Vol 46 Nr 3 (1969)

Gepubliceerd: 1969-01-01

Artikel

  • de vliegende hollander in de mist De „leraarsopleiding" aan de universiteit (en elders)

    J. KONING

    J. KONINGj de C.O.L. (Commissie Opleiding Leraren) onder leiding van Dr.oni • stadig voortwerkt aan de programmering van de leraarshee buiten en binnenuniversitaire „m.o.opleidingen"/st er nog steeds grote onzekerheid over de leraarsbpleiding aan dejjjversiteiten en hogescholen.len ^^^^ constateren, dat universiteiten en hogeschoSeze^^^ opleiding tot het beroep van leraar bij het voortvoor' bieden.

  • KLASSEOBSERVATIE DOOR KLEINE GROEPEN STUDENTEN ALS ONDERDEEL VAN DE LERAARSOPLEIDING

    M.A. BUTER-LEZER, W.1. MOLEMAN

    Leraarsopleiding voor leraarsopleidingen (INSLO) bleek een groot tekort aan concrete beschrijvingen van nieuwe ontwikkelingen. Onderstaand artikel is een verslag van een experiment binnen het kader van het PedagogischDidactisch Instituut, afdeling Leraarsopleiding, van de Universiteit van Amsterdam.

  • DE WERKCOLLEGES LERAARSOPLEIDING VAN DEUNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

    W.J. Moleman

    Zo nu en dan kan men in studentenkringen en zelfs onder leraren destelling horen verkondigen dat een opleiding tot het beroep van leraargeen zin heeft. Je bent leraar; wordt het nooit. Als je je vak (een gro^®hoeveelheid feitenkennis) tenminste beheerst. Ik heb de indruk, dat deze opvatting samenhangt met een verouderdbegrip van leiding geven. De leider is iemand, die door goddelijke g^"nade geroepen is de clan, de gouw of grotere sociale groeperingen t^dirigeren naar doelen, die hem geopenbaard zijn.In onze tijd zijn echter andere vormen van leidinggeven ontstaan.Een kenmerk van deze moderne vormen, zoals pedagogisch leiderschap, funktioneel leiderschap en gedeeld leiderschap, is dat de nieiiselijke vermogens waardoor deze vormen in groepen tot uiting kunnenkomen tot op zekere hoogte geschoold kunnen worden.

  • DE CLOSED CIRCUIT TELEVISIE TEN DIENSTE VAN DE OPLEIDING VAN ONDERWIJZERS EN LERAREN

    R. TURKSMA

    De komst van de televisie in de rij van de audiovisuele hulpmiddelen op school IS door sommige enthousiaste voorstanders van dit medium eens vergeleken met een Copernicaanse omwenteling, die de toej, van de boekdrukkunst nog in de schaduw zou stellen. Het isvan ^ decennia geleden dat de t.v. ten dienste van het onderwijs

  • ENKELE GEDACHTEN OVER EEN „IDEALE LERAARSOPLEIDING"

    E.G. HESSING

    Reeds enige keren, en wel vanaf dec. 1968, hebben er interiuiiversitai''®bijeenkomsten plaats gehad met het doel de problemen van de ^^^^^^^opleiding te bespreken. Hieraan wordt deelgenomen doorvan de leraarsopleidingen van Amsterdam (V.U. en G.U.), van ^^^^^ningen (R.U.), van Utrecht (R.U.) en van Wageningen (L.H.). D®nemers hebben zich verenigd in de Interuniversitaire Werkgroepraarsopleiding i.Getracht wordt een gemeenschappelijk concept te vinden vandeelproblemen behandeld kunnen en zullen worden door de bovnoemde groep. jg

  • Een naïeve overpeinzing over een her-institutionalisering van „de" universiteit, resp. „het hoger onderwijs.'

    M.J. LANOEVELD

  • PEDAGOGIESE KATEGORIEE: VERANTWOORDING

    W.A. Landman

    Pedagoog as wetenskapper begin deur 'n noukeurige ondersoek^^n die opvoedingswerklikheid self in plaas van 'n ondersoek en herondersoek van wat reeds oor dié werklikheid bespiegel is: i die fenome"oloog bespiegel nie. Die laat wees van die werklikheid sêlf, ook in peßogiese opset soos dit werklik essensieel is, veronderstel dan ook 'nonttrekking van alle onverskilligheid teenoor die werklikheid, ook van® ciesinnigheid, toevalligheid en oppervlakkigheid. Sodanige onttrek8 verg 'n oopstel vir wat is in aktiewe ontvanklikheid. Indien die Weskapper begin deur opinieopdringing aan die werklikheid (subjek^ ^isme), is hy daardeur onvry om die werklikheid te laat verskyn sooskerklik is: hy kan nie dit wat onties ervaar word, ontologies been uitlê nie. Anders gestel: Hy sal nie by magte wees om 'nmeneutika van die ontisiteit mensweesinopvoedingsituasie, te geedit wil sê hy kan nie kom tot 'n wesensbeskrywing as ontdekking,j^Sryping en interpretasie van die grond^Vi wat skuilgaan in die diaog van die nievolwasse mens nie. Terselfdertyd laat hy ook nie die""klikheid vry om hom te toon soos hy homself laat sien nie. Soda^ ^etenskapper is dan ook nie in staat tot 'n ware objektiwiteit, syn" belangelose, vooroordeelsvrye strewe na intersubjektief geldigenie 3 ßebonde aan die werklikheid en in ooreenstemming daarmeeVan ^^i'^'^tiwiteit as rcjlektcrende denke gesuiwer

  • ENIGE OPMERKINGEN OVER DE VERHOUDING VAN PEDAGOGIEK EN WIJSBEGEERTE

    H.J. LINDEN der

    In het hiervolgende zal met wijsbegeerte voornamelijk filosofische antropologie bedoeld worden.I) Allereerst zullen we te rade gaan bij die denkers die zich vooralhebben beziggehouden met het grondslagenonderzoek der sociale wetenschappen, n.1. MerleauPonty en Husserl. Volgens MerleauPonty zijn wijsbegeerte en wetenschap noodzakelijkWederzijds op elkaar betrokken.Dat betekent dat het wetenschappelijk denken wijsgerige consequenties heeft, ja zelfs bevat elk wetenschappelijk denken een impliciete filo„Hij gaat zelfs zo ver, dat naar zijn mening de wijsbegeerte opatente wijze reeds in de wetenschappen aanwezig is en moet zijn. Daneeft de wijsbegeerte tot taak de impliciete wijsgerige visies die zich^oordoen in het wetenschappelijk leven te thematiseren." (Kwant p.

  • MICRO-, MESO- EN MACRODIDACTIEK

    W.F. Brandenburg

    Doel en opzet van dit artikel is te pogen bij te dragen de didactiek gestalte te geven. Gestalte in de betekenis, waarin dit woord in de Gestaltpsychologie gebezigd wordt.Een gestalte is een totaliteit, waarvan de delen hun zin en betekenisaan deze totaliteit ontlenen, terwijl de verbondenheid van elk deel metde andere delen kenmerkend is.Onder didactiek verstaan we hier voorlopig de wetenschap, die zichbezig houdt met de bestudering van gedragswijzen van leraar en leerlingen uit een schoolklasse in en om het schoollokaal, welke gerichtzijn op het bereiken van een leereffect bij de leerlingen. Het gaat derhalve om de totaliteit van het lesgeven door de leraar aaneen schoolklasse, welke het leren door de leerlingen tot effect heeft.Dit beperkt zich niet tot het gebeuren in het schoollokaal, want ookhet uitvoeren van huiswerktaken door de leerlingen en het preparerenvan de les door de leraar, alsmede de correctie van de proefwerken e"de beoordeling der leerprestaties zijn hierin betrokken. Bovendien 'Shet lesgeven niet los te denken van de te gebruiken leermiddelen, z"'als bv. het leerboek enerzijds en het schoolbord anderzijds. *

  • PROBLEMEN IN VERBAND MET HET VOORSPELLEN EN HET TOETSEN VAN DE BEROEPSBEKWAAMHEID VAN DE LERAAR

    M. BLOMMAERT

    Leraars opvoedkunde van aspirantleerkrachten, professoren, schoolhoofden en inspecteurs moeten op grond van één of enkele bijgewoonde lessen soms de beroepsbekwaamheid van een lesgever beoordelenBij eventuele selectie van kandidaatkwekelingen, tijdens hun opleidingen in de beroepspraktijk gaat men op allerlei wijzen tewerk bij ^^waardering van die geschiktheid.Zijn deze appreciaties steeds adequaat? Kan grondige bezinninghierover soms gepast zijn, in het bijzonder ook door onderwijsorg®'nisatoren en verantwoordelijken, die beslissingen dienen te neme^tot hervorming van de opleiding van de leraar, van zijn „inservice tra'ning" en van zijn promotiemogelijkheden?

  • EEN SANDWICHMODEL ALS BASIS VOOR DE OPBOUW VAN ONDERWIJSSYSTEMEN

    E.M. BUTER

    De behoefte aan uitgebalanceerde informaties of richtlijnen die relevantzijn voor beslissingen over onderwijzen is groot. In de leraarsopleiding worden we daarmee voortdurend geconfro"'teerd. Aanstaande docenten en cursisten onderwijstechnologie wUl®®vooral beschikken over gegevens die direct van belang zijn voor hu^eigen, toekomstige, onderwijspraktijk. Zij willen een betrouwbare b^s'Svoor de beslissingen die zij eventueel zullen moeten nemen — hetzij i®het klein — hetzij in het groot.

  • Boekbeoordelingen

    J. Grandia

    In het voorwoord van deze studie wordt ondermeer vermeld dat het onderzoek, waarover verslag wordt gedaan, tot doel heeft meer concrete gevens te verschaffen over de verstandelijke begaafdheid van deBelgië, vooral met betrekking tot de sociale klassen waartoe die jeug ^^^hoort. Voorts wordt voorspeld dat van de 10 procent meestbegaafdegische kinderen het grootste deel afkomstig is uit de klasse van de gesc ^^^de en ongeschoolde arbeiders. Het onderwijsbeleid moet derhalvericht op het uitbreiden van het hoger onderwijs tot alle volksklassen. ^^der pleit Nuttin voor een meer actieve en doelmatige zorg voomeestbegaafden, ongeacht hun sociale afkomst. Zijns inziens ^or'^'^^^j^jjoalleen de maatschappij in haar geheel, maar ook het relatievevan minderbedeelden ten zeerste gediend door de vooruitgang vanschap en techniek, die onder andere afhankelijk is van de maontwikkelingscondities die men voor de kleine groep der meestbegweet te scheppen.

  • VERMAATSCHAPPELIJKING VAN HET ONDERWIJS.

    J.H.N. GRANDIA

    De dato 19 juni 1969 hebben de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen een discussienota over „DemocratiseriflSvan het Onderwijs" aangeboden. In het woord vooraf wordt medegC'deeld dat deze studie haar ontstaan dankt aan de behoefte van een s^'menvattend overzicht van de stand van zaken bij en de meningen ovefde democratisering van het onderwijs en de conclusies die daaruit voofhet beleid getrokken kunnen worden. Voorts wordt de verwachtiDêuitgesproken dat deze publikatie zal bijdragen tot de discussie engrotere helderheid en eensgezindheid over wat er nu moet gebeuren.

  • ENKELE OPMERKINGEN OMTRENT DE PROBLEMATIEK RONDOM HET ZITTENBLIJVEN

    A.V. HAENEN

    Twintig jaar geleden zei Kohnstamm dat men in ons onderwijs te weinig let op de verschillen tussen de kinderen in rijpheid, ritme enz. „Een consequentie van deze gebreken is ons zittenblijverssteis 'dat buitenlandse bezoekers, speciaal van Amerikaanse en Engelse ziJ 'met de grootste verwondering vervult" (1950, p. 9). Kohnstamm «t®^hier reeds duidelijk de school verantwoordelijk voor de ingrijpt®maatregel van het zbl. (zittenblijven). Olson zou het later andersmuieren: „If a slowly growing child fails to achieve a certaln ^tation, someone may wish to call him a failure, but it should bs'^that this is administratively defined failure not child failure" "

  • DE URENTABEL ALS REM OP DE VERNIEUWING IN HETVOORTGEZET ONDERWIJS

    D. Brink der van

    Het in vakken gesplitst onderwijs is voortgekomen uit de behoef®aan een logischsystematische verdeling van de leerstof. Ook op de ba'sisschool handhaaft men nog grotendeels dit principe, maar de vakke^zijn daar in handen van één onderwijzer en het systeem kan daaronisoepeler gehanteerd of zelfs geheel doorbroken worden. Om dczelfd®reden ondervinden de vernieuwingen op de basisschool relatief mind®'^weerstand. De eis dat een onderwijzer zich op de minuut af aan d®voorgeschreven lesrooster moet houden krijgt allengs een betekenis d'®minder doet denken aan de traditionele verdeling in vakken.

  • Boekbeoordelingen

    J. Wijlaars

    „Vóór het kind kan leren lezen, moet het reeds veel ervaring hebben opgedaan en zichzelf veel geleerd hebben. Het moet van jongsaf plaatje^hebben bekeken en geleerd hebben te benoemen wat erop afgebeeldstond", zo stelt de auteur in de toelichting. Het is dan ook de bedoelingvan deze platenboekjes de kleuter een gebeurtenis te laten meebelevendoor middel van opeenvolgende platen, die in onderling verband staanBij de opzet van de platen is men uitgegaan van de ervaringen, die prak'tisch elke kleuter in onze samenleving kent. De onderwerpen luiden: Ee^morgen thuis (deel 1) Boodschappen doen (deel 2) Naar de dokter (de^'3) Sinterklaas (deel 4). Een groepje kinderen praat over de plaatjesstelt er vragen over. Het meebeleven van de ervaringen van de hoofdpersonen in deze verhalen verrijkt de opvattingen van de kleuter over he'gezin, het spel, het werk en tevens krijgen ze hierdoor een houvast voofhet eigen gedragspatroon. Het is duidelijk dat het hier op de eerste pla^'®gaat om het interpreteren van ervaringen en niet om waarnemingsoef^'ningen. Als we deze boekjes „voorbereidend lezen" willen noemen, i^]len we daarbij dus eerst moeten denken aan voorbereiding op hetpende lezen. Immers door het stellen van goede vragen door de Icerkracnen het stimuleren tot het stellen van vragen door de kleuter, het vcrtcl'^"^benoemen en vergelijken ontstaat een complex van activiteiten d^'kleuters relaties doet ontdekken. Hierdoor zal de kleuter in staatgesteld zijn plaats in zijn eigen wereld, zijn „eigen leventje" te vinden. ^losse platen kunnen dienen als centrum voor verzamelingen van vo ^werpen of plaatjes. Bovendien kunnen van de losse platen puzzels worgemaakt. In de toelichting is tenslotte een overzichtelijk geheel van suSgesties voor de gesprekken (per plaat) en voor de diverse activiteiten ^genomen. Het zal de kleuterieidster kunnen helpen zeer doelgericht tete gaan met dit nieuwe materiaal. De uitvoering van de boekjes isnisch goed verzorgd; overdaad en franje zijn doelbewust vermeden,der doorwerkend op de gedachte die aan dit materiaal ten grondslagzou het mogelijk moeten zijn een volgende, moeilijker serie te ontwerpmet andere aspecten uiteraard, speciaal bedoeld voor de spcellecrkias.Rotterdam j. M. vviJl'^^