Vol 74 Nr 4 (1997)
Artikel
-
Voorlezen op school aan jonge kinderen:een review
In kindercentra en in kleutergroepen wordt praktisch dagelijks door leidsters en leerkrachten voorgelezen. Eén van de oogmerken is de bevordering van de taal en leesontwikkelingVan de kinderen. Dit artikel beschrijft eenfeview naar de effecten die het voorlezen opschool heeft op de taal en leesontwikkeling vanjonge kinderen (tot acht jaar). In totaal werdenelf studies (met twaalf steekproeven) gevondendie het voorlezen op een kindercentrum of opschool tot onderwerp hebben. De gecombineerde effectgrootte voor 'mondelinge taal' bedraagt .64, voor 'lezen' .22. Hoewel met namehet eerste effect niet te verwaarlozen is, wordtgewaarschuwd voor een al te optimistischeinterpretatie. De empirische basis is erg smal.Niet alleen is het aantal studies beperkt, maarook laat een kritische analyse van de studiesernstige tekorten zien, zowel in de opzet als Inde rapportage.
-
Handelingsaspecten bij het wederzijds leren van ervaren docenten
Samenwerking met collega's in netwerken vanscholen lijkt een goede manier voor ervaren docenten om van elkaar te leren en kan worden gezien als een vorm van professionele ontwikkeling. In dit artikel bespreken we een aantalaspecten van het handelen van docenten die dit'eren van elkaar kunnen bevorderen. Voor hetbeschrijven van de handelingsaspecten maken^e gebruik van de resultaten van een exploratief ontwikkelingsonderzoek over door deelnemers zelf gestuurde scholennetwerken (Galesloot, 1994). Ook recentere bevindingen inliteratuur en praktijk zijn verwerkt. Mede9ezien de recente 'explosie van scholennetwer•^en' in Nederland lijkt het ons goed van deze'leren bevorderende handelingsaspecten' verslag te doen. We belichten juist déze aspectenomdat ze naar onze mening ook van belang zijn'n andere, niet door deelnemers gestuurde, netwerken. Bovendien blijven ons inziens déze schijnbaar vanzelfsprekende handelingsaspecten in de huidige netwerkpraktijk onderbelicht.I^e door ons verkregen gegevens over genoemde handelingsaspecten kaderen we binnen deonderwijskundige principes voor het leren enopleiden van (oudere) volwassenen (Thijssen,1988, 1992,1996).
-
De lineariteitsillusie bij het oplossen van meetkundeproblemen door leerlingen van het secundair onderwijs
Lineair proportionele (of recht evenredige) verbanden tussen grootheden krijgen in het wiskundeonderwijs op elementair en secundair"iveau bijzonder veel aandacht. Men zegt dattWee grootheden recht evenredig zijn als hetmalen groter of kleiner worden van deene tot gevolg heeft, dat de andere evenveel"lalen groter of kleiner wordt. Dat dergelijkeVerbanden zoveel aandacht krijgen in het ele"lentair en secundair (wiskunde)onderwijs,l^onit doordat voor heel wat problemen uit dezuivere en de toegepaste wiskunde lineaire
-
Systeemtheoretische benaderingen bij de behandeling van klachten van jongeren
Vanaf het begin van deze eeuw zijn er publicaties verschenen waarin een verband wordt gelegd tussen psychiatrische stoornissen en de manier waarop leden van het gezin met elkaaromgaan (bijv. Flügel, 1921). In de jaren vijftigde op deze notie gebaseerde gezinstherapie een grote vlucht. In deze periode werd degezinstherapie ook steeds meer toegepast wanneer het ging om problemen met kinderen. Dezogenaamde 'Palo Alto' groep kwam in dietijd met haar concept van het 'schizofrenegezin': het gezin dat door haar manier van metelkaar omgaan (met name de communicatietussen moeder en kinderen) een grote kans liepom schizofrene kinderen voort te brengen. Debehandeling moest op die communicatie worden gericht (Bateson, Jackson, Haley en Weakland, 1956; 1963). Tot in de jaren tachtig hebben belangrijke systeemtheoretische auteursals Haley (1989) vastgehouden aan dit concept.Minder controversieel en meer praktisch was indie tijd het werk van Minuchin, de structurelegezinstherapeut. In de klassieker The familiesof the slums (Minuchin, Montalvo, Guemey,Rosman en Schumer, 1967) beschrijven hij enzijn medewerkers hoe men jonge delinquentenuit een kansarm gezin het beste met behulp vandat gezin kan behandelen. De ideeën in datboek staan, zoals we zullen zien, nog ten deleovereind.
-
Het AERA-Congres 1997, Chicago
De goed geoliede conferentiemachine van de AERA draaide dit jaar in Chicago. De voorbereiding en de organisatie van deze conferentie heeft in de afgelopen tientallen jaren een graadVan perfectie bereikt waar Europese organisaties als de EARLI en de BERA inmiddels met^nige jaloezie naar kijken. Het grote verschil isnatuurlijk dat de AERA het zich, met haar meer'^an 20.000 leden, kan veroorloven er een flin•^e Vaste staf op na te houden, terwijl kleinere""■ganisaties het voornamelijk moeten hebbenVan, veelal per conferentielocatie wisselende,groepen vrijwilligers. Het ziet er niet naar uit'^at hierin voorlopig verandering zal komen,Zeker nu het zelfs onhaalbaar is gebleken in'999 een gezamenlijke conferentie van EARLI
-
Een beweeglijke psyche. Over epigenese bij baby's
enIn"dit boek wordt een fundamentele vraag in de ontwikkelingspsychologie behandeld." Zo begint de samenvatting van dit proefschrift die samen met de stellingen voor de promotie losbijgeleverd werd. Die fundamentele vraagluidt: 'Hoeveel ruimte is er in de ontwikkelingspsychologische theorievorming voor deconstatering dat mensen in staat zijn nieuwegedragspatronen, nieuwe ideeën en gevoelens,nieuwe manieren van functioneren te ontwikkelen? Hoe dynamisch of historisch zijn detheorieën en verklaringen in de ontwikkelingspsychologie en welke bijdrage kunnen consequent epigenetische verklaringen leveren?''Psychische epigenese' verwijst hier naar hetverschijnsel dat er nieuwe ontwikkelingen zijnin gedachten, gevoelens, gedragingen van deindividuele persoon, van een bepaalde groepmensen of van de mensheid als geheel. Vanuitdeze vragen en haar eigen psychogenetischstandpunt bekijkt de auteur kritisch het veldvan theorieën t.a.v. de kinderlijke ontwikkeling, laat zien wat er aan bruikbaars overblijftvan die zo vaak heterogene theorieën en weettegelijk in haar eigen onderzoek te laten ziendat vanuit de door haar gecreëerde ruimtedynamischer, creatiever en dichter bij hetgewone leven staand onderzoek mogelijk is.