Vol 76 Nr 1 (1999)
Artikel
-
Vaksecties en leerprestaties bij aardrijkskundeIn het voorgezet onderwijs
Onderzoek naar schooleffectiviteit heeft aan-nemelijk gemaakt dat het schoolbeleid de leer-prestaties van de leerlingen slechts in beperktemate beïnvloedt (o.a. Creemers, 1991; Schee-rens, 1989; Wang, Haertel en Walberg, 1993).Een van de mogelijke verklaringen is de langecausale keten tussen het schoolbeleid en hetleren in de klas. Dit vestigt de aandacht op demogelijke rol van het middenmanagement: dehiërarchische laag tussen directie en vakdocen-ten. In het schoolorganisatieonderzoek is hetmiddenmanagement nog grotendeels over hethoofd gezien (Smets, 1986a; Turner, 1996;Womer en Brown, 1993). In het Nederlandsevoortgezet onderwijs kan een onderscheid wor-den gemaakt in de meer algemeen-organisato-rische en de meer vakgericht-inhoudelijke mid-denmanagers. Tot de eerste categorie behorende leerjaar- en afdelingscoördinatoren en tot detweede categorie de sectieleiders voor de ver-schillende vakgebieden. Tot de taken van mid-denmanagers behoren onder meer de coör-dinatie van secties, afdelingen en leerjaren,leerlingbegeleiding, stages, onderwijskundigevernieuwing en begeleiding van collega's(Gooren, 1989; Smets, 1986b).
-
Ontwikkeling en valïdering van de vragenlijst'Zorg voor leerlingen met onderwijsleerproblemen"
Naar aanleiding van alarmerende berichten overhet vastlopen van leerlingen in het basisonder-wijs en in het secundair onderwijs, blijft deovertuiging groeien dat het gewoon onderwijsmeer aandacht moet hebben voor leerlingen bijwie het onderwijsleerproces niet vlot verloopt.Men stelt vragen over de signalerende, diagnos-ticerende en remediërende capaciteit van hetgewoon onderwijs. Deze bekommernis is gere-lateerd aan het streven naar zorgverbreding. Indit artikel beschrijven we de ontwikkeling envalidering van een instrument dat het diagnosti-cerend en remediërend vermogen van lagerescholen meet. Hierbij vertrekken we van eenheuristisch kader waarin de aspecten wordenbeschreven die aanwezig zouden moeten zijn ineen school om hulp te bieden aan leerlingen. Opbasis hiervan werd met behulp van factoranaly-se een vragenlijst met 10 schalen ontwikkeld, 6op mesoniveau en 4 op microniveau. Op basisvan enkele exploratieve analyses blijkt dat ervoldoende aanwijzingen zijn dat deze 10 scha-len betrouwbaar en valide zijn.
-
Het concept activerende instructie gemeten via de perceptie
Het voortgezet onderwijs is onder invloed vanhet regeringsbeleid volop in beweging. Eenbelangrijke vernieuwing in het voortgezetonderwijs, naast de invoering van de Basisvor-ming, is de invoering in 1998 van het zoge-naamde 'Studiehuis' in de tweede fase van hetvoortgezet onderwijs. Met de benaming 'Stu-diehuis' wordt een plaats of instelling bedoeldwaar het accent ligt op het studeren door leer-lingen in plaats van op het onderwijzen doordocenten. Van docenten wordt verwacht dat zijin het studiehuis het actief en zelfstandig lerenvan hun leerlingen bevorderen. Afgezien vande vraag hoe deze vernieuwingen kunnen wor-den ingevoerd (zie o.a. Bergen en Derksen,1995; Bergen en De Jong, 1996; Bergen, 1996),moet in onze ogen eerst helderheid geschapenworden over welk gedrag van docenten hetzelfstandig leren van de leerlingen kan bevor-deren. Uit onderzoek blijkt dat het voor deeffectiviteit van het leren en de cognitieve ont-wikkeling van de leerling het best is wanneerinformatieverwerking actief kan verlopen, meteen nadruk op eigen initiatief, activiteit, auto-nomie en zelfregulatie (cf Shuell, 1988; Res-nick, 1987). Het gedrag van docenten richt zichdan op het stimuleren van de persoonlijke ver-antwoordelijkheid van leerlingen. Wij noemendit gedrag 'activerende instructie'.
-
Naar een vollediger systeemvan kwaliteitsbeoordelingvan scholen
Als leren van leerlingen omschreven kan wor-den als het ondernemen van leeractiviteiten,dan moet instructie omschreven worden als hetnemen van maatregelen die bevorderen datleerlingen die leeractiviteiten ook uitvoeren,zodat er daadwerkelijk sprake is van de beoog-de veranderingen in kennis, vaardigheden enopvattingen. Het instructiegedrag van docentendat dit beoogt te bewerkstelligen wordt doorons activerende instructie genoemd. Binnen hetconcept activerende instructie onderscheidenwij drie typen van activering; docent-geleide,medeleerling-geleide en leerling-geleide acti-vering. In deze bijdrage wordt het conceptactiverende instructie gelegitimeerd vanuit ver-schillende constructivistische leer- en kennis-theorieën, en wordt de operationalisering vandit concept via de Vragenlijst InstructieGedrag(VIG) nader onderzocht. Voor de vooronder-stelde theoretische relaties tussen de drie acti-veringscomponenten van de VIG wordt doormiddel van een structurele analyse (LISREL)empirische ondersteuning gevonden. Het blijktmogelijk de voor activering veronderstelde a-priori structuur te repliceren. De betrouwbaar-heid van de activeringsschalen in termen vaninterne consistentie blijkt bevredigend.
-
Openbare prestatiegegevens van scholen; nuttigheid en validiteit
Het publiceren van de opbrengsten van scholenvoor voortgezet onderwijs wordt belicht vanuitdrie toepassingscontexten en een conceptueleen technische beschouwing over wat toege-voegde waarde nu precies is.De toepassingscontexten die besprokenWorden zijn: ondersteuning van schoolkeuze-Processen, het afleggen van rekenschap(accountability) door scholen en schoolverbete-ring. Vanwege de relatief beperkte omvang vande verschillen tussen de scholen, onvolledigekennis over wat nu de kern is van de onderwijs-productiefunctie, en de beperkte besturings-fnogelijkheden van hogere besturingsniveaus inhet onderwijs, wordt beargumenteerd dat hetpubliceren van opbrengstgegevens van scholenslechts van beperkte waarde is voor elk der toe-Passingscontexten.