Vol 72 Nr 4 (1995)

Gepubliceerd: 1995-01-01

Artikel

  • De rol van de leerkracht voor allochtone en autochtone leerlingen in het eerste jaar van het basisonderwijs

    B. Schonewille, A. Leij der van

    Om inzicht in het instructieproces voor Surinaamse, Turkse en Nederlandse leerlingen in het eerste jaar van het basisonderwijs te krijgen zijn op de 28 deelnemende scholen 255 leerlingen en hun 42 leerkrachten geobserveerd bij dekringsituatie en de speelwerkles. De leerprestaties van de leerlingen werden aan het begin enhet einde van schooljaar 1991/1992 getest. Betrokkenheid en verbale interactie van de leerling worden beschreven alsmede niveauinschatting en verdeling van individuele aandacht door de leerkracht. De vraagstelling concentreert zich op a. het differentiërend leerkrachthandelen; b. de stimulans van deleerkracht voor de leerlingbetrokkenheid; c. dedoorwerking van betrokkenheid in prestaties.Hoewel er sprake is van enige verschillen, blijken sekse en etnische achtergrond een geringerol te spelen bij het differentiërend handelen.Daarentegen is het verbale aanvangsniveau vande leerling van groter belang: een hoger aanvangsniveau leidt tot meer inhoudelijke aandacht. Die individuele aandacht vormt alleen inde kringsituatie een stimulans voor de betrokkenheid. De betrokkenheid werkt in beperktemate door in de leerprestaties van de leerling.Het artikel eindigt met een discussie over deconsequenties voor het leerkrachthandelen envoor het onderwijsbeleid.

  • De invloed van school- en klaskenmerken op de cognitieve en linguïstische vaardigheden van kleuters.

    L. Sontag, G. Meijnen

    Eén van de deelstudies van het longitudinalePSO onderzoek naar de schoolloopbanen vanjonge kinderen is de studie naar de invloed vaneffectieve school en klaskenmerken. In het eerste jaar van het onderzoek is door middel vanvragenlijsten, interviews, logboeken en observatie, bij 35 leerkrachten op 28 scholen informatie verzameld over diverse aspecten van deschool en klasseorganisatie. Multilevel analyse wijst uit dat reeds in groep 1 van het basisonderwijs, met betrekking tot de passievewoordenschat en de performale intelligentie,verschillen tussen klassen in prestaties van leerlingen blijken te bestaan. Voor woordenschatblijkt dat deze verschillen nagenoeg geheel toegeschreven kunnen worden aan leerlingkenmerken, zoals eerdere prestaties, etniciteit ensociaal economische status. Verschillen in performale intelligentie tussen klassen blijken echter niet geheel aan leerlingkenmerken toegeschreven te kunnen worden. Leerlingen vanleerkrachten die de mate van teamconsensus ophun school hoog percipiëren, presteren beter opeen test die de performale intelligentie meet.

  • Actief leren en studeren: acht soorten instructieleer

    M. Elshout-Mohr, B.H.A.M. Hout-Wolters van

    Het is inmiddels gebruikelijk om in onderwijskundige publikaties en leerboeken uit te gaan van de stelling dat leer en studeerprocessen van de lerende een centrale rol vervullen in hetonderwijs (Boekaerts en Simons, 1993; VanHoutWolters, 1992). Deze stelling wordt onderbouwd door te verwijzen naar cognitiefpsychologisch onderzoek waarin het belangnaar voren komt van voorkennis en de cognitieve en metacognitieve strategieën die door lerenden worden ingezet (zie Wang, Haertel enWalberg, 1990, voor een overzicht). De juistheid van de stelling dat 'leerlingen het werkmoeten doen en docenten hun mond eens watmeer moeten houden' wordt vrijwel dagelijksop een studie of nascholingsdag voor docentendoor de aanwezigen onderkend. Talloze onderwijsinstellingen op alle onderwijsniveaus zijnbezig het bestaande onderwijs op nieuwe leestte schoeien. Verscheidene opleidingsconcepten gooien hoge ogen. Wij noemen het 'Pro

  • Kiezen of gekozen worden?

    F. Meijers

    Tot voor kort was studie en beroepskeuzevoorlichting en begeleiding een marginaal onderwerp in het wetenschappelijke en beleidsmatige debat over inhoud en vormgeving vanhet onderwijs. De laatste tijd begint daarin echter, vooral als gevolg van de noodzaak het rendement van het onderwijs te verhogen, verandering te komen. Recent publiceerde deOrganisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek het rapport 'Rendement van opleidingen allocatie van arbeid' waarin de leerlingwordt gezien als een potentiële kostenbesparende factor. De veronderstelling is dat de leerlingen (en hun ouders) er met behulp van goedevoorlichting toe kunnen worden gebracht vaker arbeidsmarktrelevante opleidmgen te kiezen, minder omwegen in hun onderwijsloopbaan te maken en vaker leerwegen te kiezen dieovereenkomen met hun capaciteiten zodatvoortijdige onderwijsuitval wordt voorkomen.

  • Reactie op F. Meijers: "Kiezen of gekozen worden?"

    R. Kunnen

    Meijers heeft kritiek op een vooronderstellingen een conclusie in het OSArapport Rendement van opleiding en allocatie van arbeid. Hij stelt dat de opvatting dat individuen bij studieen beroepskeuzebeslissingen rationeel handelen, waarbij de intrinsieke aspecten van de studie en het beroep het zwaarst wegen, in strijd ismet de werkelijkheid. Min of meer in het verlengde hiervan meent hij dat de conclusie datdoor meer en betere informatie over arbeidsontwikkelingen het rendement van onderwijskan worden verbeterd, niet correct is.

  • Karakteristieken van Nederlands onderwijs-onderzoek: stand van zakenbegin jaren negentig

    j. Gennip van , A. Pelkmans

    Onderwijsonderzoek heeft een hoge vlucht genomen, in ieder geval qua omvang. Naar schatting was er in 1992 zo'n honderd miljoen gulden mee gemoeid (Henkens, 1994). Er lijktrivaliteit te zijn tussen de beoefenaars van fiondamenteel wetenschappelijk onderzoek en toegepast, veelal contractonderzoek. Men heeftsoms een stereotiep beeld van elkaar. De zuiverwetenschappelijk onderzoeker is ervan overtuigd dat ftmdamenteel onderzoek leidt tot'echte' kennis waarmee men, zeker op denduur, verder komt. De contractresearchermerkt hierbij minzaam op dat ftmdamenteelonderzoek vaak mijlenver verwijderd is van devraagstukken waar de praktijk zich werkelijkdruk over maakt (vergelijk Lagerweij, 1994).Op zijn beurt heeft de toegepast onderzoeker depretentie dat contractonderzoek antwoordengeeft waar beleidmakers en praktijkmensendaadwerkelijk mee uit de voeten kunnen. Datleidt weer tot het verwijt van gene zijde dat toegepast onderzoek 'quick and dirty' is. Hoeweldeze controverse vermakelijke kanten heeft,gaan achter deze reactiepatronen belangrijkevraagstukken schuil, zoals de wenselijk geachte verhouding tussen fundamenteel en toegepast onderzoek, de benutting van onderzoekskennis en de verdeling van gelden overonderzoeksstromen.

  • Voorbij het individu. Mensbeelden in weten-schappen

    W. Wielemans

    De Leuvense hoogleraar in de pedagogiek envergelijkende onderwijskunde Wielemans offreert ons een studie gericht tegen de geest vande tijd. Hij keert zich tegen het CartesiaansNewtoniaanse mens en wereldbeeld dat zijnsinziens de grondslag vormt voor het westerse gehypertrofieerde individubegrip en een instrumentalistisch gerichte beoefening van de(mens)wetenschap. Hij pleit voor eenparadigmashift die leidt tot een beter begrip vande mens en welke meer mogelijkheden biedtvoor het optimaliseren van de mens en zijn cultuur. De auteur beweegt zich 'zoekend' aan degrenzen van het weten en overschrijdt deze af entoe zelfs. Het volgende citaat (pag. 9) illustreertdit: "Er zal een behoefte ontstaan aan nieuwenormatieve uitgangspunten en andere ultiemewijsgerige en/of religieuze zingevingen. We durven zelfs vermoeden dat de mens, als ecopsychische manifestatie, een alternatieve grondhouding zal ontwikkelen die we als postindustrieel of wetenschappelijk animisme zullenkenmerken. Wat met dit 'riskante en nog tentatieve' begrip precies wordt bedoeld moge na de(moeizame) wandeling doorheen het landschapvan dit boek duidelijk(er) worden".