Vol 53 Nr 1 (1976)
Artikel
-
Begrijpend lezen op de basisschool
Een van de doelstellingen van het project 'receptievetaalbeheersing' (S.V.O. project 0275) is het ontwikkelen van een theoretisch model van het procesvan het begrijpend lezen. Dit model zal het fundamentvormen van een leergang voor het begrijpend lezen inhet basisonderwijs. Beargumenteerd wordt waarom een dergelijkefundamentele benadering van het leren lezen noodzakelijk is. Er zijn redenen aan te wijzen waarommethoden, die zich beperken tot de analyse van zinnen,het herschrijven van teksten en het stellen van vragenbij teksten, de leerlingen onvoldoende oriënteren in deleestaak.
-
De keuze van moderne vreemde talen als examenvak onderde Mammoetwet
In het onderzoek is nagegaan welke faktoren verbandkouden met de keuze van moderne vreemde talen inde examenpakketten van AVOleerlingen. In eeneerste artikel wordt verslag uitgebracht van eenenquête onder alle dagscholen voor MAVO, HAVOen VWO in Nederland naar het aanbod aan examenvakken, de begeleiding van de leerlingen en depositievan de schooldekaan.
-
E.L.O.M. Toets voor het aanvankelijk technisch lezen
De naam E.L.O.M. betekent: 'Enschedese leestoetsvoor onderzoek naar de mechanische leesvaardigheid'. Er bestond reeds een 'klassikaal' afneembareleestoets voor onderzoek naar de mechanische leesvaardigheid: de K.A.L.O.M. (R.I.T.P. te Amsterdam en/of Cito te Arnhem). De K.A.L.O.M. isdestijds (1970) in de openbaarheid gebracht doorVan Calcar e.a.; tevens zijn door deze groep psychometrische gegevens t.a.v. deze toets verstrekt(uitgave R.LT.P. te Amsterdam en PedagogischCentrum te Enschede). In het volgende zal deK.A.L.O.M. een aantal keren ter sprake komen inrelatie tot de E.L.O.M. De term mechanische of technische leesvaardigheid wordt gehanteerd in het kader van het aanvankelijkleesonderwijs en wordt als zodanig onderscheidenvan de term begrijpend lezen. Met technische leesvaardigheid wordt het korrekt verklanken (Bruse.a., 1973, spreken van ontsleutelen) van geschrevenwoorden en zinnen bedoeld. Onder begrijpend lezenwordt verstaan, dat inhoud/informatie/bedoeling vervat in woorden en zinnen door degene die leest,begrepen wordt.
-
Curriculum Structure and Design
Onder curriculum verstaat de schrijver de geplandestructurering van de opvoedings en onderwijsidealenvan een school in overeenstemming met de psychologische behoeften van de leerlingen, de voorhanden zijndefaciliteiten en de culturele vereisten van de tijd waarinwe leven. Door de titel wil hij aangeven dat een niet gestructureerd curriculum een contradictio in terminis isen dat 'a curriculum without a basic design is a nonsense'(P. 12).
-
Het Project Vernieuwd Lager Onderwijs in België
Op 1 september 1973 startte het zogenaamde V.L.O.experiment in negen lagere scholen van het Vlaamseland. Onmiddellijk was de belangstelling in onderwijskringen, maar ook daarbuiten, gewekt. Groteverwachtingen werden gesteld. Immers, het was voorhet niveau van het lager onderwijs reeds sinds 1936geleden dat een veranderingspoging op grote schaalwerd ondernomen. Er verschenen in die periode tweebelangrijke nieuwe leerplannen: 'Leerplan en leidraad'voor de Rijkslagere scholen, 'Leerprogramma voor deKatholieke Lagere Scholen'. Toenmalige 'nieuwe"pedagogische kennis, didactische en methodischeprincipes (werkelijkheidsonderwijs, totaliteitsonderwijs, vertrekken van de interessesferen van hetkind,. ..) vormden het fundament van de vernieuwingwaaraan enthousiast gewerkt werd.
-
Oplossingsmethoden bij het rekenonderwijs in de basisschool
In dit artikel wordt verslag gedaan van een inventariserend onderzoek naar gehanteerde oplossingsmethoden bij het rekenonderwijs op de basisschool; hierbinnenwerd een inperking gemaakt tot de zgn. redaktieopgaven. In het onderzoek wordt aangesloten bij eenhypothese van Ph. Kohnstamm, waarin deze stelt datop de lagere school bij het rekenonderwijs voornamelijk gebruik gemaakt wordt van rekenkundige oplossingsmethoden bij het oplossen van redaktieopgaven; deze hebben in tegenstelling tot de inzichtelijkeoplossingsmethoden een zeer beperkt toepassingsgebied en zijn zeer konkreet van aard.Het onderzoek werd verricht onder 37 leerkrachtenvan de 6e klas van de basisschool op een gelijk aantalscholen. De onderzoeksresultaten vormen een bevestiging van de hypothese van Kohnstamm. Het onderzoek is gericht op een specifiek onderdeelvan het rekenonderwijs op de basisschool, nl. op deredaktieopgaven. Het is bekend dat onderwijzersgrote moeilijkheden ondervinden bij het aanlerenvan redaktieopgaven. Ph. Kohnstamm onderzochtin de jaren '30 reeds deze soort opgaven in de lagereschool in het kader van zijn denkpsychologischeonderzoekingen. ^^ Hij konstateerde eveneens dat deonderwijzers grote problemen hadden bij het aanleren van de opgaven. Kohnstamm zocht een verklaring voor de moeilijkheden in de aard van deaangeleerde oplossingsmethoden. Hij zocht in zijnwerk o.a. aansluiting bij Selz; volgens Selz bestaathet denken in het hanteren van oplossingsmethoden;het gaat erom zo efficiënt mogelijke oplossingsmethoden te vinden, die dan via onderwijs aangeleerd moeten worden (efficiënt betekent hier: meteen zo groot mogelijk toepassingsgebied). Kohnstamm was van mening dat in de lagere school oplossingsmethoden aangeleerd worden die juist eenzeer gering toepassingsgebied hebben; dit kwamvolgens hem doordat men in de lagere school eenzijdig de nadruk legde op konkrete oplossingsmethoden, i.p.v. de leerlingen hulpmiddelen ter beschikking te stellen, waarmee zij zich kunnen bevrijden van de overstelpende veelheid van aanschouwelijke gegevens. De leerlingen kregen een aantaloplossingsmethoden voorgedragen voor elk van degangbare typen sommen en moesten deze memoriseren. Omdat de z.g. 'rekenkundige' oplossingsmethoden een zo beperkt toepassingsgebied hebben,is het nodig een relatief groot aantal methoden aante leren; deze methoden zijn volgens Kohnstammonlogisch, inefficiënt en zijn veelal 'trucks'. Als hetbelangrijkste bezwaar tegen onderwijs in rekenkundige oplossingsmethoden noemt hij, dat zij, door deeenzijdige gerichtheid op het konkrete, het lerendenken afremmen. Hij stelt hier tegenover de z.g.'inzichtelijke' methoden (Lösungsmethoden, Selz).Als kenmerken van de inzichtelijke oplossingsmethoden noemt Kohnstamm, dat ze gebaseerd zijnop algemene regels, die op een groot aantal konkretegevallen van toepassing zijn, waarbij van de verschillen in aanschouwelijke situaties afgezien wordt; dezemethoden sluiten volgens Kohnstamm beter aan bijde denkontwikkeling van de leerlingen.
-
Toepasbaarheid van een computermanagedinstructiesysteem in geïntegreerde vormen van voortgezetonderwijs
Een belangrijk probleem in de realisatie van geïntegreerde vormen van voortgezet onderwijs is de internedifferentiatie, waarvoor werkvormen gevonden zullenmoeten worden. Nagegaan wordt aan de hand vaneen eenvoudig model van een gedifferentieerde onderwijsmethode of technologische middelen hierin behulpzaam kunnen zijn. Hieruit blijkt dat een computermanaged instructiesysteem toepassing zou kunnen vinden. Een experimenteel onderzoek hiervan zoukunnen worden opgezet in eenprojektmatige samenwerking, waarvan een korte omschrijving wordt gegeven.
-
Onderwijs aan (arbeiders-) kinderen
In de serie didactische analyse, bestemd voor studentenvan de pedagogische academies, is deze publicatie verschenen. De auteurs van dit geschrift zijn respectievelijkverbonden aan het Research Instituut voor de Toegepaste Psychologie aan de universiteit van Amsterdamen de lerarenopleiding 'D' Witte Leli' te Amsterdam. Indeze bijdrage worden op instructieve wijze diverse aspecten van vernieuwd taalonderwijs beschreven. Welke zijn nu de specifieke oorzaken van het achterop raken van kinderen op de basisschool die remmendzou werken op de ontwikkeling van de persoonlijkheid?
-
De keuze van moderne vreemde talen als eksamenvak onder de mammoetwet (II)
In een eerder gepubliceerde bijdrage over het SVOonderzoek naar 'de determinanten van de keuze vanmoderne vreemde talen als eksamenvakken opMAVO, HAVO en VWO^) is het aanbod van descholen aan eksamenvakken en aan begeleiding beschreven. Er werd vastgesteld, dat de scholen MAVO, HAVO en VWO hun leerlingen allerminst de vrije hand laten bij het samenstellen vaneksamenpakketten. In dit artikel wordt de keuzevan eksamenvakken belicht vanuit de leerlingen.Binnen het raamwerk van door de wet en door descholen geboden mogelijkheden staat de leerlingvoor de opgave een keuze van eksamenvakken temaken. Daarbij moet hij of zij laveren tussen deSkylla van een te sterke binding aan gerichtheid,kapaciteiten en belangstelling en de Charybdis vante weinig bewegingsvrijheid na het behalen van heteindeksamen. Dat een dergelijke keuze een grootstuurmanschap vraagt op een leeftijd van 1416 jaar,zal door de meeste lezers niet worden betwijfeld. Als pendant van de dataverzameling bij de scholenzijn ook de leerlingen benaderd met een enquête.In de vragenlijst, die klassikaal in één lesuur werdafgenomen, kwam een veelheid van onderwerpenaan bod zoals persoonsgegevens, samenstellingvakkenpakket, oordeel over eksamenvakken, attitudes t.a.v. de moderne vreemde talen. De respondenten waren ± 7500 leerlingen van rond 400scholen. Het betrof leerlingen uit de hoogste klassenvan MAVO3 (leerjaar 3), MAVO4 (leerjaar 4),HAVO neerjaar 4 en 5), HAVOafdelingen aanPedagogische Akademies (leerjaar 4 en 5), Atheneum (leerjaar 5 en 6) en Gymnasium (leerjaar 5en 6). De leerlingenenquête geeft een vrij gedetail
-
Karakteristieken van het Eindhovense computerondersteund onderwijssysteem
Aan de Technische Hogeschool Eindhoven is in deperiode van mei 1973 tot mei 1975 een geautomatiseerd systeem voor ondersteuning van geïndividualiseerd onderwijs ontwikkeld. Dergelijke systemenworden in het algemeen aangeduid met de naamComputer Managed Instruction (CMI), dit in tegenstelling tot z.g. Computer Assisted Instruction (CAI)of computer gestuurde onderwijssystemen (zie hetartikel van B. Camstra 'Computer Gestuurd Onderwijs: Onderzoek in Nederland'' in Pedagogische Studiën 1973,10. In een CAlsysteem krijgt elke leerlingindividueel onderwijs aan een computerterminal. Al hetinstruktiemateriaal is in de computer of randapparatuur opgeslagen. Het CAlsysteem toetst de voortgangvan de leerling en geeft hierover terugkoppeling aan deleerling, zoekt de gewenste volgende instruktieblokken, meestal op grond van de resultaten van de leerlingin de vorige blokken, houdt de gegevens van de leerlingen bij en verzorgt een of andere vorm van kursusevaluatie. In een CMIsysteem is geen instruktiemateriaal opgenomen. Een CMIsysteem verzorgt inhet algemeen dezelfde funkties als een CAlsysteem,de instruktie of studie vindt echter buiten het systeemplaats. De leerlingen worden getoetst over grotereblokken en op grond van de resultaten wordt de leerling verwezen naar studiemateriaal buiten het systeem
-
Een bijdrage tot de ontwikkeling van een differentiatiemodel voor het moedertaalonderwijs in de Sovjetunie
Dit artikel geeft een overzicht van het onderzoek vande Russische onderwijspsycholoog Èujkov op het gebied van de differentiatie in het moedertaalonderwijs.Èujkov heeft een methode ontwikkeld om het moedertaalonderwijs aan te passen aan de individuele verschillen tussen de leerlingen. Met behulp van het begrip 'leergeschiktheid' heeft hij trachten na te gaan inwelke opzichten de leerlingen qua leerstijl van elkaarverschillen. Met het oog hierop heeft hij de leergeschiktheid in een groot aantal componenten ingedeeld.Op basis van deze indeling onderscheidt hij verschillende typen leergeschiktheidsstructuren, waarbij hetonderwijs aangepast zou kunnen worden. Het artikel,dat gebaseerd is op een aantal publicaties van Èujkov,wordt besloten met een kritische beschouwing. Er is de laatste jaren een toenemende belangstellingontstaan voor gedifferentieerd onderwijs (vgl. o.a.De Koning 1973, 1974). DiflFerentiatie in het onderwijs veronderstelt echter, dat men weet in welke opzichten de leerlingen verschillen. Dit levert uiteraardde nodige moeilijkheden op. De Russische onderwijspsycholoog 2ujkov heeft voor dit probleem eenmogelijke oplossing gevonden, die in dit artikel uitvoerig besproken zal worden.
-
Het leesbaarheidsonderzoek
Van Hauwermeiren houdt zich reeds geruime tijd bezigmet het leesbaarheidsonderzoek. In 1963 publiceerde hijin 'Leuvense Bijdragen' hierover een uitgebreid artikel.In 1972 promoveerde hij te Leuven in de Letteren enWijsbegeerte op 'Het leesbaarheidsonderzoek, toepasselijkheid op het Nederlands'. Of een tekst begrijpelijk is, hangt niet alleen af van demoeilijkheidsgraad maar ook van de leesvaardigheidvan de lezer. Op grond daarvan stelt schrijver dat deleesbaarheidsmeting aan inzichtelijkheid wint als zebeoefend wordt tegen de achtergrond van wat de wetenschap over de leesvaardigheid heeft te zeggen.