Vol 76 Nr 3 (1999)

Gepubliceerd: 1999-01-01

Artikel

  • Onderwijsinstituut Wiskunde, Katholieke Universiteit Nijmegen

    F. Keune

    In de door mij op 21 april 1998 uitgesprokeninaugerele rede (Keune, 1998a) heb ik betoogddat het huidige wiskundeonderwijs niet voldoende recht doet aan de aard van de wiskundeen dat het getalenteerde leerlingen geen uitda-ging biedt. Verder kondigde ik aan actie te zul-len ondernemen om de situatie te verbeteren.De rede heeft aanleiding gegeven tot discussiesover de doelstellingen van het wiskundeonder-wijs. Zulke discussies zijn hard nodig, want eris te weinig belangstelling voor de exacte vak-ken en we zullen ervoor moeten zorgen dat hetonderwijs zodanig is dat dit niet aan het onder-wijs zal liggen. Ik heb vele positieve reactiesontvangen, waaronder van veel van wiskunde-leraren. Negatieve reacties waren er van toen-malig staatssecretaris Netelenbos en van hetFreudenthal instituut. In NRC Handelsbladwerden mijn ideeën door Dirk van Delft op uit-stekende wijze verwoord (Van Delft, 1998).Zijn artikel was vergezeld van een reactie vande directeur van het Freudenthal instituut. Jande Lange. In de Nieuwe Wiskrant, een blad vanhet Freudenthal instituut, mocht ik een samen-vatting van mijn standpunt geven. Deze werdgevolgd door een commentaar van MartinKindt van het Freudenthal instituut (Kindt,1998). Beide reacties kwamen erop neer dat ikniet goed weet waar ik het over heb. De tweedeverwoordde dat overigens op een meer diplo-matieke wijze dan de eerste. Nu is er ook hetuitvoerige standpunt van Aad Goddijn van hetFreudenthal instituut (Goddijn, 1998). Dit arti-kel is een reactie op zijn beschouwingen.

  • Wiskunde- en taalvaardigheid ais voorspeller van B-keuzenin het voortgezet onderwijs

    D. Uerz, H. Dekkers , J. Dronkers

    Een groeiend tekort aan technisch en exactopgeleide afgestudeerden houdt de vraag naardeterminanten van verschillen in prestaties enkeuzen op dat terrein naar onder andere maat-schappelijke achtergrondkenmerken (sekse,sociaal-economische status, etnische herkomst,gezinssamenstelling) actueel. In dit onderzoekwordt, met behulp van secundaire analyses ophet VOCL-cohort 1989, nagegaan in hoeverre deafstand tussen wiskunde- en taaiprestaties vanleerlingen in het voortgezet onderwijs (ofwelde relatieve wiskundevoorsprong ten opzichtevan taal) intermedieert in de samenhang tussende genoemde achtergrondkenmerken en exacteen technische keuzen. Uit de analyses blijkt dat,naast de belangrijkste verklarende variabelegeslacht, de afstand tussen wiskunde- en taal-vaardigheid een relevante bijdrage levert in hetvoorspellen van de keuze voor exacte en techni-sche richtingen in het voortgezet onderwijs.Deze afstand tussen wiskunde- en taalvaardig-heid wordt op zijn beurt voorspeld door hetopleidingsniveau van de ouders, sekse en, voorleerlingen afkomstig uit de Antillen, Molukkenof Suriname, door gezinssamenstelling.

  • Realistisch modelleren van problematische wiskundigetoepassingsopgaven op de basisschool

    L. Verschaffel, E. Lasure

    Enkele jaren geleden hebben zowel Greer alsVerschaffel, De Corte en Lasure aangetoond datleerlingen uit de bovenbouw van de basisschooleen sterke neiging hebben om hun ervarings-kennis omtrent de concrete, reële situatie waar-op een rekenvraagstuk betrekking heeft, tenegeren tijdens het oplossingsproces. Daarbijfnaakten zij gebruik van een serie van speciaalontwikkelde opgaven waarbij er zich vanuitrealistisch oogpunt een probleem stelt bij hetomzetten van de probleemsituatie in een pas-send wiskundig model. In dit artikel wordt eenaantal vervolgstudies hieromtrent besproken.Eerst wordt ingegaan op enkele onderzoekin-gen waarin de resultaten uit de bovenvermeldestudies gerepliceerd zijn onder vrijwel identiekeomstandigheden. Dan worden twee lijnen vanonderzoek besproken naar de effectiviteit vanbepaalde ingrepen in de experimentele settingtlie erop gericht zijn bij de leerlingen een meer■'ealistische aanpak en oplossingswijze uit telokken. De eerste lijn betreft het toevoegen van'scaffolds' gericht op het verhogen van de alert-lieid van leerlingen tijdens het oplossen vandergelijke problematische opgaven; de tweedeliet verhogen van de authenticiteit van de expe-rimentele setting. Daarna komt onderzoek aanbod waaruit gebleken is dat ook (aspirant-)leer-krachten over het algemeen niet geneigd zijnom schoolvraagstukken op een realistische wij-26 te benaderen. Vervolgens wordt verslag uit-gebracht van een onderwijsexperiment waarin"len erin geslaagd is om de neiging van leerlin-gen tot niet-realistisch wiskundig modellerenaangepaste instructie te doorbreken. Aanbet einde van dit artikel wordt kort ingegaan opde theoretische, methodologische en onderwijs-Pfaktische implicaties van dit onderzoek.

  • Effecten en implementatie van een tutorprogramma voor risicoleerlingen

    A.J.M. Vosse

    In dit artikel worden de cognitieve effecten vaneen interventieprogramma voor rekenen/wiskunde beschreven, waarbij leerlingen uit groep 7 fun-geren als tutor voor risicoleerlingen uit groep 4.

  • De pedagogisering achterna. Een aanzet toteen genealogie van de pedagogische mentali-teit in de voorbije 250 jaar.

    M. Depaepe

    Omvattende, wetenschappelijk interessante,historische boeken over de pedagogiek in deNederlandse taal, zijn dun gezaaid. En dat zalnog verergeren: in de hedendaagse academi-sche wereld kan men geen waardering meeroogsten met het schrijven van boeken (inplaats van artikelen), al helemaal niet als diein een lokale taal als het Nederlands geschre-ven zijn (in plaats van in de Engelse wereld-taal), en zeker ook niet als het gaat om op syn-these gerichte beschouwingen (in plaats vanop empirische data gerichte analyses). Hetgetuigt dan ook van moed en onafhankelijk-heid als een belangwekkend en gerespecteerdgeleerde als Mare Depaepe - onderzoeksdirec-teur van het Fonds voor Wetenschappelijkonderzoek Vlaanderen en buitengewoon hoog-leraar in de historische pedagogiek aan de KULeuven - zich van een dergelijk klimaat nietsaantrekt en een diepgaand, breed georiënteerden zorgvuldig geconcipieerd boek aflevertover 250 jaar pedagogiek.