsonderwijs (KSB). Centraal staan de vragen in welke mate met de kwalificatiestructuur de beleidsdoelen worden gerealiseerd en welke belemmerende/bevorderende factoren een rol spelen in die realisatie. Uit de evaluatie komt naar voren dat van de beoogde transparantie en responsiviteit van de kwalificatiestructuur nog geen sprake is. Ook de beoogde breedte en duurzaamheid van de kwalificaties worden nog niet volledig gerealiseerd. Ontwikkeling en onderhoud van de kwalificatiestructuur is gebaseerd op een model van ketenverantwoordelijkheid. Onvoldoende afstemming en coördinatie binnen de keten, alsmede ontoereikende sturing in het ontwikkelproces zijn de belangrijkste belemmerende factoren.

  • De formatieve evaluatie van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs

    W. Nijhof, S. Stijnen

    In dit themanummer over de evaluatie van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB)1, een unieke kaderwet die beroepsonderwijs en educatie verbindt, worden aan de hand van vier artikelen vijf thema’s behandeld. De formatieve evaluatie van de wet is bedoeld om lering te trekken uit de werking en implementatie. Het vraagstuk van de macrodoelmatigheid van beslissingen over opleidingen, het vraagstuk van de legitimering en constructie van eindtermen, de problematiek van maatwerk en flexibiliteit, en de kwaliteit van onderwijsleerprocessen en examens wordt kritisch beoordeeld. De conclusie in elke bijdrage is dat veel te optimaliseren valt in het gedrag van de actoren en in het gebruik van beschikbare instrumenten. Het is wellicht minder de wet zelf die verbeterd moet worden, eerder de spelers die zich professioneel moeten gedragen en gebruik moeten maken van wetenschappelijke inzichten zoals hier gepresenteerd: adequate macrodoelmatigheidstoetsing, valide legitimering van eindtermen op grond van de publieke taak van drievoudige kwalificering, maatwerk binnen grenzen en horizontale en verticale doorstroming beter afstemmen, de kwaliteit van onderwijsproces en afsluiting consistent regelen en mede daardoor attractief maken voor de deelnemers. De WEB is nog niet ideaal, maar als kaderwet uniek.

  • Conferentieverslag van de Onderwijsresearchdagen 2001 in Amsterdam, 25-27 juni 2001

    J.N. Streumer