Vol 74 Nr 3 (1997)
Artikel
-
Indexering van de leestechniek
De CLIB (Cito leesindex voor het basis en speciaal onderwijs) is een index voor zowel de leesvaardigheid van lezers als voor de leesbaarheidvan teksten. Met behulp van de CLIB kunnen deleesvaardigheid van een lezer en de leesvaardigheid die een tekst vereist met elkaar vergeleken worden. Daardoor is het mogelijk om in dedagelijkse onderwijspraktijk de leesvaardigheidvan leerlingen en de moeilijkheid van tekstenop elkaar af te stemmen. Omdat de CLIB verwijst naar een domein van teksten die lezersmet een bepaald vaardigheidsniveau met begrip kunnen lezen, noemen we de CLIB eendomeingerichte index. De CLIB is in de eersteplaats een index voor de begrijpelijkheid en hetbegrijpen van teksten. Het onderzoek dat dezeindex opleverde past in een lange traditie. Veelminder traditioneel is het onderzoek naar eenindex voor de door teksten vereiste leestechniek.
-
Korte termijneffecten van copinggedrag van docenten-in-opleiding
In dit artikel wordt het copinggedrag van aanstaande docenten tijdens hun stage beschreven. Het betreft gedrag in de klas naar aanleiding van klassesituaties die problematisch zijn ervaren. Hierbij staan twee kortetermijneffectenvan copinggedrag centraal: de mate waarintaakgericht gedrag van leerlingen is toegenomen en de ervaren tevredenheid met de eigenreactie. Van 27 docenteninopleiding zijn ongeveer 300 situaties en reacties in kaart gebracht.De steekproef is representatief voor de helegroep van ongeveer 150 aanstaande docentendie in dezelfde periode de opleiding aan de Universiteit Utrecht hebben gevolgd.
-
Leerpotentieelonderzoek bij allochtone leerlingen:een verkenning met de Leerpotentieeltestvoor inductief Redeneren
In dit onderzoek staat de vraag centraal of de Leerpotentieeltest voor Inductief Redeneren(LIR) bruikbare informatie oplevert over het leerpotentieel van allochtone leerlingen uit hetbasisonden/vijs en het ondenwijs aan moeilijk'erende kinderen (MLK). De onderzoeksgroepbestaat uit 7 ä 8jarige basisschoolleerlingen en10 è 13jarige MLKleerlingen, met gelijke mentale leeftijd en aanvangsniveau. Geconcludeerd^ordt dat de allochtone MLKleerlingen en dedrie jaar jongere basisschoolleerlingen tijdensde leerpotentieeltrainingen evenveel hulp nodig hebben en dat de training een positieveinvloed heeft op de prestaties van beide groepen leerlingen op diverse inductieve redeneertaken. Deze resultaten komen overeen metresultaten uit onderzoek dat eerder werd uitgevoerd bij 7 ä 8jarige autochtone leerlingen. DeLIR blijkt een diagnostisch waardevol instru"lent te zijn voor allochtone leerlingen.
-
studiemotieven en leerstijlen van studenten in het hogeronderwijs voor ouderen
In deze studie is nagegaan, in welice opzichtenoudere en jongere studenten in het HogerOnderwijs van elkaar verschillen, wat betrefthun opvattingen over leren, hun motivationeleoriëntaties, hun voorlceuren ten aanzien van de^ijze van sturing van het leerproces en de studieactiviteiten die zij hierbij prefereren. Hetstudiegedrag van oudere studenten, die deelnemen aan het Hoger Onderwijs voor Ouderen(HOVO) werd onderzocht met behulp van ondermeer de Inventaris Leerstijlen (ILS) voor hetHoger Onderwijs. Ter vergelijking dienden ILSPfoflelen van eerstejaars studenten van verschillende opleidingen aan de Katholieke Universiteit Brabant.
-
Het einde van de klassenstrijd?
Recente peilingen laten zien dat de gemiddelde klassengrootte in basisscholen groot is vergeleken met andere landen en dat er bovendien een enorme variatie in klassengrootte is binnen, zowel als tussen scholen. Er wordt een samenvattend overzicht geboden van buitenlands onderzoek naar de effecten van klassengrootte op hetfunctioneren van leerlingen en leerkrachten.Verder komt een grootschalig Nederlands onderzoek aan bod waarin klassengrootte centraalstond. Dit onderzoek laat zien dat er een samenhang bestaat tussen klassengrootte en leerlingprestaties op het terrein van taal en rekenen.Leerlingen uit leerjaar 2 die in klassen zitten met25 of meer leerlingen hebben een grotere kansonder hun nivéau te presteren dan vergelijkbareleerlingen uit kleinere klassen. Voor de leerjaren4, 6 en 8 zijn de resultaten minder eenduidig. Zois er bijvoorbeeld de bevinding dat in klassenmet 3034 leerlingen relatief hogere rekenprestaties behaald worden dan in kleinere klassen.Desalniettemin is er een duidelijke indicatie datklassen met 35 of meer leerlingen vergelijkenderwijze niet gunstig zijn. Voor welbevindenvan leerlingen, noch voor de onderwijsattitude,noch voor de arbeidssatisfactie van de leerkracht kan een verband met klassengrootte
-
De identiteit van het openbaar onderwijs
De laatste jaren is de vraag naar de identiteitvan het openbaar onderwijs sterk in de belangstelling gekomen. Deze belangstelling komtniet uit de lucht vallen. In de eerste plaats vragen wetenschappers en beleidsmakers zich alenige tijd af hoe het komt dat, ondanks de toenemende secularisatie, het marktaandeel vanhet openbaar onderwijs niet zichtbaar toeneemt. Blijkbaar heeft het bijzonder onderwijszijn aantrekkingskracht, ook voor nietkerkelijke ouders, niet verloren. In de tweede plaatsheeft, naast een aantal andere demografischefactoren, de toenemende culturele pluriformiteit van onze samenleving de druk op hetopenbaar onderwijs vergroot om 'kleur' tebekennen. Als gevolg daarvan spreekt men inkringen van het openbaar onderwijs bijvoorbeeld niet meer van 'neutraliteit', maar van'actieve pluriformiteit'. En niet in de laatsteplaats heeft de politiek weer aandacht voor depositie van het openbaar onderwijs. Al voorhet aantreden van het paarse kabinet lagen erbijvoorbeeld verschillende voorstellen tot verdere bestuurlijke verzelfstandiging van hetopenbaar onderwijs.