Vol 73 Nr 3 (1996)
Artikel
-
Evaluatie van een trainingsprogramma voor het coachen
In dit onderzoek wordt verslag gedaan van deresultaten van een training in coachingsvaardigheden voor schoolbegeleiders. Coaching kanworden gezien als een van de manieren om leraren te voorzien van feedback op hun functioneren en hen te stimuleren tot zelfreflectie. Onderzocht werd of schoolbegeleiders de kennis en devaardigheden uit het trainingsprogramma 'Deschoolbegeleider als coach' toepasten in huncoachingsgesprekken met leraren. Daartoe werden vóór en na de training coachingsgesprekken geanalyseerd volgens een quasiexperimenteel 'pretestposttest control group design'.Ook werd aan de gecoachte leraren gevraagdhun oordeel te geven over de toegepaste coachingsvaardigheden en over de mogelijke uitwerking van coaching op hun instructiegedrag. Eenpositief trainingseffect werd gevonden voor decoachingsvaardigheden die betrekking haddenop 'autonomiebevordering', het 'geven vanfeedback' (tijdens het nagesprek) en op 'doelgerichtheid' ten aanzien van het formuleren vanverbeteringsvoorstellen voor het instructiegedrag. Met betrekking tot het oordeel van de gecoachte leraren werden geen verschillen gevonden tussen gecoachte en nietgecoachteleraren. Het effert van coaching op de verbetering van hun Instructiegedrag werd door de leraren redelijk hoog ingeschat.
-
Effecten van voorschoolse stimulerings-programma's: een review van reviews
Bij de bestrijding van onderwijsachterstanden worden voorschoolse stimuleringsprogramma's in preventieve zin ingezet. In dit artikel wordt de vraag behandeld hoe sterk het effectvan zulke programma's op de ontwikkeling vankinderen is. Ter beantwoording zijn tienreviews verschenen tussen 1983 en 1993geanalyseerd. De reviews zijn op vier criteriabeoordeeld: de selectie van de bronstudies, decodering van de kenmerken van de studies, demanier waarop de resultaten van de studies zijngeïntegreerd en de correspondentie tussen degepresenteerde data en de getrokken conclusies. Acht van de tien reviews blijken ten aanzien van deze criteria ernstige tekorten te vertonen. De resterende twee reviews laten devolgende conclusies toe: a. na afloop van de interventie laten IQtesten en schoolvorderingentoetsen een gemiddelde winst van ongeveereen halve sigma zien; b. de winst op het socialedomein bedraagt ongeveer een kwart sigma; c.in de meeste gevallen is de winst na één tottwee jaar niet meer aantoonbaar; d. effecten opde schoolloopbaan worden in slechts enkelestudies aangetoond; e. er is weinig bekend overde consequenties van vormgevingskenmerkenvoor de effectiviteit van de programma's. Tenslotte, aangezien het meeste onderzoek tussen1960 en 1980 is uitgevoerd bij Amerikaanse achterstandskinderen, is de generaliseerbaarheidvan deze conclusies naar de huidige Nederlandse situatie waarschijnlijk beperkt.
-
Coördinatie van het vakonderwijs binnen scholen voorvoortgezet onderwijs: vaksecties en schoolleiding
Voor onderzoekers houdt dit beeld de opgave in om de juistheid ervan empirisch te toetsen. In onderhavig onderzoek is dit gebeurd door de coördinerende rol van vaksecties en het(midden)management ten aanzien van het vakonderwijs in scholen voor algemeen voortgezetonderwijs nader te onderzoeken. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat secties hunvakonderwijs sterker coördineren dan op basisvan de literatuur verwacht mag worden, al zijner tussen secties op verschillende vakgebiedenwel verschillen waar te nemen. Meer passendmet de literatuur is het feit dat de schoolleidingen vaksectieleiders wat betreft coördinatie vanhet vakonderwijs een geringe rol spelen. Verderlaten de resultaten zien dat er naar coördinerend vermogen duidelijk te onderscheidenschooltypen zijn. Aan de ene kant van het spectrum zijn er scholen waar de coördinerende rolvan vaksecties en (midden)management zwakontwikkeld is, aan de andere kant van het spectrum scholen met tegengestelde kenmerken.
-
De deugdenbenadering van de morele opvoeding
In de afgelopen jaren Is veel geschreven over decultivering en ontwikkeling van deugden. Tochontbreekt tot nu toe een systematische verheldering van de definiërende kenmerken van dezogenaamde deugdenbenadering van de morele opvoeding. In dit artikel worden drie definities van zo'n benadering onderscheiden en ineen logische volgorde besproken. Bij elke definitie wordt onderzocht of deze al dan niet van toepassing is op de cognitieve ontwikkelingstheorie van Kohlberg. Betoogd wordt dat zelfs devroege theorie van Kohlberg volgens de eerstetwee definities als een deugdenbenaderingmoet worden beschouwd. Alleen op grond vaneen derde definitie waarin wordt gerefereerdaan een deugdethiek, kan de deugdenbenadering als een werkelijk andere en nieuwe conceptie van morele opvoeding worden opgevat.
-
Een onderzoek naar het publikatiegedrag van Nederlandse pedagogen en onderwijskundigen
In dit artikel wordt betoogd dat het aantal internationale tijdschriftpubiikaties geproduceerdbinnen een project een goede aanduiding vormtvoor de kwaliteit ervan. Op basis van door deuniversiteiten aangeleverde gegevens wordtoverzicht gepresenteerd van de (in^er)nationale publikaties van Nederlandse pedagogen en onderwijskundigen. Aan de handvan dit overzicht wordt een aantal bevindingenVan de 'VSNUvIsitatiecommissieKnoers' vankritische kanttekeningen voorzien.
-
De onderzoeksvisitatie 1995
Allereerst stellen wij vast dat het alleszins nuttig is dat op gezette tijden evaluaties van onderzoeksprogramma's plaatsvinden. Het kanleiden tot (zelf)reflectie, het kan aanleidingzijn voor faculteits en universiteitsbesturenhet beleid bij te stellen, het kan impulsen gevenvoor het optimaliseren van onderzoeksactiviteiten op een bepaald onderzoeksgebied. Evaluaties worden tegenwoordig verricht door zogenaamde visitatiecommissies. Men zounatuurlijk wel moeten eisen dat zulke commissies zo objectief mogelijk te werk gaan. Objectiviteit en herhaalbaarheid dienen zo hoog inhet vaandel te staan, dat de gepubliceerde evaluatie aan elementaire eisen van wetenschappelijkheid voldoet.
-
Onderwijssociologie
In het afgelopen jaar heeft WoltersNoordhoffvrijwel al haar inleidingen in de onderwijswetenschappen geheel vernieuwd. Ook de oudeinleiding in de onderwijssociologie uit 1985 onder redactie van Peschar en Wesselingh is vervangen door een nieuw boek met een andere opzet.Het eerste dat opvalt is dat deze inleiding geheel door Peschar en Wesselingh geschreven isen niet door twintig verschillende auteurs. Dezeaanpak is zowel de omvang (deze is bijna gehalveerd) als de inhoud ten goede gekomen. De vorige inleiding miste elke structuur en bevatte ookhoofdstukken die slechts met veel moeite sociologisch genoemd konden worden (bijvoorbeeldde hoofdstukken over economie en recht). Denieuwe opzet heeft uiteraard ook zijn grenzen.Twee auteurs kunnen een minder breed veld bestrijken dan twintig specialisten.