Vol 63 Nr 1 (1986)
Artikel
-
Morele argumentatie en bezorgdheid over kernbewapening
Het moreel argumenteren van de respondenten is onderzocht middels een Nederlandse bewerking van de 'Sociomoral ReflectionObjective Measure' (SROM) waarin tweeklassieke Kohlbergdilemmata centraalstaan. De bezorgdheid over de kernbewapening is gemeten via een Nederlandse bewerking van de Inventory of Nuclear War Attitudes (IN WA). Voorts zijn vragen gesteldover (partij) politieke standpunten, enstandpunten m.b.t. de plaatsing van kruisraketten in Nederland.
-
Analyseren en ontwikkelen van reken/wiskundeonderwijs vanuit twee verschillende basisconcepties
De kernvraag luidt of algemene onderwijsleertheorieën ook zonder meer als constructietheorieën voor rekenenwiskunde kunnenfungeren. Aan de hand van de theorie vanGal'perin en de leergang staart delen wordtaangetoond dat niet zozeer de algemeneonderwijsleertheorie alS Svel de basisconceptie over wiskunde en wiskundeonderwijsgrotendeels bepalend is voor het ontwikkeldeonderwijsprodukt. De basisconcepties blijken namelijk in hoge mate de vakinhoudelijke of logische analyse te bepalen en daarmeede grote lijn van de leergangen of te welmacrostructurering van het onderwijs. Bijhet ontwikkelen van onderwijs zal men dusde basisconceptie over het betreffende onderwijsgebied moeten expliciteren en verantwoorden, en zich niet louter tot een psychologische analyse bepalen, zo luidt onze slotsom. Nu blijken de bekende analysemethoden van algemeen onderwijsleertheoretischeoorsprong in het algemeen weinig ruimtevoor diepgaande logische analyses te laten.Om die redenen wordt op een analysemethodiek gewezen die meer specifiek op hetrekenwiskundeonderwijs is toegesneden, endie een meer fundamentele opvatting overwiskundeonderwijs toelaat bij het ontwikkelen van onderwijs.
-
Besluitvormingsprocessen in het Nederlands onderwijsbeleid:de beleidsvoorbereiding van de Wet op het Basisonderwijs
In dit artikel wordt verslag gedaan van eenempirisch onderzoek naar de beleidsvoorbereiding van de Wet op het Basisonderwijs.Doel is om een bijdrage te leveren aan hetvergroten van het inzicht in de besluitvormingsprocessen in het onderwijsbeleid. Onderzocht is welke invloed de betrokken actoren op de formulering van de wet hadden enin hoeverre ze rivaliserend zijn. De beschrijving is gebaseerd op documentenanalyse eninterviews met betrokken bewindslieden,ambtenaren, parlementsleden en vertegenwoordigers van onderwijsorganisaties. Hetblijkt niet mogelijk om bepaalde actoren aante wijzen, die duidelijk de overhand hebben.Het parlement tva^ slechts zeer gedeeltelijkbetrokken. De ambtenaren waren soms weleen duidelijke 'tegenpool' van de bewindspersonen, maar hadden uiteindelijk inhoudelijk geen invloed. De organisaties hadden alleen op de grote lijnen veel invloed. Debewindspersonen speelden een overwegendbelangrijke rol.
-
Verslag van een NVORWO-conferentie te Noordwijkerhout, 23 en 24 mei 1985
In mei 1984 werd in het ikader van de Nederlandse Vereniging voor de Ontwikkeling vanhet Reken/Wiskundeonderwijs (NVORWO) een werkgemeenschap van onderzoekers en curriculumontwikkelaars opgericht,die jaarlijks zou samenkomen op een meerdaagse conferentie. Deze bijeenkomsten zouden de gelegenheid bieden tot informatieuitwisseling over lopend onderzoek en totcollegiaal adviseren over toekomstige projecten, en zo bij kunnen dragen aan de noodzakelijke coördinatie en continuïteit van hetonderzoek op het gebied van het reken/wiskundeonderwijs in Nederland.
-
Van zes tot twaalf. Een longitudinaal onderzoek naar milieu- en schooleffecten van loopbanen in het lager onderwijs
Deze twee boeken, die in hetzelfde jaar zijn verschenen en die ongeveer evenveel publieke belangstelling hebben getrokken, verschillen ondanks de vele overeenkomsten sterk. Beide studiesgaan over het mogelijk effect dat scholen hun inrichting, het curriculum, de taakopvatting vanleerkrachten kunnen hebben op de loopbanenvan hun leerlingen. Beide auteurs menen verschillen in effecten van scholen gevonden te hebben:Meijnen op de leerprestaties in I.Q.ontwikkelingen van leerlingen op een aantal lagerescholen in de stad Groningen; Van der Wolf op deschooluitval in lagere scholen in OudWest inAmsterdam.
-
Effecten van een leergang begrijpend lezen
In het onderwijs wordt vaak de klacht gehoord dat veel leerlingen er niet in slagen eenaanvaardbaar leesniveau te bereiken. Eenvan de voornaamste problemen is dat leerlingen maar weinig relevante informatie wetente putten uit leerboekteksten, zodat zij ermaar zeer ten dele in slagen kennis en denkenverder te ontwikkelen door middel van hetlezen van teksten. En daarmee raakt één vande belangrijkste waarden van het kunnen lezen in de knel.
-
Spijbelen en schoolbeleving in het voortgezet onderwijs
In dit artikel worden omvang, aard en achtergronden van spijbelen en de relatie metschoolbeleving van volledig leerplichtigeleerlingen geschetst. Twee opvattingen overspijbelen worden beschreven: spijbelen alssignaal van afstoting uit het onderwijs,d.w.z. als risicofactor in het proces voorafgaande aan voortijdig schoolverlaten, enspijbelen als beheersingsstrategie van de leerling.
-
De door ouders geschatte kans op werk voor hun kinderen
In dit artikel staat de vraag centraal hoe ouders van eind lagereschool en LTSleerlingen de kans op werk voor hun kinderen schatten en met welke factoren dit samenhangt. Het blijkt dat de ouders over hetalgemeen nogal pessimistisch zijn over deverwachte kans op werk voor hun kinderen.Van de ouders van de lagereschoolleerlingenacht 36% de kans op werk voor hun kinderen klein tot zeer klein, voor de LTS is dat41%.
-
IVth International HumanScience ResearchConference
Ondanks deze overeenstemming is er onzes inziens toch grofweg een aantal groepen te onderscheiden. Allereerst is daar de uiterst filosofisch geörienteerde groep 'profeten',"let kennistheoretisch gesproken een sterkanarchistische inslag. Zeer representatief^oor deze groep is A. J. Beekman. Daarnaast zijn er meer traditionele fenomenolo8en die nauwe banden hebben met of zichoriënteren aan de Europese fenomenologiezoals aan de University of Columbia M.Greene en aan de University of Alberta M.^an Manen en W. Schmidt. Verder is er eengroep vooral empirische onderzoekers dieten opzichte van de juist genoemden als meervooruitstrevend betiteld kunnen worden. Zijstaan een combinatie voor van fenomenologie en empirie zonder verlies vanfenomenologischexistentialistische opvattingen. Zij willen door het ontwikkelen vannieuwe methoden en technieken hun theoretische opvattingen ook 'hard' maken om zoeen breder publiek te kunnen bereiken (A.Giorgi, B. Bain, B. Mook en I. A. vanBerckelaerOnnes). Hoewel een in dit gezelschap nog maar nauwelijks ontsproten loot,waren er ook twee kritischemancipatorischebijdragen van pedagogische en onderwijssociologische snit. Hiermee werd tegelijkertijdhet meest omvattende integratieve standpuntvoor het voetlicht gebracht dat echter nognauwelijks aanhangers heeft (R. Morrow enS. Miedema). Want hoewel in deze kring hetwerk van Habermas wel gelezen wordt, is erdoor de taalbarrière nog absoluut geen sprake van receptie van het werk van de Europesekritische pedagogen.
-
Analfabetisme in Nederland?
Een van de doelstellingen van de Voorstudie Periodieke Peiling van het Onderwijsniveau, die in de periode juli 1983 tot mei 1985 onderleiding van H. Wesdorp door de SCO (Stichting Centrum voor Onderwijsonderzoek vande Universiteit van Amsterdam) werd uitgevoerd, is het publiceren en doen becommentariëren van een eerste rapport waarin de resultaten van een deelpeiling van het niveauvan het basisonderwijs worden gepresenteerd. Publikatie heeft inmiddels plaatsgevonden in vijf bij de SCO uitgegeven deelrapporten:
-
Godsdienstige opvoeding in het geding
In 'Geloven of begrijpen' opteert Meijer voor een opvoedingsmodel dat recht tracht te doen aanhet (potentieel) zelfstandige (be)ol3rdelingsvermogen van kinderen en maant ze de opvoeder hetkind niet zonder meer en vanzelfsprekend te vormen naar de overtuigingen en gebruiken binneneen culturele context. Integendeel, men zou hetkind 'uitleg en verantwoording van de juistheid,de zin of het nut van die overwegingen moeten verschaffen' en aldus het kind als partner in een kritisch, redelij kverantwoordende dialoog naast zichweten. In deze dialoog komt een beroep, uitsluitend en alleen, op traditie of openbaring niet vanpas.