Vol 67 Nr 4 (1990)
Artikel
-
Onlwerpcn als proces
In aiigiislus 19S()0\crlccil naccn korlMoiuligc ziekte (Ie (iiidcrwij'.kiimligc C ees Tcykcn. Hij wa\ alsJoccnl vctboiulcn aan ile nieuwe lerarenopleidingUMio I niniiiislc I cciiwanlen en bereidde naast ditwetk een dissertatie voor over het leren ontwerpensan piodiiklen van gtalischeen indiisirielc voinigesing. llij kon zijn nagenoeg gereedgekomen nianiisctipl niet meer aanbieden voor de promotie.Dank /ij de inspanningen van ?ijn cthigenoie,srienden en promotoren is bel voorgenomen proefschild alsnog gepubliceerd in dcsember
-
Evaluatie van een beleidsmaatregel
In 1984 is besloten tot een beleid, gericht opzorgverbreding in het basisonderwijs. HetVoornaamste beleidsinstrument werd een landelijke nascholingsoperatie. In dit artikelWordt verslag gedaan van een onderzoek naarde uitvoering en resultaten daarvan. Weschetsen kort het beleid (par. 2) en de opzetvan het evaluatieonderzoek (3). Daarna volgteen samenvatting van de uitkomsten van eenliteratuurstudie (4) en van gesprekken met hetMinisterie van OenW en de LPC over relevante evaluatiecriteria (5). Dan wordt de opzetvan het uitgevoerde surveyonderzoek beschreven (6). Ten slotte worden de uitkomstendaarvan gepresenteerd, in drie stappen: destand van zaken in het basisonderwijs voorafgaande aan de nascholing (7.1), de uitvoeringVan het beleid (7.2), en de resultaten daarvanC^S). Het artikel besluit met enkele conclusies(8).
-
Een onderwijsexperiment in verband met het ruimtelijke voorstellings-en structureringsvermogen
In vele alledaagse situaties worden we metruimtelijke problemen geconfronteerd, zoalswanneer we de weg zoeken naar een nieuwewinkel of de nieuwe woonplaats van eenvriend of wanneer we omwille van files in destad een alternatieve route uitproberen. Weleven bovendien in een tijd met snelle en overdadige informatiestromen uit alle hoeken vande wereld. Zelden slaan we deze ruimtelijk informatie bewust op in het geheugen. De geografische kennis van velen is dan ook erg verwarrend. Hier rapporteren we het ontwerp, deorganisatie en de besluiten van een onderwijsexperiment in verband met ruimtelijk redeneren, Wanneer twaalfjarige kinderen inzichtverwerven in de ruimtelijke basisconcepten,nl. perspectief, schaal, oriëntatie en symboolvoorstelling, kunnen ze mentaal ruimtelijkevoorstellingen construeren (cognitieve kaarten) die hen toelaten goede oplossingen te vinden voor ruimtelijke problemen op geografische schaal.
-
Rekenmethoden-onderzoek op de proef gesteld
Een de laatste tijd veel gehoorde vraag is, ofde gebruikte methode er wel toe doet. Harskamp c.s. beantwoorden naar aanleiding vanhun implementatie en effectonderzoek vanrekenwiskundemethoden op de basisschooldeze vraag ontkennend. Qua leerstof en qualeerresultaten blijken de methoden slechtsmarginaal te verschillen. In deze bijdragewordt nagegaan in hoeverre deze conclusiesen de bijbehorende aanbevelingen we! metrecht worden verkondigd. Uit de analysekomt naar voren dat de basis ervoor maarzwak is.
-
Kritiek op methodenonderzoek tussen wal en schip/title>E. HARSKAMP en C. SUHREIn haar Icritiek op het onderzoek naar re-ken/wiskundemethoden probeert Van denHeuvel-Panhuizen grond te verschaffen aan de hypothese dat verschillen tussen rekenme-thoden ook daadwerkelijk in de rekenresulta-ten van leerlingen zijn waar te nemen. Alsreactie op deze kritiek wordt er op gewezendat Van den Heuvel-Panhuizen voorbijgaataan het doel van het onderzoek, namelijk eenvergelijking te maken van de effecten van re-kenmethoden, zoals ze in de schoolpraktijkworden gebruikt. In onze repliek wordt uit-eengezet dat de specifieke analyses van leerin-houden en de metingen van specifieke imple-mentatiekenmerken van moderne methodendie zij in het onderzoek mist, niet aansluitenop de doelstelling van het onderzoek. Aan deconclusies van het onderzoek, dat er slechtsop één van de zes afgenomen rekentoetsenverschillen zijn tussen methoden, doet de kri-tiek geen afbreuk.
In haar Icritiek op het onderzoek naar reken/wiskundemethoden probeert Van denHeuvelPanhuizen grond te verschaffen aan de hypothese dat verschillen tussen rekenmethoden ook daadwerkelijk in de rekenresultaten van leerlingen zijn waar te nemen. Alsreactie op deze kritiek wordt er op gewezendat Van den HeuvelPanhuizen voorbijgaataan het doel van het onderzoek, namelijk eenvergelijking te maken van de effecten van rekenmethoden, zoals ze in de schoolpraktijkworden gebruikt. In onze repliek wordt uiteengezet dat de specifieke analyses van leerinhouden en de metingen van specifieke implementatiekenmerken van moderne methodendie zij in het onderzoek mist, niet aansluitenop de doelstelling van het onderzoek. Aan deconclusies van het onderzoek, dat er slechtsop één van de zes afgenomen rekentoetsenverschillen zijn tussen methoden, doet de kritiek geen afbreuk.
-
Cognitieve effecten van het systematisch leren programmerenin LOGO: een onderwijsexperiment bij zesdeklassers
De hoofdbedoeling van deze studie was hetontwikkelen van een krachtige LOGOleeromgeving gericht op het realiseren van devolgende voorwaarden voor het verwerven ende transfer van denkvaardigheden: 1. een voldoende kennis van de domeinspecifieke basisbegrippen van LOGO; 2. beheersing van debeoogde denkvaardigheden binnen de programmeercontext; en 3. deze denkvaardigheden ook in ten minste één ander inhoudsdonein kunnen toepassen. Een systematischonderwijsexperiment werd opgezet in drie zesdeklassen volgens de voortoetsnatoets opzet^et controlegroep. In twee experimenteleklassen vond LOGOinstructieplaats, met als'voornaamste component het aanleren van eenprogrammeerstrategie. In één van deze klassen werd de leerlingen bovendien uitdrukkelijk geleerd om de vaardigheden uit deze strategie te gebruiken in een ander vakgebied. Inde controlegroep vond geen interventieplaats. Op het einde van het schooljaar werdvooreerst nagegaan of de vooropgesteldetransfervoorwaarden vervuld waren. We stelden vast dat de eerste twee voorwaarden inbeide experimentele groepen gerealiseerd waren; de resultaten met betrekking tot de derdeVoorwaarde waren minder positief. Verderveerden verschillende transfertoetsen afgeno'Tten. De analyse van de resultaten wees uit dattransfer werd bereikt in beide experimenteleSroepen; dit suggereert dat het vervullen vande eerste twee vermelde voorwaarden voldoende is om transfer van denkvaardigheden'e bekomen.
-
Rekenfeiten in het cijferend optellen en aftrekken tot 100
De vraag naar de functionele rol van het automatiseren van de rekenfeiten bij het cijferendoptellen en aftrekken staat in dit onderzoekcentraal. Bij 58 lom en mlkinderen is nagegaan of beheersing van de rekenfeiten directvan in vloed is op de juistheid en het tempo vanoplossen. Eveneens is onderzocht of deze beheersing indirect via het gebruik van geavanceerde rekenstrategieën in de juistheid van hetantwoord tot uitdrukking komt. Er kon geensteun gevonden worden voor de hypothese datkinderen met meer rekenfeitenkennis bij hetoplossen van cijferopgaven minder vertraagdzouden worden door tientaloverschrijdingdan kinderen zonder rekenfeitenkennis. Hetontbreken van rekenfeitenkennis blijkt welvertragend te werken bij opgaven waarbij eentweecijferig getal opgeteld of afgetrokkenmoet worden. Daarnaast bleken kinderenzonder kennis van de rekenfeiten vaker eentelstrategie toe te passen en meer telfouten temaken dan kinderen die over meer geautomatiseerde rekenfeiten beschikken. Er lijkenaanwijzingen te zijn voor een functionele rolvan de rekenfeiten bij het cijferend rekenen.