Vol 71 Nr 1 (1994)
Artikel
-
Het verbeteren van een geschreven tekst door leerlingen uitde bovenbouw van het basisonderwijs
Volgens hedendaagse opvattingen is revisie omschreven als het aanbrengen van veranderingen in een tekst, van welke aard dan ook een kernonderdeel van het schrijven. Ervarenschrijvers reviseren veelvuldig voordat zij eenadequate tekst hebben geconstrueerd. Uit depraktijk van het basisonderwijs is bekend datleerlingen aan het einde van de basisschool uitzichzelf weinig reviseren. Bereiteren Scardamalia hebben laten zien dat 10tot 12jarige leerlingen desondanks belangrijke deelprocessen vanhet reviseren beheersen. In een exploratief onderzoek hebben wij 32 leerlingen uit groep 7 en8 van de basisschool een revisietaak voorgelegd. Onze resultaten bevestigen dat leerlingenin de bovenbouw van de basisschool op het gebied van revisie al over een aanzienlijke hoeveelheid kennis en vaardigheden beschikken.Ter afsluiting worden suggesties gedaan desteldidactiek zodanig aan te passen dat het reviseren expliciete aandacht krijgt.
-
Schoolloopbanen en strijdige verwachtingen
In het Nederlandse onderwijs verlopen schoolloopbanen sekse, milieu en etnischspecifiek.In dit artikel gaan we in op de vraag welke rolverwachtingen spelen in de processen die hieraan ten grondslag liggen. Meer specifiek richtenwe onze aandacht op de samenhang tussen verwachtingen van ouders en leerkrachten enerzijds en prestaties en onderwijskeuzen van leerlingen anderzijds. Aan de hand van literatuurover deze samenhang en resultaten van tweerecente onderzoeksprojecten van het SCOKohnstamm Instituut bespreken we welke overeenkomsten en verschillen zich voordoen tussen verwachtingen jegens jongens en meisjes,leerlingen uit verschillende sociale milieus enleerlingen uit verschillende etnische groepen,afgezet tegen de centrale knelpunten in deschoolloopbanen van deze drie categorieën. Weconcluderen dat zich vaak strijdigheden voordoen in de verwachtingen en formuleren de hypothese dat dit leidt tot 'dubbele boodschappen' voor leerlingen.
-
Etnische minderheden,taaidiversiteit en onderwijs in eigen taal
'n deze tekst wordt een drieluik gepresenteerd. Allereerst wordt demografische informatie geboden over etnische minderheden in Nederland. Daarbij wordt ingegaan op een aantal cruciale problemen bij de definitie en identificatievan minderheidsgroepen. In het verlengdedaarvan worden recente gegevens besprokenover aard en mate van tweetaligheid van allochtone basisscholieren, op basis van gerapporteerd en geobserveerd taalgedrag. Ten slotte•tornen de wordingsgeschiedenis en toekomstvan het onderwijs in eigen taal ter sprake. Tegenachtergrond van het rapport Ceders in de tuinvan de Commissie Allochtone Leerlingen in hetOnderwijs (1992) staan daarbij de consequenties centraal van het gekozen perspectief in ter"len van achterstandsbeleid of cultuurbeleidVoor de doelgroepen, doelstellingen, doeltalenen evaluatie van onderwijs in eigen taal. Vooreen uitvoerige bespreking van de status en hetgebruik van allochtone minderheidstalen in Ne'^erland en Europa wordt verwezen naar Extraen Verhoeven (1993a; 1993b).
-
Naar een meer realistischebenadering van het Onderwijs in Eigen Taai?
Een recentelijk door de Commissie AllochtoneLeerlingen in het Onderwijs uitgebracht advies wordt een fundamentele koerswijziging voorgesteld met betrekking tot het Onderwijs inEigen Taal (OET). G. Extra geeft hiervan in dit"Ummer van Pedagogische Studiën een samenvatting. Enkele belangrijke punten betreffen defunctiewijziging, van ondersteunend naar auto"oom, en verder een ongelimiteerde uitbrei"^'ng qua taalgroepen en duur van de voorzie"'"9. De hierna volgende bijdrage belicht3'lereerst enkele problematische aspecten vanOET tot nu toe. Vervolgens worden de geadviseerde wijzigingen bezien vanuit eerdere ervaringen. Geconcludeerd wordt dat in de com"i'ssie een bevlogenheid voor talen kennelijkbelangrijkere rol speelde dan gevoel voorfealiteit. Het artikel besluit met een pleidooiVoor een versterking van het 'OET als vreemdein het voortgezet onderwijs en voor alternatieve vormen van eigentaalonderwijs.
-
Het cosmopolitisch realisme van G. Driessen: een weerwoord
Mij is gevraagd om een kort weerwoord op dereactie van G. Driessen naar aanleiding vanmijn bijdrage over OET. lic beperk me tothoofdlijnen en ga voorbij aan veel details. Inmijn bijdrage heb ik willen aangeven wat deconsequenties zijn van een benadering vanOET in termen van achterstandsbestrijding ofcultuurbeleid voor de doelgroepen, doelstellingen, doeltalen en evaluatie van OET. Het realisme van Driessen gaat aan een bespreking vande met deze uitgangspunten gepaard gaandekeuzevraagstukken voorbij (afgezien van zijnpleidooi om WVC in plaats van O en W voorcultuurbeleid te laten betalen) en richt zichvooral op problematische aspecten van hetOET zoals dat vooralsnog vorm krijgt. Dezeproblemen worden door mij niet ontkend en inmijn bijdrage ook onderkend. Anders danDriessen suggereert, houd ik voorts geen pleidooi voor een ongelimiteerde uitbreiding vandoelgroepen over generaties heen en evenminspreek ik een voorkeur uit voor onderwijs innietstandaardtalen.
-
Fifth Conference of theEuropean Association for'Research on Learning andInstuction, Aix-en-Provence
Van 31 augustus tot 5 september 1993 vond inAixenProvence het vijfde congres van deEuropean Association for Research on Leam'"8 and Instruction (EARLI) plaats.
-
Handboek Curriculum: modellen, theorieën,technologieën
Het 'Handboek Curriculum' is een initiatief van(inmiddels opgeheven) Onderzoeks ThemaCurriculum (OTGCurriculum), met als^oel het Nederlandse curriculumonderzoek te''^schrijven en te ordenen vanuit een wetenschappelijke optiek. Het is in een viertal aan'^chtsgebieden opgesplitst. Allereerst wordtaandacht besteed aan definitiekwesties (wat iscurriculum en wat is curriculumonderzoeken curriculumtechnologie), aan de geschiedenis^an de curriculumtheorie in Nederland en hoe^ich de curriculumtheorie verhoudt tot de curriculumtechnologie. Vervolgens komen curricu''«nonderwerpen die op landelijk (macro)'^veau spelen aan de orde: het vertalen van wetê^ving en andere voorschriften in onderwijsleerplannen als vorm van curricula. Daarna onder'*'®rpen die zich op het niveau van de school(niesoniveau) afspelen (zoals schoolwerkplannen als curriculumdocumenten). En ten slotteOnderwerpen die zich op klasseniveau (microll'^eau) afspelen (leergangen, onderwijsleerpakals curriculumdocumenten).