Vol 78 Nr 3 (2001)
Artikel
-
Self-efficacy en burnout bij leraren in het Studiehuis
Dit onderzoek bestudeert de relaties tussen self-efficacyverwachtingen1 en burnout bij leraren (N = 490) die onlangs innovatieve en fundamentele onderwijskundige veranderingen implementeerden in bovenbouw van havo en vwo (het zogenaamde Studiehuis). De nieuwe pedagogische en didactische benadering van het onderwijs komt in de plaats van het traditionele klassikale of frontale onderwijs in de tweede fase van het voortgezet onderwijs, i.e. de laatste jaren van de havo en de vwo. Kenmerkend voor de nieuwe tweede fase van de bovenbouw havo en vwo is dat leerlingen aangestuurd worden om onafhankelijk te werken, verantwoordelijkheid te nemen voor hun studieprestaties en met medeleerlingen samen te werken aan opdrachten. Traditioneel klassikaal onderwijs is in het Studiehuis vervangen door leerlinggerichte en coöperatieve strategieën waarin de leraar een meer begeleidende en adviserende rol heeft gekregen. De leerling in plaats van de leraar staat centraal en de leerstof dient actief verwerkt te worden. Gehypothetiseerd is dat de mate van burnout bij leraren kan worden voorspeld door (1) de mate waarin zij een negatieve attitude hebben jegens het Studiehuis en (2) de mate waarin zij verwachten de nieuwe methode te kunnen toepassen en de spanningen het hoofd te kunnen bieden die gepaard gaan met het implementatieproces (self-efficacyverwachtingen). Burnout is geconceptualiseerd als een drie-dimensioneel psychologisch syndroom bestaande uit emotionele uitputting, depersonalisatie en verminderde persoonlijke bekwaamheid. De onderzoeksresultaten laten zien dat de self-efficacyverwachtingen burnout significant voorspelden. De attitude van leraren jegens het Studiehuis blijkt echter geen significante voorspeller van burnout te zijn. Implicaties van de gevonden resultaten worden besproken.
-
Effect van toetsvorm en vraagtype op de moeilijkheid van de afsluitingstoetsen basisvorming: Een toepassing van multiniveau analyse met random kruisclassificatie
Toetsontwikkelaars blijken nog nauwelijks in staat te voorspellen hoe goed leerlingen presteren op items en toetsen (Bejar, 1983; Mellenbergh, 1971). Evenmin blijkt het eenvoudig een te moeilijke toets in de gewenste richting bij te stellen (Adams, Carson en Cureton, 1993; Alkema en Huson, 1971; Groen en Moelands, 1989). Mede daardoor zijn grootschalige en arbeidsintensieve proefafnames nodig om de (gewijzigde) moeilijkheid van de items langs empirische weg te bepalen. Bij gebrek aan bruikbare theorie over het effect van toetsen itemkenmerken op de prestaties lijkt het maken van items nog steeds eerder een kunst dan een kunde (Scheuneman en Steinhaus, 1987). Vandaar dat onderzoek naar de relatie tussen toets- en itemkenmerken en de prestaties van leerlingen wenselijk is.
-
Leeromgevingen volgens ouders en leraren: voorkeuren en realisatie
In verschillende sectoren van ons onderwijssysteem zijn de laatste jaren vernieuwingen in leeromgevingen voorgesteld, geïnspireerd door constructivistische opvattingen over leren. De implementatie ervan komt moeizaam van de grond. Leraren houden vaak nog vast aan traditionele, sterk gestructureerde leeromgevingen. Deze situatie roept de vraag op welke varianten van leeromgevingen leraren wenselijk achten en feitelijk toepassen. Gezien de invloed van het thuismilieu op de ondersteuning van leerlingen bij het leren is het bovendien van belang zicht te krijgen op ouderlijke opvattingen over leeromgevingen. In deze studie rapporteren we resultaten van een enquêtestudie naar opvattingen over en realisatie van verschillende leeromgevingen onder 636 ouders, 285 leraren en 951 leerlingen, afkomstig uit verschillende onderwijstypen. Drie varianten van leeromgevingen zijn onderzocht: directe instructie, zelfontdekkend leren en didactiek van authentiek leren. De resultaten wijzen uit dat leraren vrij vaak kiezen voor directe instructie en nauwelijks voor zelfontdekkend leren. Leraren creëren af en toe een leeromgeving waarin sprake is van authentiek leren. Voorts komen ouderlijke voorkeuren over het algemeen redelijk overeen met de didactische praktijken van leraren. Verder komt zelfontdekkend leren vaker voor in het basisonderwijs en middelbaar beroepsonderwijs dan in het voortgezet onderwijs en hangt de toepassing ervan samen met het vertrouwen van leraren in zelfsturing door leerlingen en een veranderde rolopvatting inzake onderwijzen. Toepassing van directe instructie houdt verband met de eigen leervoorkeur van de leraar.
-
Drop-outs per definitie kansloos? Een onderzoek naar het perspectief van zeer voortijdig schoolverlaters
In het kader van een grootschalig onderzoek naar schoolloopbanen en voortijdig schoolverlaten is een exploratieve studie uitgevoerd naar de situatie van zeer voortijdig schoolverlaters ofwel drop-outs in de jaren na het voortijdig verlaten van de school. In totaal zijn zij drie keer voor een interview benaderd. Het laatste interview is gehouden ruim vijf jaar nadat zij de school de rug hadden toegekeerd. In dit artikel wordt aandacht besteed aan de arbeidsloopbaan en - voor enkelen - de hernieuwde onderwijsloopbaan, maar ook de beleving en waardering van hun situatie komen aan de orde. Op basis van deze kenmerken wordt een typologie ontwikkeld. Vervolgens wordt in dit artikel de situatie van drop-outs belicht vanuit het perspectief van onderwijs, arbeidsmarkt en overheid. Vanuit die verschillende perspectieven kan de situatie van de onderscheiden typen als meer of minder problematisch worden beschouwd. Duidelijk wordt ook dat het niet gerechtvaardigd is een eenzijdig negatief beeld van vroegtijdige drop-outs te schetsen.