Vol 68 Nr 2 (1991)

Gepubliceerd: 1991-01-01

Artikel

  • Relaties met leeftijdgenoten van (semi-)residentieel behandelde kinderen

    M.A.G. AKEN , C.F.M. LIESHOUT , M.A. ROEFFEN

    Dit onderzoek richt zich op een groep van 136kinderen die (semi) residentieel behandeld werdin een Paedologisch Instituut. Onderzocht werdof in deze groep eenzelfde verdeling van socialestatustypen voorkomt als in klassen in het basisonderwijs, en aan welke gedragsdimensies dezeindeling in de ogen van groepsleiding en leeftijdgenoten gerelateerd is. Daarnaast werd onderzocht in hoeverre in leer èn leefgroep verworpen kinderen afwijken van andere groepen intermen van deze gedragsdimensies, en in termenvan hun gedragsprognose één jaar later.

  • Sociometrie door nominatie bij prelinguaal doveadolescenten

    C.F.M. LIESHOUT , J.M. RIK

    Bij normaalhorende kinderen kunnen doormiddel van sociometrisch onderzoek twee groepen risicokinderen worden onderscheiden, verworpen en genegeerde kinderen. In een onderzoek bij 109 adolescenten op verschillendescholen op een instituut voor doven werd eentypologie van sociometrische status gevondendie overeenkomt met onderzoeksbevindingen bijhorende kinderen in het reguliere onderwijs.Discriminant en factoranalyse laten hetzelfdepatroon van sociometrische status en socialewaardering zien als bij horende kinderen.Deauteurs komen tot de conclusie dat nominatiedoor leeftijdgenoten ook bij dove jongelui eenvalide manier is om sociale competentie temeten.De resultaten weerspreken de veelgehoorde meningen van clinici dat verbale methoden van onderzoek niet geschikt zijn voorgebruik bij prelinguaal doven, en dat relaties ingroepen dove kinderen verschillen van die bijhorenden.

  • Begeleiding op school van kinderen met relatieproblemen:het belang van afstemming en inbedding

    P.A. LIER , S.M. HOEBEN

    In Nederland is de bevordering van de sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen eenbelangrijke doelstelling van het onderwijs welke voortvloeit uit de wet op het basisonderwijs. De wet stelt dat het onderwijs zodanigdient te zijn ingericht dat leerlingen eenononderbroken sociaalemotionele ontwikkeling kunnen doormaken. De sociaalemotionele ontwikkeling wordt in belangrijkemate bepaald door relaties van kinderen metleeftijdgenoten. Sociaal competente kinderenzijn in interacties met leeftijdgenoten in staathun sociale cognities, vaardigheden, gevoelens en waardenoriëntaties zodanig vorm tegeven dat zij niet alleen hun eigen behoeften endoelstellingen, maar ook die van hun interactiepartners tot hun recht laten komen. Daarmee weten zij ook op termijn een gunstigontwikkelingsresultaat te bereiken.

  • Sekseverschillen in het voortgezet onderwijs: taalprestaties, taalattituden en taalactiviteiten op school en in de vrije tijd

    J.B. KUHLEMEIER

    In het algemeen wordt aangenomen dat meisjestaalvaardiger zijn dan jongens. Na analyse vande gegevens uit peilingsonderzoek in de derdeklas van het voortgezet onderwijs blijkt dat deluister, spreek en leesprestaties van meisjesniet substantieel hoger zijn dan die van jongens.Wel zijn meisjes in het voordeel waar hetschrijfvaardigheid betreft. Deze relatiefgunstige positie komt ook tot uiting in desamenstelling van de groep zeer slechteschrijvers: slechts één op de drie d vier slechteschrijvers is een meisje. Meisjes verschillengemiddeld niet substantieel van jongens in huntaalactiviteiten in de lessen Nederlands en bij deandere vakken. In hun vrije tijd besteden meisjesnaar eigen zeggen meer tijd aan schrijven,terwijl zij ook meer spreken en luisteren. Overhet algemeen hebben meisjes een meer positieveattitude ten opzichte van taal. Meisjes hechteneen groter belang aan schrijven, terwijl zij ookmeer plezier in schrijven beleven. Daarentegenrapporteren meisjes een hogere mate vanspreek en schrijfangst. Tot slot blijkensekseverschillen niet onafhankelijk van deinstrumenten waarmee gemeten wordt.

  • Buitenschools mediagebruik als voorspeller van technisch enbegrijpend lezen

    C.M. KOOLSTRA, T.H.A. VOORT

    In dit onderzoek is met hulp van multiple regressieanalyse geëxploreerd of de frequentiewaarmee kinderen uit groep 4 (N = 505) en 6(N = 515) thuis lezen en televisie kijken vanbelang is voor de leesvaardigheid. Na controlevoor de achtergrondkenmerken intelligentie,geslacht en sociaal milieu, blijkt het lezen vanboeken en strips positief bij te dragen aan devoorspelling van zowel het technisch (groep 4 en6) als het begrijpend lezen (alleen groep 6). Ditresultaat werpt twijfels op de veronderstellingdat het lezen van strips de leesvaardigheidschaadt. Hoewel het lezen van ondertitels vantelevisieprogramma's op zichzelf met name hettechnisch lezen lijkt te bevorderen, levert defrequentie waarmee kinderen televisie kijkeneen negatieve bijdrage aan de leesvaardigheid.Het gunstige effect van de oefening die het lezenvan ondertitels biedt, wordt blijkbaarverminderd doordat het televisie kijken langsandere wegen de ontwikkeling van deleesvaardigheid belemmert.

  • Verbeterden de loopbanen in het voortgezet onderwijs vanmeisjes door de Mammoetwet of door veranderingen in hetgezin?

    J. DRONKERS

    Vroeger onderzoek toonde aan dat de toenamein arbeidsmarktdeelname van vrouwen, coeducatie of de tweede feministische golf geenafdoende verklaring vormen voor het verdwijnen van onderwijsachterstanden vanvrouwen sinds de jaren vijftig. In dit artikelworden vier andere verklaringen voor ditverdwijnen getoetst: afname in gezinsgrootte,verandering van machtsbalans tussen mannenen vrouwen in het gezin, afname van het belangvan geslachtspecifieke schooltypen en detoegenomen meritocratisering. Deze verklaringen worden getoetst met behulp vanlandelijke longitudinale data van schoolloopbanen in het lager en voortgezet onderwijsvan twee generaties leerlingen: de eerste,geboren rond 1953 die het premammoetwetonderwijs volgde; de tweede, geboren rond 1965die het mammoetwet onderwijs kreeg. Deschoolloopbanen van mannelijke en vrouwelijkeleerlingen worden afzonderlijk geanalyseerdmet HO MALS en LIS REL. De verklaringenvan een verandering in de machtsbalans tussenmannen en vrouwen en de afname ingezinsgrootte worden gedeeltelijk gesteunddoor de uitkomsten. De verklaringen vanafname van geslachtspecifieke schooltypen entoegenomen meritocratisering worden niet doorde resultaten gesteund.

  • Een reactie op "Het koekoeksjong uit het ei van Columbus" van J. Scheerens

    J.F.M. CLAESSEN, N.A.J. LAGERWEIJ

    Het rapport "Schaal en kwaliteit in het basisonderwijs" van de Projectgroep Schaalvergroting Basisonderwijs blijft de gemoederenbezig houden. Na de publikatie van het rapport in augustus 1990 is er in de media eenstroom van reacties ontstaan van voorstanders en tegenstanders. Ook op massaalbezochte discussiebijeenkomsten in Zwolle,Amersfoort, Den Bosch en Rotterdam bleekdat het rapport leidt tot een tweedeling vanadhaesie of afwijzing. Voorstanders achtenvoldoende bewijslast aanwezig om de huidigetrend van schaalverkleining van basisscholente doorbreken en om te buigen naar schaalvergroting. Tegenstanders betogen dat de pro'svan schaalvergroting geenszins overtuigendzijn aangetoond en pleiten voor continueringvan de huidige situatie. Ook het kamp van deonderwijskundigen geeft een verdeeld veld tezien. Conferenties als "De grensverleggendebasisschool" in Eindhoven, "Schaal en kwaliteit in het basisonderwijs, expertise en contraexpertise" op de Flevohof en het symposiumvan de Vereniging voor Onderwijs Researchover "Schaal en kwaliteit in basisonderwijs"laten zien dat in kringen van onderwijskundigen de standpunten uiteenlopen. Na een kritische reactie van Creemers en Hoeben in hetTijdschrift voor Onderwijs Research plaatstScheerens nu in Pedagogische Studiën kanttekeningen bij de onderbouwing van het rapporten de inhoud van de adviezen.

  • Statistiek. deel 1, Datareductie-, deel 2, Theorie', deel 3, Toepassingen

    L.W.C. Tavecchio, M.W. Vooijs

    In hun voorwoord vermelden de auteurs dat een vande motieven voor het schrijven van deze inleiding"... een gevoel van onvrede over de bestaande inleidingen in de statistiek" is geweest. Met het door hengeschreven leerboek streven de auteurs er naarstudenten inzicht te verschafTen in statistische methoden, in plaats van een receptmatige "neem maaraan" aanpak te presenteren. Daarnaast wordt destatistiek zoveel mogelijk behandeld als een integraal onderdeel van het empirisch onderzoek. Dit integenstelling tot een geïsoleerde behandeling vanstatistische theorieën en methoden, zoals deze insommige andere statistiekboeken wordtaangetroffen.

  • Leesprestaties van leerlingen uit verschillende etnische groepen

    M.P. VINJE

    Doel van dit onderzoek was hel verloop na tegaan van de leesprestaties van leerlingen vanverschillende etnische herkomst gedurende debasisschoolperiode. Daartoe werden deprestaties voor technisch lezen, begrijpend lezenen spelling onderzocht bij alle leerlingen in deleeftijd van 6;8 tot 12;7 jaar in een steekproefvan 120 scholen. Onaßiankelijke variabelen inde eerste meting waren sociaal milieu van deleerling en percentage allochtone leerlingen inde schoolpopulatie. In de tweede meting warendat land van herkomst en schoolpopulatie.De belangrijkste verschillen werden gevondenbij begrijpend lezen en de kleinste bij technischlezen. De invloed van sociaal milieu en schoolpopulatie bleek beperkt, met sociaal milieu alsbelangrijkste variabele. De schoolpopulatiehing alleen samen met de leesprestaties vanallochtone en Nederlandse arbeiderskinderen.Het land van herkomst toonde verschillen tussenSurinaams/ Antiliaanse, Turks j Marokkaanseen Nederlandse kinderen. De achterstand tenopzichte van Nederlandse arbeiderskinderenbleef gedurende de gehele basisschoolperiodeongeveer even groot.