Vol 74 Nr 2 (1997)

Gepubliceerd: 1997-01-01

Artikel

  • Leeruitkomsten van leerlingen in combinatieklassen:een 'best-evidence'-synthese

    S. Veenman

    In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de leeruitkomsten van de leerlingen in combinatieklassen van de basisschool. Een combinatieklas is een klas waarin leerlingen van twee ofmeer leerjaren bijeen zijn geplaatst in één klas.Een onderscheid wordt gemaakt tussen combinatieklassen die om beheersmatig/organisatorische motieven zijn gevormd en combinatieklassen die om pedagogisch/didactische motievenzijn gevormd. Bij de leeruitkomsten wordt eenonderscheid gemaakt tussen de cognitieve ende nietcognitieve prestaties. Samengevat worden de resultaten van 59 studies. Het resultaatvan deze analyse van de beschikbare empirischegegevens (a bestevidence synthesis) laat ziendat de leerprestaties van de leerlingen In decombinatieklassen niet systematisch verschillenvan de leerprestaties van de leerlingen in deenkelvoudige klassen. Ook de studies met betrekking tot de nietcognitieve prestaties latengeen consistente verschillen zien. De in Nederland uitgevoerde studies naar de leeruitkomsten van de combinatieklassen laten eveneensgeen systematische verschillen zien. Op grondvan gevonden uitkomsten wordt geconcludeerddat er op dit moment geen empirische bewijskracht bestaat voor de veronderstelling dat decombinatieklas als organisatievorm het lerenVan de leerlingen benadeelt.

  • De professionele oriëntatie van lerarenen hun betrokkenheid bij het schoolbeleid

    C.T. Beijaard

    Scholen moeten beschikken over beleidsvoerend vermogen om zelfstandig beleid te kunnenVoeren. Het beleidsvoerend vermogen van scholen wordt in belangrijke mate bepaald door debetrokkenheid van leraren bij het schoolbeleid.Verondersteld wordt dat er een relatie is tussende mate waarin leraren betrokken zijn bij hetschoolbeleid en hun professionele oriëntatie.Voor het onderzoek hiernaar hebben 1079 lerafen van 98 VBO en MBOscholen voor voortgezet agrarisch onderwijs een vragenlijst ingevuld. Op grond van de resultaten kunnen tweetypen leraren worden onderschelden: lerarenHet een minder ruime professionele oriëntatie(type 1) en leraren met een ruime professioneleoriëntatie (type 2). Gebleken is dat de type 1leraren minder betrokken zijn bij het schoolbeleid dan de type 2 leraren. Dit verschil is echterfelatief: voor belde typen leraren geldt dat zijbeperkt betrokken zijn bij het onderwijskundig'beleid en zeer beperkt betrokken zijn bij hetbeheersmatig beleid van hun school. Deze resultaten wijzen erop dat een ruimere professioneleoriëntatie van leraren zich alleen vertaalt in eenhogere mate van betrokkenheid bij het schoolbeleid wanneer aan leraren ook de mogelijkhetlen wordt geboden om zich op dit terrein tebegeven.

  • 2 Determinanten van sekse-specifieke vakkenkeuzen

    H. Smeets

    Alhoewel het Nederlandse onderwijsbeleideerder gericht is op indamming van de toeloopnaar hogere vormen van onderwijs en metname het opleidingsniveau van meisjes de laatste decennia enorm is gestegen, vinden onderzoekers en beleidsmakers (o.a. via het onderwij semancipatiebeleid) het nog steeds nodigom achterstanden vandie groep onder de aandacht te brengen. Eensgezind wordt vastgestelddat meisjes in minstens gelijke mate als jongens deelnemen aan hogere vormen van onderwijs; zij vormen momenteel bijvoorbeeld bijnade helft van de universitaire studentenpopulatie(Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 1995). Tegelijkertijd echter wordt deinhoud van het door meisjes genoten onderwijsaan de kaak gesteld: doordat zij zich beperkenin de vakken en opleidingen die ze kiezen,beperken ze ook hun kansen op een groot aantal economische en maatschappelijke posities.Het nog steeds in veel mindere mate kiezen vanvakken als wiskunde B en natuurkunde lijkt opzich een plausibele keuze; niet iedereen heeftdezelfde interesses. Als echter door dergelijkekeuzen een groot deel van perspectiefvolle vervolgopleidingen en beroepen niet meer tot demogelijkheden behoort, moet toch wordengesproken van een achterstand in behaaldonderwijsniveau. Op lagere onderwijsniveausgeldt overigens hetzelfde: het systematisch nietkiezen van meisjes voor technische beroepsopleidingen beperkt hun kansen op de arbeidsmarkt.

  • Kleuters Ieren meer van voorlezen in kleine groepen

    W. Verhoeven van

    Onderzocht wordt in hoeverre het voorlezen ingroepen van 5 kleuters in vergelijking met klassikaal voorlezen leidt tot meer interactie en toteen groter begrip en een betere retentie van hetverhaal. Aan het onderzoek deden 19 Nederlandse, 31 Turkse en Marokkaanse en 22 kinderen uit exkoloniën mee. Deze kinderen kregeneen verhaal voorgelezen in twee condities: klassikaal en in groepen van 5 kleuters. Na elk verhaal is een effectmeting gedaan die bestond uithet individueel navertellen en het bevragen van^e kinderen na het voorlezen. De resultaten'aten zien dat kleuters in kleine groepen meer"let elkaar in interactie zijn, hetgeen leidt tot"leer begrip en retentie. De gevonden effectenVerschillen niet bij allochtone en autochtone•hinderen. In de slotparagraaf worden de resultaten van het onderzoek van commentaar voorzien en worden enkele aanbevelingen gegeven"let betrekking tot de onderwijspraktijk.

  • Courseware in onderzoekend natuurkunde-onderwijs: eenimplementatie perspectief

    J.M. Voogt

    De integratie van de computer in het onderwijsis een complexe innovatie. In dit onderzoek iscourseware voor computer ondersteund natuurkundepracticum ontwikkeld en geëvalueerd.Kenmerkend voor de ontwikkelde courseware isdat de computer wordt ingezet als hulpmiddelom onderzoekend natuurkundeonderwijs terealiseren. Ter ondersteuning van de implementatie van de courseware werd de docentenhandleiding voorzien van handelingsaanwijzingen voor docenten. Via een casestudyonderzoek (5 docenten/6 klassen) is nagegaanof de implementatie van de courseware succesvol is verlopen.

  • Congres Dyslexie '96

    K.P. Bos den van , D.R. Peer van

    Sinds in 1984 de Stichting Dyslexie Nederland(SDN) werd opgericht door Prof. dr. J.J.Dumont, hebben zich in Nederland (en éénmaal in Antwerpen) elf vrij grootschalige congressen Dyslexie afgespeeld. Het doel van ditsoort congressen is om bij een breed publiekbegrip te kweken voor leerlingen met ernstigelees en spellingproblemen in basis en voortgezet onderwijs in Nederland en Vlaanderen,en om de deelnemers op de hoogte te brengenvan de laatste ontwikkelingen op onderzoeksen praktijkgebied. Het laatste congres (Dyslexie '96) vond op 5 juni 1996 plaats in de Groninger Martinihal. Het congres was in samenwerking met de Stichting Dyslexie Nederlandgeorganiseerd door de afdeling Orthopedagogiek van de Vakgroep Pedagogiek en Onderwijskunde van de Rijksuniversiteit Groningenen de afdeling KNO van het Academisch Ziekenhuis te Groningen; er was één sponsor:SONY Nederland. Er waren meer dan 1200deelnemers, in meerderheid uit het onderwijsveld. Er werden 14 lezingen gehouden waarvan2x3 in parallelsessies. Daarnaast bood een themamarkt een overzicht van bestaande en nieuwe behandelmaterialen en methoden voor ernstige lees en spellingproblemen.

  • Cultuur en ontwikkeling

    L. Vygotskij

    Een recensie van een vertalingbundel metenkele teksten van Vygotskij stelt de recensent voor een apart probleem. Richt hij zich op een kritische bespreking van de geselecteerde teksten van de oorsponkelijke auteur (Vygotskijin dit geval), of richt hij zich op wat de samensteller/vertaler (Van der Veer in dit geval)daarmee gedaan heeft? Beide natuurlijk, iswellicht de eerste reactie, maar omdat het hierom wat oudere teksten gaat (geschreven in dejaren twintig en dertig) ligt dat hier toch ietsingewikkelder. Het werk van Vygotskij isinmiddels al door velen doorgelicht en op zijnmerites, beperkingen en tekortkomingen geevalueerd (men zie onder andere Wertsch,1987; Van der Veer en Valsiner, 1990). Hetzou niet veel zin hebben die commentaren hierover te gaan doen.