Vol 57 Nr 1 (1980)

Gepubliceerd: 1980-01-01

Artikel

  • Wat is er met het kind gebeurd?

    B. SPIECKER, L.F. GROENENDIJK

    Dit artikel bevat een kritische beschouwing over het effektontwikkelingsmodel in recent psychologisch georiënteerd onderzoek van de geschiedenis van het kind. Eerst wordt de aanwezigheid van de 'hardekern' van het genoemde ontwikkelingsmodel aangetoond in het werk van enige belangrijke psychohistorici en signaleren hy' problemen die het werken metdit model oplevert. Vervolgens wordt kritiek geformuleerd, waarbij iff ons vooral koncentreren op debij het effektontwikkelingsmodel geïmpliceerdecaiisalistische benadering van menselijke handelingen.

  • Het ontstaan van schoolproblemen (II)

    J. HERMANNS

    Een ohsemitieschaal van 22 items werd voor ongeveer 100 kleuters door hun leerkrachten tweemaal met een tussenpoos van 14 maanden, ingevuld. Subschalen waren: taakspanning, zelfstandigheid, aanspreekbaarheid en sociaal kontakt.De resultaten werden vergeleken met die van testsvoor de kognitieve ontwikkeling die tegelijkertijdafgenomen werden. Veranderingen in nietverbaalIQ in de loop van het onderzoek bleken vooral samente hangen met skores op de subschaal taakspanning IzeIJ'standigheid. Dit effekt iiv/^ duidelijker voormeisjes dan voor jongens. De stabiliteit vanprobleemgedrag bleek niet zeer hoog. Met namegold dit voor jongens en voor kinderen uit hogeresocioeconomische nivo's.

  • Ideeënproduktiviteit

    B.J. WOLTERS

    In de literatuur betreffende (creatief) denken wordt onder allerlei benamingen een onderscheid gemaakt in twee denkaspecten, namelijk in rationeel denkenen in verbeeldend denken. In het door Guilford geïnspireerde empirisch onderzoek met betrekking tot derelatie tussen intelligentie en 'creativiteit', blijktsteeds een samenhang tussen heide aspecten te bestaan. De in het kculer van de associatietheoretischeopvatting van creativiteit ontwikkelde test van Wallach en Kogan blijkt geen significante samenhang tevertonen met intelligentietests. Empirisch is vastgesteld dat (sommige) voorspellingen op grond van deassociatietheorie niet houdbaar bleken. Via 'lowlevel' theorievorming, dat wil zeggen het ontwikkelen van 'stukken' theorie waarbij men zich zo weinigmogelijk van de feiten verwijdert, kan worden aangetoond dat de test van Wallach en Kogan vooralbetrekking heeft op factor DMU, divergente produktie van semantische eenheden, van het 'StructureofIntellect' model van Guilford.

  • Symposium 'De cognitieve variabelen in het onderzoek van onderwijzen'. K.U. Leuven, Afdeling Didactiek en Psychopedagogiek, 14-16 juni 1979

    J. Lowyck

    Prof. Dr. E. De Corte (Afdeling Didactiek en Psychopedagogiek, K.U. Leuven) opende het symposium met een referaat 'Researchon teaching: present and future'. Daarinwerden diverse benaderingen van onderzoek van onderwijzen geschetst. Vanuit de bespreking van een recentrapport over de 'Beginning Teacher Evaluation Study'(BTES) werd een aantal belangrijke tekorten in hetgangbare onderzoek gesignaleerd. Vooral het achterwegeblijven van de procesbenadering is een duidelijk hiaat in deoverigens interessante BTESstudie. Op grond van de gegeven kritiek werd een model ontworpen waarin een meervolledig beeld wordt geschetst van zowel de externe als deinterne variabelen die in het onderz(x;k van onderwijzenaan bt>d kunnen komen. Tijdens de discussie werd vooralgezocht naar de plaats en de waarde van de diverse variabelen in hun onderling verband. De complement;iriteit vanonderzoek naar externe en interne variabelen werd sterkbenadrukt. Het iiangeboden raamwerk bleek alvast eeninteressant uitgangspunt voor de ordening van verschillende types onderzoek.

  • Als de smalle weegbree bloeit (Opstellen over onderwijs en onderwijsbeleid)

    M. Santema

    Deze bundel bevat tweeëntwintig opstellen over onderwijsen onderwijsbeleid. Ze zijn ontleend aan toespraken, artikelen, nota's, memories van toelichting en redevoeringenin de tweede kamer. Bron en tijdstip van deze tijdsdocumenten zijn achterin het boek vermeld. Het geheel geefteen goed overzicht van, en inzicht in de achtergronden vanhet door de auteur als minister van onderwijs tussen 1973"78 gevoerde en voorgestane beleid. Deze bundel heeft nietde pretentie een wetenschappelijke verhandeling te zijn.De stijl is helder en vrij rechttoe rechtaan. Het boek ismede daardoor toegankelijk voor een breed publiek. Deschrijver komt over als een gedreven, vakbekwaam enallround politicus, die weet wat hij wil. Reeds in de op heteerste gezicht wat gezochte titel 'Als de smalle weegbreebloeit....' zitten de elementen strijdlust en intellectuelebeweeglijkheid ingebakken. Van Kemenade citeert hierzijn voorganger Van Veen, de huidige voorzitter van hetV.N.O., blz. 10. Na een viertal meer algemeen georiënteerde opstellen(Heel de mens; Onderwijs, een politieke opgave; Van gelijke kiuisen tot emancipatie; Onderwijs en samenleving)volgt 'Onderwijsstimulering en de mythe van de zelfontplooiing'. Het stimuleringsbeleid blijkt Van Kemenadenauw aan het hart te ga;ui, hetgeen ook op enkele tindereplaatsen in de bundel tot uiting komt. Het tweede gedeeltevan de titel van dit opstel slaat op het gedeelte waar deauteur Duyker fel bestrijdt. Een volgend opstel handeltover drie vormen van 'Demokratisering van het onderwijs'. In het kader van de externe demokratisering pleitV. K. vooralsnog nadrukkelijk voor verienging vim deleerplicht. Op blz. 74 wordt gewezen op een fundamenteleproblematiek die binnen zijn partij, de P.v.d.A., onvoldoende ge;uialyseerd is en welke leidt tot tweeslachtigheidin woord en beleid. Het betreft hier het gericht zijn openerzijds centrale ordening tot bescherming van de zwakken en anderzijds het meer recentelijk toegenomen accentop betrokkenheid en invloed 'iian de basis'. In opstel veertien 'Centraal of decentnuil' worstelt Van Kemenade duidelijk nogm;uils met deze problematiek. Gaat zijn voorkeur in wezen uit naar centrale ordening (vrij zw;uerandvoorwaarden om de zwjikken te beschermen) en heefthij de basis ten dele in het bijzonder nodig om de verouderde pacificatiestructuren te doorbreken, vcxiral de ietwat uitgeholde van de katholieke, w;uikele zuil? De interneen inhoudelijke demokratisering worden vooral toegespitstop het thema 'de school ;ian de ouders'. In het laatsteopstel 'Wie bestuurt de mammoettiinker?' waarin V. K.onder meer (wat bedroefd niuir het lijkt) nogmaals de aandacht richt op de hinge en moeizame weg van een pacificatiedemokratie niuireen participatiedemokratie, neemt de(mede)zeggenschap ook een centrale plaats in. Opvallendis, dat nu eindelijk toch wordt gekozen voor een S.E.R.achtige structuur als tussenstap.

  • Onderzoek naar effecten van sociale interactie op de cognitieve ontwikkeling van kinderen

    W. DOISE

    Het is onze bedoeling in een reeks van drie artikelenhet Nederlandse lezerspubiieit te informeren overhet onderzoek betreffende de sociale opbouw van deintelligentie, dat door W. Doise en zijn medewerkersvan het begin van de zeventigerjaren af in Genève opgang is gebracht en waaraan sinds enkele jaren wordtdeelgenomen vanuit de vakgroepen sociale psychologie en ontwikkelingspsychologie van de Katholieke Hogeschool te Tilburg.In dit artikel 'Onderzoek naar effecten van socialeinteractie op de cognitieve ontwikkeling vankinderen' worden de achtergrond en de voorlopigebevindingen van het onderzoeksproject, zoals zichdat in Genève heeft ontwikkeld, geschetst. Daarnawordt gerapporteerd over een tweetal in Tilburguitgevoerde experimenten, wtuirin dieper wordtingegaan op enkele aspecten van de probleemstelling. Het tweede artikel handelt over 'Sociocognitiefconflict en cognitieve ontwikkeling', het derdeartikel over 'Sociale markering en cognitieveontwikkeling'.

  • Onderwijsprogramma's gericht op de sociale ontwikkeling: een overzicht en een uitzicht

    J.R.M. GERRIS

    In dit artikel wordt ingegaan op de problematiek diesamenhangt met de tendens om in het onderwijsmeer aandacht te schenken aan onderwijsdoelstellingen op het gebied van de sociale ontwikkeling.Aan de hand van een descriptieve analyse van eenaantal onderwijsprogramma's die zich richten opaspecten van de sociale ontwikkeling worden devolgende probleemgebieden aan de orde gesteld:a) definities en juncties van dergelijke onderwijsprogramma'sb) conceptualisering en jimderingc) doelstellingend) uitvoering en implementatiee) evaluatieNaast een overzicht van en inzicht in een aantalondenvijsprogramnia's wordt in dit kader ookingegaan oj) de noodzaak van een bezinning op hetalgemene onderwijs en/of opvoedingsdoel, indienmen wil komen tot een verantwoorde beïnvloedingvan de sociale ontwikkeling. Dit resulteert in deessentiële vraag naar de belangrijkste onderwijsdoelstellingen op het gebied van de socialeontwikkeling die in de school zxmden moeten wordennagestreejd. Het betreft hier niet alleen het kleuterof basisonderwijs, maar ook het voortgezet onderwijs.Tenslotte worden enkele suggesties gedaan voorverder onderz.oeks en ontwikkelingswerk dat nodigis om te komen tot een adequate begeleiding van desociale ontwikkeling van het kind in het onderwijs.

  • Affectieve doelstellingen in het onderwijs: exploratie van een probleemgebied

    E.J.J. KREMERS

    In het onderwijs hebben doelstellingen waarbij het accent ligt op kennis en intellectuele vaardigheden traditioneel een centrale plaats ingenomen. Tijdens het huitste decennium is er echter ook eentoenemende belangstelling te constateren voordoelstellingen die betrekking hebben op wtmrden,houdingen, interessen, gevoelens en dergelijke vanleerlingen. In het eerste geval spreekt men ook welvan cognitieve en in het tweede geval van affectievedoelstellingen (Bloom, 1956; De Corte, 1973;Krathwohl, Bloom en Masia, 1964).

  • Filosofie van opvoeding en onderwijs. Recente ontwikkelingen binnen de wijsgerige pedagogiek.

    M. IJzendoorn van

    De struktuur van de bundel weerspiegelt Imelmans eigenaardige opvatting over de bestaande stromingen in de pedagogiek. De pedagogiek wordt doorgaans als een driestromenland beschouwd. Zo onderscheiden pedagogen als Klafki, Wulf, König, Reich, Lempeil, e.a. de geesteswetenschappelijke, de kritische, en de empirischanalytische richting. Imelman daarentegen beschouwt dekritische pedagogiek als een onderdeel van de geesteswetenschappelijke regio, en hij onderscheidt daarnaast nog deempirischanalytische en tiuilanalytische richtingen. Hijstelt in zijn inleiding tot de bundel nadmkkelijk dat hij dekritische pedagogiek beschouwt als een nieuwe loot aaneen oude stam, onder meer vanwege haar verwantschapmet het kritische karakter van de geesteswetenschappelijke richting en de direkte geesteswetenschappelijkeiifkomst van vele kritisch pedagogen. Klafki, Mollenhaueren Blankertz hebben bijv. bij Weniger gestudeerd. Tochlijkt dit een wat magere argumentatie te zijn voor een zoongewone en voor de opbouw van de bundel zo belangrijkeindeling, zeker als Miedema in zijn artikel in dezelfdebundel van de 'klassieke' indeling uitgaat, en dezeinkonsistentie door geen van de auteurs nader wordtbekommentarieerd (vgl. p. 6 met p. 249). De ncxxJzaak vaneen uitgebreidere diskussie over de afwijkende indelingvan Imelman dient zich des te nadrukkelijker aan omdat inandere artikelen in de hier besproken bundel de toch almagere argumentatie impliciet wordt ondergraven. Metname wordt op verschillende plaatsen het door Imelmangepostuleerde kritische karakter van de geestesweten