Vol 73 Nr 5 (1996)
Artikel
-
Leren realistisch modelleren en interpreteren vanvraagstukken. Een exploratief onderwijsexperiment bijleerlingen van de bovenbouw van de basisschool
Recent onderzoek heeft aangetoond dat leerlingen uit de bovenbouw van de basisschool eensterke neiging hebben om hun ervaringskennisomtrent de concrete, reële situatie of contextwaarop een rekenvraagstuk betrekking heeft tenegeren tijdens het oplossingsproces. In onderhavig onderwijsexperiment werd nagegaan ofhet mogelijk is om betekenisvolle positieve leereffecten te bereiken op het vlak van het realistisch modelleren en interpreteren van wiskundige toepassingsproblemen. Daartoe werdenleerlingen ondergedompeld in een onderwijsleeromgeving waarin vraagstukken juist opgevat werden als oefeningen in realistisch modelleren en interpreteren, eerder dan als oefenstofvoor het indrillen van stereotiepe, formelerekenoperaties. De leergang werd uitgevoerd ineen vijfde leerjaar van een Vlaamse basisschoolen bestond uit vijf leereenheden van ongeveer2,5 uur verspreid over 2,5 weken. Intussen volgden de leerlingen van twee controlegroepen gewoon reken/wiskundeonderwijs. Naast specifieke leerresultaten, peilden de toetsen naartransfer en retentie van het geleerde. De onderzoeksresultaten leveren steun voor de hypothese dat het inderdaad mogelijk Is om de dispositie tot realistisch modelleren en interpreterenvan leerlingen uit de bovenbouw van de basisschool op betekenisvolle en positieve wijze tebeïnvloeden.
-
Opleiding van ouders en de opvoeding van hun kinderen
In dit artikel wordt een uitgebreid theoretischmodel getest voor wat betreft de sociaalstructurele condities van ouders, hun opvoedingswaarden en hun opvoedingsgedragingen.Daarvoor is gebruik gemaakt van een representatieve steekproef van Nederlandse gezinnen(N=788) met in ieder geval één kind tussen 9 en16 jaar oud. Lisrelanalyses met een 'multigroup' benadering wezen uit dat de empirischemodellen voor vaders en moeders niet van elkaar verschillen. Een tweede belangrijke uitkomst is dat uitsluitend de opleiding van ouderssterk significante effecten heeft op de opvoedingswaarden 'conformiteit aan externe autoriteiten' (Kohn) en op 'gehoorzaamheid aan deouderlijke regels' (Gerris). Opleiding heeft echter geen effect op de derde in het onderzoek betrokken opvoedingswaarde: 'persoonlijke autonomie'. Bovendien bleek dat ouders dieconformiteit aan externe autoriteiten een belangrijke opvoedingswaarde vinden, in minderemate zelfstandigheid bij hun kinderen stimuleren, terwijl ouders die gericht zijn op gehoorzaamheid aan ouderlijke regels vaker hun kinderen straffen. Ouders die persoonlijkeautonomie als opvoedingswaarde hanteren, tonen affectie naar hun kinderen, stimuleren hunzelfstandigheid en straffen minder. Verschillende verklaringen voor het massieve effect vande opleiding van de ouders worden besproken.
-
Retentie-effecten van een nascholingsprogramma vooreffectieve instructie en klassemanagement
In deze studie worden de langetermijn efferten>'an een nascholingsprogramma voor effectieveinstructie en klassemanagement beschreven. In^ee eerdere studies werd ingegaan op dekortetermijn effecten. De eerste evaluatiestudie werd uitgevoerd in het schooljaar 1986/87,de tweede in 1989/90. In de tweede evaluatiestudie werd ook het effect van coaching beproefd. Eind 1992 werden de langetermijn offetentieeffecten van het nascholingsprogramma onderzocht. Dit geschiedde door middel van een 'untreated control group design'rnet een voormeting, een nameting en een retentiemeting. De gegevens betreffende de vergelijking tussen de experimentele groep en decontrolegroep lieten zien dat het nascholingsprogramma een significant effect had op detaakgerichtheid van de leerlingen en op aspecten van het instructie en klassemanagementgedrag van leerkrachten. Een duurzaam effect vancoaching werd niet gevonden. Ook werdengeen significante verschillen gevonden tussende experimentele groep die vijfjaar geleden hetprogramma had gevolgd en de experimentelegroep die twee jaar geleden het programma hadgevolgd. Tussen de nameting en de retentiemeting werden geen significante verschillen aangetroffen. De vooruitgang die direct geboektWerd na de training werd voor de meeste instructie en klassemanagementvaardighedenvastgehouden, een verdere groei of toenametrad niet op. Een effect van het nascholingsprogramma op de leerprestaties van de leerlingenwerd niet gevonden.
-
Interaction and second language acquisition. Participation and control in classroom conver-sations with young multilingual children
In Nederland is de school voor anderstalige kinderen in kleutergroepen een belangrijke linguïstische omgeving, omdat hun tweedetaalverwerving sterk afhankelijk is van verbale interactietijdens activiteiten in de klas. De dissertatie vanDamhuis bevat het verslag van een in groep 1 en2 van de basisschool uitgevoerd onderzoek naarde interactie tussen anderstalige kleuters en hungesprekspartners (Nederiandstalige kinderen enleerkrachten). Uitgaande van de gedachte dat hetnemen van initiatieven de tweedetaalverwerving stimuleert, is gekeken naar departicipatie van het anderstalige kind, dat wilzeggen de initiatieven die het in de conversatieneemt, en de controle, dat wil zeggen de relatieve verdeling van de initiatieven over het anderstalige kind en zijn gesprekspartners. Er worden drie soorten participatie en controleonderscheiden: globale participatie en controlebetreffen de hoeveelheid spraak van de tweedetaalleerders en hun gespreksparmers, beurtwisselingsparticipatie en controle hebben betrekking op de rol van de tweedetaalleerders en hungespreksparmers bij beurtwisselingen, en onderwerpsparticipatie en controle hebben betrekkingop hun rol bij het vaststellen van het onderwerpvan de conversatie. De achteriiggende gedachteis dat de relatie tussen initiatieven en tweedetaalverwerving een monotoon positieve functieis: hoe meer anderstalige kinderen participeren,en hoe meer ze in controle zijn in de conversatie,hoe meer hun tweedetaalverwerving wordt gestimuleerd. Het probleem met deze aanname isechter dat er noch een sterke theoretische basis,noch veel empirische evidentie voor is.