Vol 68 Nr 3 (1991)

Gepubliceerd: 1991-01-01

Artikel

  • De praktijk van het stelonderwijs in de groepen 7 en 8 van debasisschool; observaties en interviews

    A. GELDEREN , H. BLOK

    Er wordt verslag gedaan van een beschrijvendonderzoek naar de praktijk van het stelonderwijsop acht basisscholen. Op zes van deze scholenwerd een van de drie meest gebruikte methodenvoor het stelonderwijs gebruikt: één schoolgebruikte de relatief moderne methode TaalKabaal en één school werkte volgens de pedagogievan Freinet. Aanleiding voor het onderzoekvormde de bestaande ontevredenheid overschrijfprestaties van leerlingen in basis enVoortgezet onderwijs enerzijds en het gebrek aangedetailleerde informatie over de inhoud van hetstelonderwijs anderzijds. Met behulp vanobservaties van stellessen en interviews met debetreffende leerkrachten is gepoogd in dezelacune te voorzien. De nadruk werd gelegd op debeschrijving van stelopdrachten, leerstof enactiviteiten in de klas die volgens de modernesteldidactische inzichten van belang zijn voorgoed stelonderwijs. De resultaten laten zien dat ereen grote variatie is in inhouden vormgeving vanhet stelonderwijs. Bij de klassen met veel gebruikte taalmethoden zijn niettemin gelijksoortige tekortkomingen aan te wijzen vanuit deoptiek van een moderne steldidactiek. Bij deconclusie van het artikel wordt op deze tekortennader ingegaan.

  • Verwachtingen en misverstanden bij het toetsen van kennis

    E. ELBERS, A. KELDERMAN

    Omdat jonge kinderen nog niet vertrouwd zijn met de sociale regels van het toetsen, kunnen zich op school of in een experiment misverstanden voordoen. De volwassene wil de kennis vanhet kind toetsen, terwijl hel kiiul denkt dat hetIndp zo! krijgen hij de oplo.ising van hel probleem. Wij voerden een experiment uit waarinde verwachtingen van kinderen over de interactie mei de proefleider met heliidp van een voortaak werden beïnvloed. In de hulpverwachtingconditie werd gesuggereerd dal de proefleiderzou helpen: in de toelsverwachtingconditiewerd duidelijk gemaakt dat de leerling het probleem op eigen kracht moest oplossen. Daarnaast ira.y er een controleconditie. Aan allekinderen werd een con.servatieprohleem vanaantal voorgelegd. De proef per.sonen in detoelsverwachtingconditie presteerden significant beter dan de kinderen in de twee anderecondities. De conclusie luidt dat onbekeitdheidmet de sociale regels van het toetsen medeoorzaak is van het falen van jonge kinderen bijhet toetsen van kennis: verduidelijking van dieregels leidt tol betere prestaties.

  • A Cultural Perspective on Mathematics Education

    J.M.C. Nelissen

    Als tegenhanger van deze curricula ^ 'topdown', onpersoonlijk, individualiserend bepleit Bishop een curriculum waarin sociale (leer)processen een kans krijgen. Hij noemt deze aanpak 'mathematical education' en in het vervolg van zijnboek ontvouwt hij zijn ideeën over deze wijze vanwiskunde onderwijzen. Wat is 'mathematical enculturation', wat is de relatie tussen wiskunde en cultuur? Bishop laat zien hij put daarbij uit veleantropologische studies dat de volgende basale,wiskundige activiteiten en ideeën onlosmakelijk metde meest uiteenlopende culturen verbonden zijn:tellen en meten, lokaliseren en ontwerpen, spelen enuitleggen. De cultuur bleek duidelijk van invloed ophet (wiskundig) praktisch handelen. Zo werden erliefst ruim 500 telsystemen geregistreerd. Indienzich in een cultuur niet de noodzaak had voorgedaan grote getallen te ontwikkelen dan ontbrakendie en werkte men met allerlei subtiele aanduidingenvoor kleinere getallen. Ook ruimtelijke begrippenverschillen van cultuur tot cultuur. Op de vraag watzij doen wanneer zij zijn verdwaald, antwoordde eenAustralische Aboriginal: 'Oh, maar dan gaan wenaar huis'. In sommige culturen had de navigatieweer een grote invloed op de ontwikkeling vanruimtelijke begrippen. In alle culturen werd metmaten gewerkt, maar soms zijn die vanwege de'commercial negotation' niet exact bepaald. Despelen vertoonden in vele culturen een verrassendegelijkenis, vooral de gokspelen waarin kansen worden geschat, risico's worden genomen en voorspellingen worden gedaan (hier grijpt Bishop zelfs terugop Huizinga's Homo Ludens en Vygotskij'sspeltheorie).

  • Onderzoek naar het gebruik van het AVI-pakket

    R. BERG

    Op basis van zes onderzoeken is de gebruikswaarde geanalyseerd van een nu 15 jaar oudinnovatiepakket voor individualiserend leesonderwijs. Het pakket bestaat uit veel materiaalen een groot aantal hulpmiddelen. Bovendienmaakt het onderdeel uit van andere landelijkeinnovatieprojecten. Van de zes studies warendrie onderzoeken gericht op vragen inzake deinitiële implementatie: de consequenties vaninvoering van het pakket op het vernieuwendhandelen van docenten én de prestaties en attituden van leerlingen. De drie onderzoeken naarvoortgezet gebruik en institutionalisering hadden de bedoeling inzicht te krijgen in de toepassing op klas en schoolniveau en in omstandigheden die daarmee samenhangen. Het gebruik vanhet A Vlpakket wordt onder meer verklaarddoor de bruikbaarheid en het toepassingsgerichte karakter ervan.

  • De ontwikkeling van woordbeelden bij beginnende lezers en spellers

    A.M.T. BOSMAN, A.M.B. GROOT

    Voor de ervaren lezer blijkt dit echter nauwelijks een probleem te zijn, omdat deze invele gevallen toch al niet verklankend, indirectleest, maar de lettersequentie onmiddellijk inzijn geheel (direct) herkent. Er wordt verondersteld dat de lezer door herhaalde confrontatie met een woord geleidelijk een 'woordbeeld' van het woord in kwestie vormt. Met determ 'woordbeeld' wordt verwezen naar eengeheugenrepresentatie op een hoger niveaudan de representaties van grafemen en fonemen en die, zo wordt aangenomen, visueelruimtelijke informatie bevat over het eringecodeerde woord. In plaats van de term'woordbeeld' wordt, om de connotatie metiets visueels te vermijden, in de Nederlandsevakliteratuur ook wel gesproken van woordspecifieke kennis of woordunieke letterpatronen (Reitsma en Vinke, 1986). In navolgingvan de Engelse terminologie (visual or Orthographie code), hebben wij hier gekozen voorde term woordbeeld.

  • Naar een leerling volgsysteem voor het basisonderwijs

    P. GILLIJNS, L. VERHOEVEN

    Bij hel versehijnen van de ARBOnola "Voorrang aan achterstand" (1988) doet de term'Leerlingvolgsysteem'zijn intrede in het Nederlandse onderwijs. IJoewel hel begrip slechts eenkorte geschiedenis kent, heeft het zich zeer snelverspreid. In hoog tempo zijn uiteenlopendeleerlingvolgsystemen ontwikkeld en aan hetbasisonderwijs aangeboden. In dit artikel presenteren we een schets van een leerlingvolgsy.sleem dat momenteel vanuit het Cito ontwikkeldwordt. We gaan eerst kort in op de achtergronden, het doelen de functie van leerlingvolgsystemen. Daarna geven we een beknopte, algemeneschets van het CiloLeerlingvolgsysteem.Welke informatie zo 'n leerlingvolgsysteem voorde onderwijspraktijk oplevert, wordt geillustreerd aan de hand van de resultaten van eennormeringsonderzoek in groep 3 met een schaalvoor spelling. In een discussie worden ten slottede mogelijkheden en beperkingen van leerlingvolgsystemen afgewogen.

  • Verslag van een conferentie over "Detoekomst van de arbeidsverhoudingen inEuropa"

    M. Sanmtema

    Op de vorig jaar door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid en de R.U.Limburg ter ere van Albeda bij diensafscheid van de W. R. R. georganiseerde conferentie "The future of industrial relations inEurope" bleek, dat een betrekkelijk jonge takvan wetenschap als de leer der arbeidsverhoudingen oftewel industrial relations zich 'vanafde andere kant' bezig houdt met de relatietussen arbeid en onderwijs. Wetenschapsgebieden als de vergelijkende onderwijskunde ende leer der arbeidsverhoudingen hebben duidelijk raakvlakken en zijn voor een deel complementair met name op een terrein alsberoepsgerichte educatie en bedrijfsopleidingen.

  • Begeleiden van vernieuwingen.

    J.H. Slavenburg

    Houtveen heeft allereerst een verzameling van begeleidingsactiviteiten aangelegd, daarbij gebruikmakend van velerlei (literatuur)bronnen; de activiteiten zijn vervolgens door een panel van deskundigen in drie categorieën verdeeld: begeleiden van deinitiatie van de vernieuwing, van de implementatiedaarvan en van de incorporatie. De overeenstemming tussen de panelleden bleek laag; daarom werdbesloten een andere indeling te hanteren: procesbegeleiding, leerkrachtgerichte begeleiding en schoolleiderbegeleiding. Procesbegeleiding omvat in feitede begeleiding van het gehele proces van onderwijsvernieuwing: initiatie, implementatie en incorporatie; leerkrachtgerichte begeleiding betreft vooral debegeleiding van individuele leerkrachten in de klas;schoolleiderbegeleiding heeft te maken met de rolvan de schoolleider als manager en onderwijskundigleider, maar omvat ook zaken als ondersteuning vande schoolleider bij zijn rol als initiator van vernieuwingen en bij zijn rol als verzorger van nazorg bijeen ingevoerde vernieuwing. Deze nieuwe indelingberust op een interpretatie van hetgeen de panelleden (totaal negen personen) aan commentaar hebben geleverd op de eerste indeling van deactiviteiten.