Vol 68 Nr 5 (1991)

Gepubliceerd: 1991-01-01

Artikel

  • Leerstrategieën van studenten in een zelfinstructie-leeromgeving

    J. VERMUNT

    In deze bijdrage staat de vraag centraal welkeleerstrategieën studenten in een zelfinstructieleeromgeving gebruiken en met welke factorenhet gebruik van deze strategieën samenhangt. Ineen serie onderzoeken werden 654 studenten vande Open universiteit ondervraagd over de studieactiviteiten die ze ontplooiden, over de wijzewaarop ze didactische maatregelen in het cursusmateriaal gebruikten, en over hun studieopvattingen en studiemotieven. De resultatenwijzen erop dat de studieactiviteiten die studenten verrichten vooral samenhangen met hetgebruik van zelfgestuurde leerstrategieën enmet studieopvattingen, en slechts in beperktemate met de sturingselementen die in het cursusmateriaal zijn opgenomen en met studiemotieven. Afgesloten wordt met consequenties voorhet ontwerpen van zelfinstructieleeromgevingen.

  • Ontwikkelingen in declaraiievekennis, een onderzoek naar veranderingen inkennisschemata van eerstejaars PABO-stu-denten.

    Th. Wubbels

    Het theoretisch kader van het proefschrift van Boei is volgens de auteur tot stand gekomen dooreen integratie van cognitiefpsychologische informatieverwerkingstheorieën in een handelingstheoretisch perspectief. Deze theoretische basis wordtbeschreven in hoofdstuk 1. Ik zou willen toevoegendat ook de theorie van Kelly over persoonlijkeconstructen een belangrijke rol speelt. Zij vormt debasis voor de repgrid die veel in het Leidse onderzoek wordt gebruikt. Uitgangspunt van de studie isdat declaratieve kennis mentaal wordt gerepresenteerd in de vorm van concepten en door middel vanproposities tussen deze concepten. Het geheel vandergelijke kennis over een bepaald onderwerpwordt een schema genoemd. Verondersteld wordtdat dergelijke schema's een belangrijke functie hebben voor het handelen. Overeenkomsten en verschillen in (de ontwikkeling van) de schemata metbetrekking tot het onderwerp 'goed onderwijzen'staan in deze studie centraal, omdat ze van grootbelang worden geacht voor de opleidingsdidactiek.

  • Het gebruik van interne woordstructuur door zwakke lezers

    E.M.H. ASSINK, W.J. JONG , G.P.A. KATTENBERG

    Recente theorieën over het leesproces gaan ervan uit dat leesvaardigheid samenhangt met het efjiciënt gebruik van orthografische structuur bij de woordherkenning. Veel is er nog onduidelijk over hoe dit precies werkt. Om hierovermeer inzicht te krijgen vergeleken wij goede enzwakke lezers in een experiment met eencomputergestuurde leestaak. Gekeken werdnaar de snelheid waarmee zij bepaalde typenregelmatige orthografische patronen verwerkten. Proefpersonen waren zwakke lezers uit hetLOMonderwijs. Zij werden gemateht met een3 jaar jongere groep, normale lezers (gem. Ift.9.4 jr.). Er waren twee controlegroepen: éénqua leeftijd vergelijkbare groep en één groepvlot lezende volwassenen. Uit de resultatenbleek dat zwakke lezers meer moeite haddenmet het snel verwerken van orthografischestructuur op subwoord niveau. Interessant iva^verder het gegeven dat zwakke lezers mindergevoelig bleken te zijn voor herhaalde aanbieding van het te beoordelen leesmateriaal.

  • Determinanten van vroege tweetaligheid

    L. VERHOEVEN

    Uit een groot aantal onderzoeken blijkt detaalvaardigheid van allochtone kleuters sterkuiteen te lopen. Om zo goed mogelijk te kunneninspelen op de taalontwikkeling van deze kinderen is inzicht nodig in de variabelen die dezeindividuele variatie verklaren. In een empirischonderzoek is bij 72 Turkse kinderen op het eindevan de kleuterperiode de mate van tweetaligheidvastgesteld en gerelateerd aan uiteenlopendeleerling, achtergrond en onderwijskenmerken.Wat betreft leerlingkenmerken is de intelligentie, het taalcontact en de sociaalcultureleoriëntatie van kleuters onderzocht. Het onderzoek naar achtergrondkenmerken spitste zichtoe op het taalgebruik en de culturele oriëntatievan de ouders, op de mate van geletterdheid vande ouders en op de mate waarin ouders belangstelling toonden voor het kleuteronderwijs vanhun kind. Ten slotte richtte het onderzoek naaronderwijskenmerken zich op de intensiteit vande interactie in de eerste en de tweede taal en ophet percentage anderstalige kinderen in de kleutergroep.

  • Sekseverschillen in onderwijsprestaties in Nederland

    K. BÜGEL

    Dc voorsprong die meisjes lijken Ie hebben in helheffin van de hasissehool veranderi in de loopvan de schoolcarrière in een aehlersland: eenzijdi)ie vakkenkeuze en lagere eijfers voor nagenoeg alle vakken hij de eindexamens van hetvoortgezet onderwijs. De schoolloopbaan vanmeisjes verhopt echter voorspoediger dan dievan jongens: ze gaan gemiddeld naar hogereschooltypen en doubleren minder. In vergelijking met het buitenland steken de prestaties vanNederlandse meisjes ongunstig af. Dit artikelgeeft een samenvatting van de gegevens over.sek.u'specifieke onderwijsprestaties in Nederland en van de verklaringen. De verklaringenworden geïntegreerd in een door Eccles en haarcollega's voorgesteld theoretisch model. Tenslotte wordt de invloed van karakteristieken vantoetsen op differentiële prestaties besproken, inhet bijzonder de vraagsoort en de toetsinhoudende rol van itembias.

  • Concepts, kinds, and cognitivedevelopment.

    J. Nelissen

    In deze recensie wordt aandacht besteed aan debegrippentheorie van Keil en aan de daarop gebaseerde onderzoeken.