Vol 92 Nr 4 (2015)

Gepubliceerd: 2015-01-01

Artikel

  • Achtergronden van taalachterstanden bij jonge kinderen in Oost-Groningen

    B.G. Poolman, A.E.M.G. Minnaert, P.P.M. Leseman, J.M. Doornenbal

    Oost-Groningen is een gebied met traditioneel veel leerlingen met taalachterstanden. Recent reviewonderzoek heeft dat nog eens bevestigd. Inmiddels is veel bekend over de achtergronden van taalachterstanden. Desondanks stagneert de achterstandsbestrijding in deze regio. In deze bijdrage wordt getracht na te gaan op welke manier achtergrondkenmerken van ouders uit Oost-Groningen, hun verwachtingen van hun kinderen, hun opvattingen ten aanzien van onderwijs en aspecten van informele educatie een verklaring vormen voor de taalontwikkeling van 4-jarige kinderen in groep 1. Uit toetsing van het gepresenteerde theoretische model met LISREL blijkt dat opvattingen en verwachtingen van ouders in Oost-Groningen substantieel mediëren tussen achtergrondkenmerken van ouders en de taalontwikkeling, ook als gecontroleerd wordt intelligentie en verbaal geheugen van de kinderen. Ook mediëren opvattingen en verwachtingen tussen de achtergrondkenmerken en aspecten van informele educatie. Informele educatie medieert echter niet tussen de achtergrondkenmerken en taalontwikkeling. Het belang van informatieve geletterdheid van ouders en van opvattingen en verwachtingen wordt besproken. Het feit dat opvattingen en verwachtingen als leefstijlkenmerk doorwerken in de proximale processen, maar tevens verankerd zijn in de culturele leefstijl van ouders weerspiegelt de complexiteit van het vraagstuk.

  • De relatie tussen kunsteducatie en studieresultaten in relatie tot de SES-achtergrond van leerlingen en de SES-compositie van scholen

    D. Vanherwegen, J. Vlegels, O. Agirdag, M. Houtte , J. Lievens

    Vertrekkend vanuit de theoretische modellen van sociale reproductie en culturele mobiliteit gaan we in op de relatie tussen sociale achtergrond, het volgen van buitenschoolse kunsteducatie (BKE) en studieprestaties. We maken gebruik van gegevens verzameld bij 2845 leerlingen uit het vijfde en zesde leerjaar van het lager onderwijs in 68 Vlaamse scholen. Op basis van multilevel regressie analyse tonen de resultaten aan dat deelname aan BKE positief gelieerd is aan de SES-achtergrond van de leerling en de SES-compositie van de school. We vinden echter geen aanwijzingen dat een hogere SES-compositie van de school versterkend of compenserend kan werken voor ongelijkheden in BKE-deelname gerelateerd aan sociale klasse. Vervolgens geven de analyses opvallend verschillende effecten aan van BKE volgens de sociale klasse achtergrond van de leerling, maar niet volgens de SES-context van de school. Algemeen bieden de resultaten meer steun voor de sociale reproductietheorie. Suggesties worden geleverd hoe verder onderzoek naar bovengenoemde aspecten in tandem met scherpere metingen van kunsteducatie en schoolcontext een beter beeld kunnen geven van de relatie tussen kunsteducatie en schoolloopbanen.

  • Een vergelijking van compensatoir en conjunctief toetsen in het hoger onderwijs

    N. Smits, H. Kelderman, J.B. Hoeksma

    In het Nederlandse hoger onderwijs wordt steeds vaker overwogen om over te stappen op compensatoir toetsen. In deze bijdrage wordt beschreven wat compensatoir toetsen inhoudt en worden de argumenten voor dit toetssysteem beschouwd. Hoewel men vaak voor compensatoir toetsen kiest door de lage betrouwbaarheid van studietoetsen, heeft ook dit toetsregime last van onbetrouwbaarheid; het verschil met het bestaande systeem is welk soort beslisfouten de overhand heeft. We maken daarom onderscheid tussen de aard en precisie van beslisregels. Een probleem is dat de onderbouwing van compensatoir toetsen rust op gemiddelden in plaats van individuele scores, en wordt er vanuit besliskundig oogpunt een bedenkelijke aanname gedaan. Een ander probleem is dat compensatoir toetsen ertoe kan leiden dat fout-positieven op de koop toe worden genomen om fout-negatieven te vermijden. De toename van efficiëntie van het onderwijsproces kan dan ten koste gaan van het voldoen aan de eindtermen. De bijdrage wordt afgesloten met suggesties voor vervolgonderzoek.

  • De toegevoegde waarde van traditioneel vernieuwingsonderwijs: een studie naar de verschillen in cognitieve en niet-cognitieve opbrengsten tussen daltonscholen en traditionele scholen voor primair onderwijs

    P.H.M. Sins, S. Zee der van

    Met bijna achthonderd scholen maakt het traditioneel vernieuwingsonderwijs substantieel deel uit van het Nederlandse basisonderwijs: zo’n tien procent van het totaal aantal basisscholen is een traditionele vernieuwingsschool. Ongeveer de helft van de vernieuwingsscholen in ons land is een erkende daltonschool. Gezien de omvang en populariteit van daltononderwijs is het opmerkelijk dat er nauwelijks onderzoek naar de effectiviteit van dit type onderwijs is gedaan. Doel van deze studie is het vergelijken van de cognitieve en niet-cognitieve prestaties en burgerschapscompetenties van leerlingen op daltonbasisscholen met die van leerlingen op traditioneel ingerichte basisscholen. De scores van leerlingen in groepen 2, 5 en 8 op de gebieden taal, lezen, rekenen (cognitieve prestaties), welbevinden, cognitief zelfvertrouwen, taakmotivatie (niet-cognitieve prestaties) en burgerschapscompetenties zijn vergeleken, op basis van gegevens die verzameld zijn in het kader van het Cohortonderzoek onderwijsloopbanen (COOL5-18). Aan de hand van meerniveau-analyses is nagegaan in hoeverre er verschillen zijn tussen daltonscholen en traditionele scholen met betrekking tot deze opbrengsten. De resultaten laten zien dat er amper verschillen in opbrengsten zijn tussen daltonscholen en traditionele scholen voor wat betreft de taal-, lees- en rekenprestaties, de scores van leerlingen op de vragenlijsten over welbevinden, cognitief zelfvertrouwen en taakmotivatie en de scores van leerlingen op de vragenlijst over burgerschapscompetenties.