Vol 57 Nr 5 (1980)

Gepubliceerd: 1980-01-01

Artikel

  • Studievaardigheden voor de Basisschool: Leren omgaanmet teksten (I)

    W. KOK, C. BOONMAN, G. BEUKHOF

    In dit artikel wordt het theoretisch kader beschrevenvan het project STUBA (Studievaardigheden voorde Basisschool), dat zich richt op het verbeteren vanhet studiegedrag. Studeren, gedefinieerd als hetproces waarhij leerlingen zelfstandig informatieverwerx'en en venverken, wordt vanuit een cognitivistische benadering beschreven. Na een kort overzicht van de 'niveaus van informatieverwerking' ende structiuir van het lange termijn geheugen, wordtkort de 'theorie van het complexe leren' met betrekking tot tekstverwerking geschetst. Tekstverwerkingwordt vanuit een tweetal invalshoeken bestudeerd.Enerzijds de schematatheorie (Ausubel, 1963,1968;Norman, 1978; Rumelhart INornuin, 1978), die driemanieren onderscheidt waarop nieuwe informatiekan worden verwor\'en: 'accretion', 'restructuring'en 'tuning', anderzijds de 'propositie benadering',voortkomend uit de taalwetenschappen en gerichtop de tekst en tekststructuren (Kintsch, 1977'"^: VanDijk, 1977'"^). Aangetoond wordt dat beide benaderingen niet strijdig met elkaar zijn, maar veeleercomplementair.

  • Een exploratief onderwijsexperiment met aanvankelijke rekenopgaven bij 6 ä 8-jarige kinderen

    E. CORTE , L. VERSCHAFFEL

    In het voorgaande artikel (De Corte en Verschaffel,1980) werd verslag uitgebracht van een constate'■en'le, kwalitatiefpsychologische analyse van hetoplossen van aanvankelijke rekenopgaven bij 6 a«jarige leerlingen die traditioneel onderwijs gekreun hebben. In het onderhavige artikel wordt een«aarbij aansluitend exploratief construerend onderhoek gerapporteerd. We hebben immers gepoogdom op grond van de inzichten en ervaringen opge«aan tijdens het constaterend onderzoek, zelf actief^et oplossingsgedrag van een groep leerlingen teoeinvloeden, c.q. te bevorderen. Daarmee haddeneen drievoudig doel.^^er de mogelijkheid en de wenselijkheid om

  • Inhouden en achtergronden van de inservice-trainingscursussen in het GEON-project

    A.K. VRIES

    Terugblik: In het vorige artikel over opvoedkundigeen onderwijskundige dimensies van het GEONproject (Pedagogische Studiën 57 (3) 113124) kwamende volgende onderwerpen aan de orde: de openheidvan het Nederlandse Kleuterschoolcurriculum, hetverborgen curriculum, diagnostiserend onderwijsgeven, positieve discriminatie en geestelijke gezondheid.

  • Nationaal programma arbeidsmarktonderzoek: projectonderwijs-arbeidsmarkt

    M. Santema

    Naar aanleiding van een advies van de Raad voor hetWetenschapsbeleid zijn door de voormalige minister voorwetenschapsbeleid voor een aantal multidisciplinaire probleemgebieden Nationale Programma's van Onderzoekingesteld. In 1974 ging een Nationaal Programma Arbeidsmarktonderzoek van start. Een stuurgroep kreeg tottaak: het opstellen van het Nationaal Programma in hoofdlijnen' en het uitwerken daarvan in projecten. Het thansafgesloten project onderwijs en arbeidsmarkt past in ditkader. Het nationaal programma arbeidsmarktonderzoekloopt tot 1981. Het ligt in de lijn der verwachtingen, dat decoördinatie van het onderzoek op dit terrein op enigerleiwijze wordt voortgezet^. De diverse projecten zijn uitgemond in (voorzichtige) beleidsaanbevelingen en suggestiesvoor verder onderzoek. Het lijkt zaak, dat pedagogen enonderwijskundigen inspringen op het uit wetenschappelijkoogpunt belangwekkende, maatschappelijke relevantedeelthema onderwas en arbeidsmarkt. Vandaar met namedeze Kroniek. Met betrekking tot het thema onderwysarbeidsmarktloopt het (sociaalwetenschappelijk) onderzoek in ons landachter. Met name onze oosterburen hebben een voorsprong^. In dit blad werd daarop reeds eerder gewezen.(Enkele nieuwe onderzoekscentra in de Bondsrepubliek,Pedagogische Studiën, 1977 (54) 362365). Het onderhavige eindrapport en de conferentie 'Onderwijs, kwalifikatie, arbeidsmarkt'' leveren een belangrijke bijdrage tot eenwenselijke inhaalmanoeuvre.

  • Inleiding in de onderwijspsychologie

    H. Coonen

    Onderwijspsychologie is een vorm van toegepaste psychologie die tot taak heeft de systematische bestudering vanonderwijsleerprocessen en van de factoren die daarop vaninvloed zijn. Deze factoren kunnen worden opgesplitst intwee grote groepen: kenmerken van leerlingen enerzijds,en situationele factoren anderzijds. In dit werk wordt deleerling centraal gesteld. Zo wordt het gedrag van leerkrachten een 'omgevingsfactor'.De nadruk ligt duidelijk op de cognitieve aspecten vanonderwijs, op leren als kennisverwerking. Doel is een inleiding te brengen die kan gebruikt worden bij een opleiding tot onderwijskundige, en bij de lerarenopleiding.Daarnaast gaat grote aandacht naar het opstellen van spelregels voor onderwijspsychologisch onderzoek.In het eerste hoofdstuk wordt een algemeen kader geschetst. Terecht wordt beklemtoond dat voor het uitwerken van optimale onderwijsarrangementen niet alleenkennis van de leerstof nodig is, maar ook (vooral?) rekening moet gehouden worden met de wijze waarop de informatie door de leerling wordt verwerkt. In dat verbandworden dan enkele belangrijke aspecten besproken van deonderwijsleertheorieën van Ausubel, Gagné en Bloom.Tenslotte wordt ingegaan op de verschillende onderzoeksmethodes die in de onderwijspsychologie wordengebruikt. Men opteert duidelijk voor de ATImethode (AptitudeTreatment Interaction): conform het uitgangspuntdat de leerling centraal plaatst, wordt gesteld dat bestexpliciet kan worden gezocht naar interacties tussen geschiktheid en behandeling. Het tweede hoofdstuk, waar leerlingkenmerken aan deorde zijn. wordt dan ook consequent in ATIoptiek opgevat. Interindividuele verschillen in intelligentie, presUitiemotivatie en cognitieve stijl worden besproken in het lichtvan mogelijke interacties met specifieke onderwijsmethodes. Er wordt dus afgestapt van het zoeken niMir de idealemethode voor«//« leerlingen. In de plaats komt het differentiëren van onderwijsmethodes in functie van specifiekepsychologische karakteristieken van leerlingen.

  • Hoe speciaal wordt het buitengewoon onderwijs?

    J. RISPENS

    In het kader van de onderwijsinnovatie, zoals deze inde afgelopen jaren geleidelijk aan gestalte heeft gekregen, komt ook de vraag naar voren welke plaats entaak het buitengewoon onderwijs in de toekomst heeft.In deze bijdrage wordt allereerst nagegaan op welkeuitgangspunten de wens tot verandering van die positie van het buitengewoon onderwijs een wens die wein tal van landen aantreffen is gebaseerd. Betoogdwordt, dat naast de onderwijsinnovatie als zodanig, hetvooral de toenemende aandacht voor de maatschappelijke achtergronden van probleemgedrag is, die ertoeleidt dat gehandicapt zijn anders wordt gewaardeerd,met als consequentie: de eis een andere context teontwikkelen binnen welke het onderwijs aan deze kinderen plaats kan vinden. Centraal daarbij staat dan degedachte, dat die opvang zoveel mogelijk in het regulier onderwijs moet plaatsvinden.Vervolgens wordt ingegaan op de vraag hoe hetondenvijsbeleid in Nederland zich op dit punt heeftontwikkeld. Vastgesteld wordt, dat er in dit opzichtsprake is van 'tweesporighéd': men wil zowel deopvang van probleemleerlingen in regulier onderwijsoptimaliseren, alsook het buitengewoon onderwijs alsseparaat systeem zich laten ontwikkelen. Geconcludeerd wordt, dat deze beleidsvoornemens het gevaar inzich bergen, dat het bu.o. zich (opnieuw) geheel losVan het regulier onderwijs ontwikkelt.Deze constatering is tenslotte aanleiding enkele kritische aantekeningen te maken bij het innovatiebeleidZoals dat in ons land wordt gevoerd.

  • Studievaardigheden voor de Basisschool: Leren omgaanmet teksten (II)

    W. KOK, C. BEUKHOF

    Na de presentatie van een teksn'erwerkingsmodel,waarin de schematatheorie en de propositiebenadering geïntegreerd zijn (zie Pedagogische Studiën,1980 (57) 417^32), wordt in deze bijdrage verslaggedaan van een onderzoek naar de invloed van deSTUBA Studeerwijzer I op het opnemen en onthouden van informatie uit een tekst.

  • GEON: Ervaringen met en evaluatiegegevens over de programmaonderdelen

    A.K. VRIES

    Direct aansluitend op het artikel 'Inhouden en achtergronden van de inservicetrainingscursussen in hetGEONproject" Pedagogische Studiën, 1980 (57)worden hier ervaringsgegevens beschreven en vancommentaar voorzien van het werken met de atrsussen. Aan de orde komen: begeleiding; zelfstandig werken; buurtgezinschool; verwoorden van probleemgedrag; takenreeksen; voorspellen en reageren. Uitdeelnamegegevens van de leerkrachten blijkt datslechts een deel van het inservicetrainingspakket intensief gebruikt is. In de slotparagraaf wordt stilgestaanbij het kwalitatieve verschil tussen het veelgebruiktezelfstandig werken en de buurtgezinschool activiteiten enerzijds en het minder gebruikte overige deel vanhet projectaanbod anderzijds. Over het GEONproject wordt, o.a. in de vorm vanartikelen in Pedagogische Studiën, uitvoerig gerapporteerd omdat de resultaten van dit experimenteleproject opmerkelijk zijn, vergeleken niet de meestevan soortgelijke activeringsprogramma's in de Verenigde Staten en elders. Een plaatsbepaling werdgegeven in een artikel in Pedagogische Studiën (57(3) 1980) en een overzicht van de evaluatieaanpak inPedagogische Studiën (57 (4) 1980). In het artikeldat in oktober 1980 verscheen werden de implementatiedoelen van het GEONmiddelenpakket beschreven. Onderstaand artikel sluit bij het vorige aanmet een verslag van de bevindingen van het werkenmet onderdelen uit het middelenpakket. Als zodanigvullen beide artikelen elkaar aan. Het uitvoerig stilstaan bij het gebruikte programma leek noodzakelijkom buitenstaanders een beeld te geven van de activiteiten die ten behoeve van scholen in achterstandssituaties hebben plaatsgevonden, opdat men de uitkomsten van de summatieve evaluatie die in eenvolgend, afsluitend artikel gerapporteerd zullen worden, beter op hun betekenis en omvang kan schatten.

  • Het AERA-Congres 1980

    P. SPAN

    In het kader van de festiviteiten ter gelegenheid van het350jarig bestaan van Boston werd het jaarlijkse AERAcongres van 711 april in die stad gehouden. De omvangvan dit congres wordt nog steeds groter: er werden meerdan 3000 papers voorgelezen. Op grond van de positieveervaring van 1979 (Pedagogische Studiën, 1979, (56)409418) werd ook dit jaar besloten door een aantal Nederlandse en Belgische congresgangers een kroniek te doenverzorgen. Uiteraard zouden veel meer onderwerpen besproken kunnen worden dan in deze kroniek worden gerealiseerd; de NederlandsBelgische afvaardiging bestreekechter lang niet alle op het congres aan de orde komendeonderwerpen. Uiteindelijk is gekozen voor enkele thema'swaarvan vermoed kan worden dat de lezers van Pedagogische Studiën er belang in stellen en waarvan enkele ookreeds in vorige kronieken aan bod kwamen. Dit laatstekomt de continuïteit in de verslaggeving ten goede.

  • Symposium van de onderzoeksthemagroep 'Onderwijsleerprocessen' dd. 19 en 20 juni 1980

    G. Beukhof

    In het kader van programmering van onderwijsonderzoekworden activiteiten ondernomen om te komen tot de ontwikkeling van een onderzoeksthemagroep op het proefveld'Onderwijsleerprocessen''.Bij onderzoeksthemagroepen O.T.G.'s gaat heterom op werkniveau van de onderzoekers te komen totvormen van samenwerking, afstemming van projectactiviteiten, doordachte prioriteitsstelling en bevordering vandiscussies over de kwaliteit en de relevantie van het onderzoek. Het uiteindelijk doel van deze activiteiten is het leveren van een bijdrage aan de verbetering van onderzoeksopbrengsten en bevordering van kennisgroei^. De inhoudelijke bijdragen werden verzorgd door prof. dr.E. De Corte, Katholieke Universiteit te Leuven, België,prof. dr. J. J. Elshout, Instituut voor Cognitie Onderzoek,Universiteit van Amsterdam, prof. dr. L. F. W. de Klerk,Katholieke Hogeschool, Vakgroep Onderwijspsychologiete Tilburg en prof. dr. C. F. M. van Lieshout, VakgroepOntwikkelingspsychologie, Katholieke Universiteit te Nijmegen. Het geheel stond onder leiding van de coördinatorvan de O.T.G. 'Onderwijsleerprocessen', drs. G. Beukhof,Vakgroep Onderwijskunde, Rijksuniversiteit te Utrecht'.

  • Onderwijs aan banden

    C.E. Vervoort

    'Onderwijs aan banden' een verduidelijkende ondertitelzou dit boek niet misstaan hebben is de Nederlandsevertaling van een in 1974 verschenen boek van HelmutFend, waarvan de oorspronkelijke titel luidt 'Gesellschaftliche Bedingungen schulischer Sozialisation'. Dit boekvormt het eerste deel van de reeks 'Soziologie der Schule',in welke serie inmiddels nog drie andere delen verschenenzijn waarvan Fend óf de enige, óf medeauteur is. Bovendien verscheen kort geleden van zijn hand 'Theorie derSchule', een werk van 400 bladzijden, waarvan Fend zelfzegt dat het gezien moet worden als de samenvatting vantien jaar theoretische en empirische onderwijssociologische arbeid. Wat Fend daarover te melden heeft is ongetwijfeld demoeite waard, maar biedt na alle onderzoek op het gebiedvan de ongelijkheid van onderwijskansen en de stortvloedvan publikaties over de reproduktiefunctie van het onderwijs, die daarop is gevolgd, betrekkelijk weinig nieuws. DeNederiandse lezer, die op grond van wat op p. 36 wordttoegezegd een 'kritische uiteenzetting' verwacht over 'deexterne systeemvoorwaarden waaronder onderwijssystemen tegenwoordig functioneren' door de auteur aangeduid als 'de centrale opgave van deze studie' zal zichongetwyfeld bedolven voelen onder de vracht aan Duitscijfermateriaal, waarvan hem de relevantie in het kadervan de beloofde 'kritische uiteenzetting' niet altijd evenduidelijk zal zijn. Hij komt het beste aan zijn trekken in desamenvatting van dit hoofdstuk, 'problemen van een functionele analyse', die, in kort bestek, aangeeft wat de mogelijkheden en beperkingen van een fiinctionele analyse vanonderwijssystemen zijn.