Vol 67 Nr 5 (1990)
Artikel
-
Brugklassers met discordante lees- en spelprestaties
Lees en spelprestaties hangen niet perfect met elkaar samen. Het blijkt dan ook mogelijk brugklasleerlingen te vinden die beter spellen dan ze lezen en brugklassers bij wie het omgekeerde het geval is. Om na te gaan of deze discordantie van lezen en spellen berust op strategieverschil, is onderzocht hoe goedespellerszwakkelezers (GSZL 's) en zwakkespellersgoedelezers (ZSGL's) pseudowoorden,regelmatige en onregelmatige woorden spellen (nauwkeurigheid) en lezen (nauwkeurigheid en latentietijd).
-
PEDON-Conferentie 'Hetoog op agogisch onderzoek'
In de ochtend vond een tweetal lezingenplaats. Creemers (Instituut voor Onderwijsonderzoek, RION, Groningen) gaf een exposéover de ontwikkeling binnen de pedagogischedeeldisciplines in de afgelopen tien jaar onderde titel 'Ouder en wijzer?' Hij concludeerdeo.a., dat het aantal deeldisciplines en leerstoelen is gereduceerd en dat er veel energie gestoken is in bestuurlijke problemen (op facultairen vakgroepsniveau) met als gevolg negatieveeffecten voor de wetenschapsbeoefening.Daar tegenover staat dat de ontwikkeling vande organisatie binnen NWO op gang is gekomen PEDON en dat de produktie vanwetenschappelijke publikaties binnen het verband van de voorwaardelijk gefinancierdeprogramma's groter is geworden. 'De discipline bestaat nog', aldus Creemers, er is meerrealisme en minder wetenschapstheoretischediscussie dan tien jaar geleden. Vervolgensbesprak hij de ontwikkelingen in de deeldisciplines die in deze kroniek zullen worden overgeslagen omdat die anders te lang zou worden. Ten slotte kwam hij tot een aantalaanbevelingen, zoals: meer interdisciplinairesamenwerking, minder onderwerpen voortheorievorming en onderzoek, en minder directe praktijk en beleidsgerichtheid (wellichtkan hij dit laatste ook eens wijs maken aan hetInstituut voor Onderzoek van het Onderwijs,SVO, dat in haar programma's juist beleid enpraktijk predikt en wat er aan theorievormingkan geschieden, ook nog in eigen handhoudt). Daarnaast bepleitte hij dat Wijsgerigeen Historische Pedagogiek meer 'moederdisciplinegebonden' zou worden, d.w.z. meer
-
Examens geëxamineerd:Een onderzoek naar de validiteit van exa-mens Nederlands voor LBO en MAVO.
De hoofdstukken 3, 5 en 6 geven de resultatenvan de analyses van de leerlingprestaties op de leesvaardigheidstoetsen, de vijf schrijfvaardigheidstoetsen en de 47 geconstrueerde intellectuele vaardigheidstoetsen. De relatie tussen de Slvaardigheden en de leesvaardigheid gemeten met open engesloten vragen komt in hoofdstuk 7 aan de orde,die tussen de Slvaardigheden en de schrijfvaardigheden in hoofdstuk 8.
-
Absenteïsme in het voortgezet onderwijs
Ondanks de ruime aandacht die aan het spijbelprobleem wordt gegeven zijn de empirische gegevens omtrent de omvang van dit fenomeen beperkt. In dit artikel wordt gerapporteerd o ver een onderzoek naar de om vang vanhet geoorloofde en ongeoorloofde absenteïsme van leerlingen op zesendertig scholenin vier grote Nederlandse steden. Het verzuimwerd op acht niveaus (onder andere perschool, per leerjaar en per vak) gedurende drieschooldagen tijdens 8990 lessen vastgesteld.Uit de resultaten blijkt dat de omvang van hetgeoorloofd absenteïsme (4.7%) gemiddeldhoger ligt dan de omvang van het ongeoorloofd verzuim (spijbelen), nl. 4.4%. Tussenscholen zijn er aanzienlijke verschillen in despijbelomvang. Op scholen met een Iboaf deling wordt gemiddeld meer verzuimd. Ditgeldt ook voor de meeste hogere leerjaren, devrijdag, het eerste en het zevende tot en mettiende lesuur, de beroepsgerichte en de economische vakken. Bij vakken die veelal als 'spijbelvakken' beschouwd worden werden relatief lage verzuimpercentages gevonden. Demeeste spijbelaars spijbelen maximaal tweelesuren per dag. Gemiddeld zestien procentvan de leerlingen van een school spijbelt, hoewel dit percen tage tussen de scholen sterk verschilt.
-
Systematisering van de analyse in de gefundeerde theorie-benadering; een illustratie
Ondanks de methodologische richtlijnen voorkwalitatief onderzoek, ontbreken voor onderzoekers vaak nog steeds scherpe onderzoeksvoorschriften. Dit geeft vaak aanleidingtot valkuilen en problemen bij de toepassingvan kwalitatief onderzoek. De auteurs van ditartikel hebben getracht dit probleem zoveelmogelijk op te lossen met betrekking tot eenvan de meest toegepaste strategieën voor kwalitatief onderzoek: de gefundeerde theoriebenadering. Zij beschrijven een aantalanalysestappen als richtlijn voor systematische analyse van het materiaal met het oog opbegripsontwikkeling. Belangrijk hulpmiddeltijdens de uitvoering van de stappen is hetcomputerprogramma KWALITAN. Een enander wordt geïllustreerd met gegevens uit hetonderzoek van Jongeling: "Perspectieven oponderwijs van leerlingen uit het VoortgezetOnderwijs".
-
Kinderen en autonomie in de vrije tijd
De relatie tussen ouders en hun kinderen is eenrelatie die het best getypeerd kan worden alseen opvoedingsrelatie. Daarmee is een structurele asymmetrie in die relatie ingebouwd. Inhet verleden is dan ook een grote hoeveelheidonderzoek verricht naar relaties tussen ouderkenmerken en opvoedingsgedrag aan de enekant en de sociale en persoonlijkheidsontwikkeling van het kind aan de andere. Een recentoverzicht van met name Amerikaans onderzoek vanuit dit perspectief geven Peterson enRollins (Peterson en Rollins, 1987). We signaleren de laatste jaren een toenemende kritiekop de zogenaamde 'social mold' theorieën,die ervan uitgaan dat opvoeding een unidirectioneel proces is. Opvoeding, zo wordtgesteld, is juist een bidirectioneel proces waarin ook het kind een actieve rol speelt (Petersonen Rollins, 1987; Walters en Stinnett, 1971) entevens een proces dat niet los gezien kan worden van de verdere gezins en sociale context.Het is echter duidelijk dat in de relatie ouderkind grote verschillen in macht en competentie aanwezig zijn. De zeggingskracht van deouder is zeker voor een groot deel bepalend teachten voor hetgeen plaatsvindt in de contextvan het gezin. Dit betekent dat de mate waarinde ouders hun zeggenschap naar zich toe trekken of juist overdragen naar een kind een belangrijke invloed zal hebben op de aard van deinteracties binnen de ouderkind relatie. In ditartikel gaan we in op de vraag in hoeverre devariatie in autonomieverlening zijn verklaringvindt in de variatie in opvoedingswaarden,milieukenmerken en gezinsstructurele kenmerken.
-
Overzicht van de empirische ontwikkelingspsychologie, deel 3: Sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van de persoonlijkheid.
Strikt genomen omvat het onderzoek naar de sociale en persoonlijkheidsontwikkeling een bonte verzameling van uitkomsten die verwijzen naar de ontwikkeling van de mens als uniek individu entegelijkertijd ook sociaal wezen. Een overzichtelijke presentatie van zo'n verzameling van gegevensvereist enige structurering. Koops en Van der Werffkiezen hiertoe, in het eerste hoofdstuk van het boek,vooral voor een historische ordening. Betoogdwordt dat het onderzoek naar de sociale ontwikkeling en de ontwikkeling van de persoonlijkheid aanvankelijk vooral beïnvloed is door ideeën uit de psychopathologie (in hoofdzaak Freud en zijnidentificatietheorie) en het behaviorisme (in hoofdzaak de sociale leertheorie van Bandura). Meer recent is vooral de nadruk op cognitieve en biologische aspecten en determinanten van de sociale enpersoonlijkheidsontwikkeling merkbaar.