Vol 53 Nr 3 (1976)
Artikel
-
Balans van tien jaar S.V.O.-werk
Mij is de mogelijkheid geboden om, bij mijn aftreden als directeursecretaris van de Stichting voorOnderzoek van het Onderwijs, een globale balansop te maken van het werk dat gedurende de eerste10jarige periode van haar bestaan (van einde 1965tot einde 1975) door de S.V.0. is verricht. De term 'balans opmaken' heb ik daarbij in watruimere zin geïnterpreteerd. Ik zal niet alleen spreken over wat de Stichting wel en niet heeft bereiktt.a.v. een aantal zaken waarmee zij bemoeienis heeft,maar daar ook een verklarende toelichting op geven.Tenslotte zal ik, naar de toekomst ziende, in eenkorte afsluitende beschouwing, enkele persoonlijkegedachten op een wat breder vlak formuleren overeen viertal belangrijke prioriteiten die, vanuit dedoelstelling van de S.V.0. gezien, de hoofdaandachtmoeten hebben bij de ontwikkeling en vernieuwingvan het Nederlands onderwijs, waarbij het onderzoek zo nauw betrokken is.
-
Praktijkgerichte kurrikulumontwikkeling
In de recente literatuur over kurrikidumontwikkelingkomt geleidelijk aan een stroming op gang die gekenmerkt wordt door de termen 'schulnahe' kurrikulumontwikkeling, 'praxisnahe' kurrikulumontwikkeling.Deze stroming zet zich af tegen de veelal technologische strategieën en modellen zoals die bekendheidhebben gekregen.In dit artikel wordt een bescheiden poging gedaangreep te krijgen op de complexe problematiek die deze'schulnahe' richting wil inslaan: verbinding van innovatief handelen met kurrikulumontwikkeling, waardoor her en bijscholing van leerkrachten, adviseringvan de praktijk en kurrikulumontwikkeling en onderzoek hand in hand gaan. Op grond van een beschrijving van het model derregionale pedagogische centra in W.Duitsland, hetaction researchmodel van de Bielefeldse Forschungsgruppe (Von Hentig) en het EBACprojekt van deFreiburger Arbeitsgruppe für Lehrplanforschung(FAL) in Zwitserland wordt getracht een karakterisering te geven van de 'praktijkgerichte' kurrikulumontwikkeling.
-
Milieu, slechthorendheid en taal
Uit tal van onderzoekingen komt naar voren dat hettaalgedrag van kinderen uit de lagere sociale milieusin een bepaald nadeel verkeert ten opzichte van datvan kinderen uit de hogere sociale milieus. Onderhavigonderzoek houdt zich bezig met de vraag of dit verschijnsel zich ook voordoet bij slechthorende kinderen.Er werden 96 slechthorende kinderen van vier tot enmet zes jaar onderzocht. Voor onderzoek van hettaalgedrag werd gebruik gemaakt van de UTA NT.De indeling der milieus vond plaats volgens die vanKohnstamm c.s. Als variabelen werden ingevoerdnonverbale intelligentie (S.O.N.I.Q.) en mate vanslechthorendheid (FletcherIndex). Als hoofdkonklusie komt naar voren dat de invloed van de mate vangehoorverlies op de taalachterstand het grootst is.De relatie tussen S.O.N.I.Q., milieu en taalgedragblijkt complex te zijn. In de afgelopen tien ä vijftien jaar is er bij normaaliiorende kinderen veel onderzoek verricht naar derelatie tussen milieu en taal. In tal van publikaties,ook in Nederland (b.v. Van Calcar, Kohnstamm,Reesink, De Vries) komt naar voren dat het taalgedrag van kinderen uit de lagere sociale milieus(l.m.kinderen) in een bepaald nadeel zou verkerenten opzichte van dat van kinderen uit de hogeresociale milieus (h.m.kinderen).
-
Spelling van de werkwoordsvormen
Aangetoond werd dat er ook nu nog sprake is vaneen tragedie m.b.t. de spelling van de werkwoordsvormen. Op grond van een inhoudelijke analyse enop grond van de leerpsychologie van Garperin werdgeprobeerd een instruktieprogramma op te stellen,waarbij als doelstelling werd geformuleerd dat 90%van de leerlingen, welke instruktie kregen volgens hetopgestelde programma, minimaal 90% van de werkwoordsvormen voorkomend in een toetsdiktee correctmoest kunnen schrijven. Regelmatige evaluatiesdienden om na te gaan in hoeverre de leerlingen debehandelde stof beheersten. Bleek de beheersing nogonvoldoende, dan werd een extra stap ingevoegd. Naajloop van het programma wees de 'performanceassessment' uit, dat het gestelde doel na maandwerd bereikt. Uit de afname van een toetsdiktee in de drie hoogsteklassen van twee basisscholen en in de brugklassenvan het leao, mavo, havo en vwo bleek, dat ooknu nog sprake is van de Tragedie der werkwoordsvormen' (Van der Velde, 1956). De term 'tragedie'duidt er dan op, dat de resultaten van het huidigespellingsonderwijs geenszins in overeenstemmingzijn met de tijd en energie welke aan deze leerstofbesteed worden. In het kader van een M.O.bscriptie is getracht om in de recente onderwijskundige en leerpsychologische literatuur een aantalbouwstenen te vinden, die als basis kunnen dienenvoor een onderwijskundige oplossing, welke eeneinde kan maken aan de tragedie.
-
Evaluatie van het onderwijs op de Sovjetscholen
Eind november 1975 verscheen in het Russische Lerarenblad een ontwerp van een schema van richtlijnen enkriteria waarmee de kwaliteit van het onderwijs op elkeschool beoordeeld zou moeten worden. Ze werden opgesteld door de sector 'Schoolmanagement' van hetInstituut van Algemene Pedagogiek, dat deel uitmaaktvan de Academie van Pedagogische Wetenschappen(APN) in Moskou.Momenteel vormt de verwezenlijking van de richtlijnen van het vorige partijcongres, nl. de invoering vanalgemeen voortgezet onderwijs voor elke sovjetburger,de prioriteit van het onderwijsbeleid. Maar hoewel menin kwantitatieve zin grote successen heeft geboekt, ismen minder tevreden met de onderwijskwaliteit. HetLerarenblad noemt bijv. de volgende lacunes:a. de aandacht richt zich teveel op kwantitatieve gegevens (percentage van geslaagden enz.);b. er wordt onvoldoende aandacht besteed aan dc specifieke randvoorwaarden van elke school;c. de gebruikte didactische methoden kunnen in onvoldoende mate bouwen op een grondige analyse van hetonderwijs/leerproces;d. men heeft nog onvoldoende studie gemaakt van hetbereikte onderwijsniveau bij de leerlingen.De sector 'schoolmanagement' stelt dan ook voor omhet onderzoek in de volgende deelgebieden te intensiveren.
-
Een Strategie voor Cuniculum Development in het secundair onderwijs
Dit boek bevat een voortgezet verslag over een experiment met het opstellen van een curriculum voor eenafdeling 'menswetenschappen', dat 17 Katholieke Normaalscholen in België op 1 september 1968 begonnen.De 2 voorafgaande interimrapporten zijn besproken inPed. Stud. 52 (1975), 186. In deze bespreking werd hetnagestreefde doel met enig scepticisme bekeken, omdatbij de betrekkelijk jonge leerlingen (1618 jaar) een zohóóg niveau van instelling en aanpak van problemenwordt beoogd. Uit dit rapport blijkt nu echter, dat erresultaten werden bereikt, die zonder meer als heel waardevol moeten worden beschouwd. In de eerste plaatswordt genoemd de verandering in de mentaliteit van dedeelnemende leraren, die hun vak gingen zien als eenmiddel bij de vorming van hun leerlingen, dienstbaaraan het nastreven van bepaalde effecten bij hen en nietalléén als een waarde op zich zelf, die als zodanig aande kinderen moet worden meegegeven. Dienst aan dealgemene doelstellingen van de afdeling kwam in deplaats van het alleen maar autonoom brengen van heteigen vak. Daardoor kon dit ook overtuigender wordengebracht, omdat de leraar de leerling de zin van zijnactiviteit duidelijk kon maken. Vervolgens, dat eenbewust nastreven van nauwkeurig bepaalde doeleindenook de behoefte aan evaluatie van het bereikte meebrengt en als gevolg van de uitkomsten daarvan begripvoor en de drang naar het beproeven van verschillendeleersituaties. Het leraarschap krijgt daardoor een verbrede inhoud; de sleur van vele jaren achtereen ongeveerdezelfde lessen geven wordt zo onmogelijk gemaakt.Ook de vereiste samenwerking met de collega's voegter een nieuwe dimensie aan toe, die de contacten rijkeraan inhoud en de arbeid boeiender maakt. Wat de leerlingen betreft: bij deze constateerde men een toegenomen motivatie. Het tweede deel van dit boek, voorbeelden van uitgewerkte delen van het curriculum, is evenzeer uiterstbelangrijk. Deze delen, als voorlopig en steeds te verbeteren gepresenteerd, worden documentatieeenhedengenoemd en gaan over een bepaald thema of probleem.Het gaat er daarbij steeds om de algemene doelstellingenvan de afdeling menswetenschappen te realiseren. Endat moet zo goed mogelijk gebeuren door de nu eenmaalvoorgeschreven vakken. Welke leersituaties en welkeinhouden dienen dan te worden gekozen? Hoe kan ment.z.t. evalueren of de doelstellingen zijn bereikt of althansbenaderd? Nadat dit in grote lijnen voor een vak is vastgesteld moet voor een les of een groep van lessen eenprogram worden uitgewerkt. Zo'n program wordt eendocumentatieeenheid genoemd. De structuur daarvanis steeds dezelfde: a. doelstellingen; b. leerervaringen(leersituaties en leerinhouden); c. evaluatie; d. bronnenopgave. Een zestal documentatieeenheden is opgenomen. Er zijn er echter meer; deze staan ter beschikkingvoor belangstellenden. Enkele voorbeelden: voor aarrijkskunde 'een landbouwgebied in België'; voor biologie 'mendelisme'; voor moedertaal 'zakelijke teksten';voor psychologische vraagstukken 'intelligentie'; voormoderne technieken 'diamontage'. Om van het laatstevoorbeeld iets meer mee te delen: het gaat er hier, ondermeer, om, een, zo mogelijk eigen, verhaal om te zettenin beeldentaal, eventueel met ondersteuning van geluid.Verder, dat dit in groepsverband wordt gedaan en datdoor kritische beschouwing van de behandeling vaneen zelfde onderwerp door verschillende groepen duide
-
De onderwijzersopleiding:een (leerplan) ontwikkelingsgebied
Het jaarverslag over 1974 van de inspektie opleidingsscholen voor onderwijzers blijkt een bron van aangrijpingspunten voor een reaktie van binnen uit.Het is de reaktie van een P.A. vakdidaktikus (wiskunde), die als leerplanontwikkelaar in de gelegenheid is om af en toe wat meer afstand te nemen van dedagelijkse beslommeringen van het klassewerk. Ervaringen met het ontwikkelen van een vakdidaktischschoolwerkplan in de pedagogische akademie (P.A.)te Gorinchem geven in deze reaktie veelal de eksemplarische vulling van algemene ideeën. Alle (aangrijpings)punten worden behandeld in het perspektiefvan een verbetering van de onderwijzersopleiding.Voordat de P.A.KLOS (Kleuterleidsters Opleidingsschool) integratie wezenlijk de aandacht zalopeisen, moeten de gesprekspartners een duidelijkbeeld van en een bewuste visie op hun eigen opleidinghebben. Wat betreft de P.A. ontbreekt daar nogal wataan.
-
Een analyse naar de mogelijkheid van een algoritmisch oplossingsschema voor de spelling van de werkwoordsvormen
Om de theorie van GaVperin optimaal te kunnentoepassen bij de konstruktie van een kursus over despelling van de werkwoordsvormen is het gewenstdat men via een eenduidige stapsgewijze proceduretot de korrekte spelling van welke werkwoordsvormdan ook kan komen. Alleen onder deze voorwaardeis het mogelijk om de leerlingen een volledige oriënteringsbasis te verschaffen waardoor de mentalehandeling die leidt tot het korrekt schrijven van eenwerkwoordsvorm optimaal geleerd kan worden. Er wordt gewerkt volgens de strategie van Kooreman en Donders (De LiObenadering, 'Leerdoel,Leerinhouden, Leerfasenplan, Leerplan, Onderwijsplan). Dit houdt o.a. in dat eerst de aard van degewenste eindhandelingsstruktuur geanalyseerd wordt(Leerdoel) en vervolgens de Leerinhouden die vereistzijn om deze eindhandelingsstruktuur te kunnen leren.
-
Individuele Studie Systemen
Geleidelijk aan beginnen in het wetenschappelijkonderwijs de Individuele Studie Systemen terreinte winnen. Steeds meer docenten presenteren hunonderwijs als een ISS. Evaluatiegegevens van verschillende ISSkursussen wijzen er op dat dit onderwijs efficiënter en effektiever verloopt dan in hetgangbare onderwijssysteem. De positieve resultatenzijn te danken aan het toepassen van een aantalonderwijskundige principes, waaronder 'masterylearning' en regelmatige terugkoppeling. Voor hetrealiseren is het van belang dat de leerstof overzichtelijk en hiërarchisch geordend wordt en dat erobjektieve toetsprocedures beschikbaar zijn.
-
Opvoeding voor het leven
Een pleidooi en een handleiding voor vormen van zelfwerkzaamheid, uit te voeren door 613jarigen d.m.v.projectwerk binnen de school, opdat ze méér dan schoolse kennis opdoen.Uitgaande van de stelling dat het vervullen van verschillende sociale rollen evengoed in het basisonderwijsen de brugklas thuishoort als de inleiding in disciplines,toont de auteur op basis van praktijkervaringen aandat dit en hoe dit mogelijk blijkt. Hij hanteert daarbijeen model voor een handelingsstrategie bestaande uitvier fasen: t/oelen vaststellen, /jlannen maken, plannenwitvoeren en de verworven ervaringen gebruiken omweer nieuwe plannen te ontwikkelen (D.P.U.O.strategie).