Vol 69 Nr 4 (1992)
Artikel
-
Effectieve instructie volgens het directe instructiemodel
Dit artikel geeft een overzicht met betrekkingtot effectieve instructievocmen volgens het directe instructiemodel. Eerst wordt een omschrijving gegeven van het directe instructiemodel,vervolgens wordt ingegaan op de kenmerkenvan dit model en de uitwerking die het heeft gekregen in het procesprodukt onderzoek. Eenonderscheid wordt gemaakt tussen directe instructie voor uitvoerend handelen en directe instructie voor strategisch handelen. Onder invloed van vooral de cognitieve psychologieontstaat een constructivistische opvatting overleren en instructie waarbij explicite instructie incognitieve leerstrategieën en metacognitievevaardigheden belangrijke plaatsen innemen.Een aantal uitwerkingen van directe instructiegebaseerd op de cognitieve strategiebenadering wordt besproken. Centraal hierbij staat hetbegrip 'scaffolded Instruction': instructie dievan tijdelijke steigers is voorzien. Hierna wordtomschreven wat onder 'cognitief leerlingschap'wordt verstaan. Enkele Nederlandse bevindingen met betrekking tot de cognitieve strategiebenadering worden gepresenteerd. Tot slotwordt ingegaan op het vraagstuk van de implementatie in de klas.
-
Hoe leerlingen vergelijkingsvraagstukken begrijpen enoplossen: toetsing van een procesmodel via de techniek van het navertellen
Volgens de consistentiehypothese van Lewis enMayer (1987) hebben subjecten een duidelijkevoorkeur voor vergelijkingsvraagstukken meteen consistente structuur ("Piet heeft 37 knikkers. Tom heeft 23 knikkers meer dan Piet.Hoeveel knikkers heeft Tom?"). Worden ze geconfronteerd met een inconsistent vergelijkingsvraagstuk ("Piet heeft 37 knikkers. Hijheeft 23 knikkers minder dan Tom. Hoeveelknikkers heeft Tom?"), dan wordt dit mentaalgetransformeerd tot een consistente opgave alvorens tot de keuze van de geschikte rekenoperatie over te gaan. In onderhavig artikel wordtverslag uitgebracht van een onderzoek bij1011jarige basisschoolleerlingen dat tot doelhad de consistentiehypothese van Lewis enMayer (1987) te toetsen, gebruikmakend van detechniek van het navertellen. De resultaten vandeze studie leveren overtuigende bijkomendesteun voor deze hypothese.
-
Het Cito-Leerling-volgsysteem
In het meinummer 1991 van dit tijdschrift presenteerden Gillijns en Verhoeven het CitoLeerlingvolgsysteem. Dit systeem bestaat uiteen reeks gestandaardiseerde unidimensioneletests voor lezen, spellen, rekenen en andereleergebieden. In deze discussiebijdrage wordenverschillende problemen beschreven, waaronder de volgende:
-
Het Cito-Leerlingvolg-systeem: met het oog op depraktijk
Het Citoleerlingvolgsysteem biedt informatie en handreikingen aan de hand waarvan leerkrachten doordachte beslissingen over het onderwijs kunnen nemen. Ten aanzien van de inhoud ligt aan het systeem een cyclischontwikkeltraject ten grondslag dat de inhoudsvaliditeit van het meetinstrumentarium waarborgt. Ten aanzien van de psychometrie is gekozen voor afzonderlijke, unidimensionelemetingen, gebaseerd op een longitudinaal onderzoeksdesign en expliciet getoetste meet engroeimodellen, waardoor leerkrachten gripkunnen krijgen op multidimensionele constructen. De modeltoetsingen hebben echter nimmerhet karakter van een verificatie of falsificatievan hypothesen. Een dergelijke eis leidt uiteindelijk tot de conclusie dat elke vorm van metingof toetsing in het onderwijs onmogelijk is enlaat de onderwijspraktijk met lege handenstaan!
-
De AREA Annual Meeting:San Francisco 1992
Op het punt van vertrek naar San Francisco om het jaarlijkse congres van de American Educational Research Association (AREA) bij te wonen werd mij gevraagd de eveneens jaarlijkseAERAkroniek in Pedagogische Studiën teverzorgen. Het mooiste leek mij hierin eenstand van zaken van alle elf divisies weer te geven. Om dat te realiseren ben je uiteraard afhankelijk van collegacongresgangers. Zo'nverzoek te elfder ure bleek een struikelblokvoor de realisatie van zo'n totaal overzicht. Gelukkig vonden verschillende Nederlandse collega's, die zich onder de 9.000 geregistreerdedeelnemers begaven, mijn verzoeken tot medewerking tussen de wirwar van briefjes op de inhet Hilton hotel geplaatste mededelingborden.Een aantal van hen heeft daarna ook daadwerkelijk de pen gehanteerd. Mijn dank hiervoor.
-
Veranderingscapaciteiten van basisscholen.Onderzoek naar de functie van veranderings-capaciteiten binnen het innovatieproces ba-sisonderwijs
In kringen van auteurs op het gebied van onderwijsinnovatie is al vele jaren het begrip 'veranderingscapaciteit' populair. Over ditveelbetekenende en doorgaans wat vaag omschreven begrip gaat het proefschrift van VanGennip. Hij hanteert de volgende werkdefinitie:"Veranderingscapaciteiten zijn de vermogens ofvaardigheden van de school (dat wil zeggen deschoolleiding en het schoolteam) om het onderwijs binnen de eigen schoolsituatie te veranderen in de richting van gestelde doelen.' Bij dezeeigenschap van de basisschool gaat het niet oméén kwaliteit, maar nadrukkelijk om een aantalonderscheidbare capaciteiten. De auteur gaatvoor wat het gedeelte 'de gestelde doelen' betreft uit van het vemieuwingsconcept dat tengrondslag ligt aan de Wet op het basisonderwijs.